This article was part of FORUM+ vol. 23 no. 1
Giuseppe Galli Bibiena's theatre decors: At the intersection of scenography and architecture
Jan Dewilde
Koninklijk Conservatorium Antwerpen
Wat de Bachfamilie betekent voor de muziek, dat is de Galli Bibienadynastie voor het theater: generaties lang zouden deze families, elk op hun domein, de toon aangeven. De Galli Bibienafamilie ontleende zijn dubbele naam aan de familienaam van stamvader Giovanni Maria Galli (1625-1665) én aan diens Toscaanse geboorteplaats Bibbiena. Na zijn studies bij de Bolognese schilder Francesco Albani (1578-1660) legde Giovanni de fundamenten voor een dynastie ‘pittori scenici’ die binnen en buiten Italië een grote renommee zouden verwerven. Hun laatbarokke beeldtaal was vooral aan de Habsburgse hoven bijzonder populair en tussen 1690 en 1787 zouden acht telgen van de Galli Bibienafamilie tal van somptueuze decorontwerpen maken voor vorstelijke opera-uitvoeringen, kroningsplechtigheden, huwelijken en begrafenissen. Ze werden in het bijzonder geroemd omwille van de grandeur en de pracht en praal van hun even gedetailleerde als omvangrijke decors.
Van alle Galli Bibiena’s zou Giuseppe de beroemdste worden. Misschien ook wel de veelzijdigste: op het snijvlak van verschillende disciplines werkte hij als decorateur, scenograaf en architect. Hij was evenzeer stielman als kunstenaar.
Giuseppe Galli Bibiena (1696-1757) werd in Parma geboren als tweede zoon van Fernando Galli Bibiena, bij wie hij de stiel leerde. Zo vergezelde hij zijn vader toen die in 1708 naar Barcelona werd geroepen om er de pompeuze huwelijksplechtigheid tussen Karl van Habsburg en Elisabeth Christine von Braunschweig-Wolfenbüttel aan te kleden. Later reisde Giuseppe met zijn vader langs de hoven van keizer Karl VI en kreeg hij steeds meer opdrachten voor het decoreren en ensceneren van Habsburgse feestelijkheden en solemniteiten. Zo ontwierp hij onder meer de katafalken voor de begrafenissen van zowat dertig nobellieden en vorsten.
In 1717 tekende Giuseppe in Wenen het decor voor Angelica, vincitrice di Alcina, een ‘festa teatrale’ van Johann Joseph Fux (1660-1741). Alles was erop gericht om het publiek niet alleen muzikaal maar ook visueel te verbluffen. Dat blijkt onder meer uit een ooggetuigenverslag van de Engelse Lady Mary Wortley Montagu (1689 - 1762) die als rondreizende ambassadeursvrouw toch wel een en ander gewoon was:
Nothing of that kind ever was more magnificent; and I can easily believe what I am told, that the decorations and the habits cost the emperor thirty thousand pounds sterling. The stage was built over a large canal, and at the beginning of the second act, divided in two parts, discovering the water, on which there immediately came, from different parts, two fleets of little gilded vessels, that gave the representation of a naval fight. It is not easy to imagine the beauty of this scene, which I took particular notice of. But all the rest were perfectly fine in their kind. The story of the opera is the enchantments of Alcina, which give opportunity for a great variety of machines, and changes of scene, which are performed with a surprising swiftness.
Lady Mary’s verslag somt alle elementen op die zo typisch waren voor Galli Bibiena’s theaterontwerpen: de vele decorwisselingen, de vernuftige toneelmachinerie, de overvloedige decoratie, het gebruik van water, het uitgekiende gebruik van perspectief en invallend licht, en de schitterende kostuums die vaak met goud en edelstenen bezet waren.
Giuseppe Galli Bibiena was actief in de belangrijkste muziekcentra van Centraal-Europa. Toen Karl VI zich in 1723 in Praag tot koning van Bohemen liet kronen, ging dat met indrukwekkende festiviteiten gepaard. Zo componeerde Fux speciaal voor de gelegenheid Costanza e fortezza, een ‘festa teatrale’ die werd uitgevoerd in een door Galli Bibiena speciaal hiervoor ontworpen openluchttheater. Het was een grote constructie (40 x 120 m), met een toneel dat 70 meter diep was. Aangezien een constructie in de openlucht geen afgescheiden loges toeliet, greep Galli Bibiena hier terug naar een oude theaterstructuur: een liervormig amfitheater. Dat werd bovenaan de laatste rij bekroond met een pilarengalerij die bedoeld was voor een staand publiek. Ook waren er aan weerszijden twee loggia’s voor de trompetters die Fux in een Venetiaans stereo-effect tijdens zijn openingssinfonia gebruikte. Het keizerlijke koppel werd op een platform onder een baldakijn getroond. De open constructie liet Galli Bibiena toe om de omgeving (de natuur, de rivier en het nabijgelegen kasteel) in zeer geslaagde perspectieven bij de opvoering te betrekken. Alles was erop gericht om te imponeren en de ‘Schaulust’ van het publiek te bevredigen. (Een litho met de afbeelding van het decor vindt u in al zijn pracht en praal op de achterflap afgedrukt.)
Het libretto voor zijn kroningsopera haalde Fux bij Pietro Pariati (1665-1733), Metastasio’s voorganger aan het hof van Karl VI. Hij ontleende de stof voor Costanza e fortezza – de Italiaanse vertaling van de kenspreuk van Karl VI: ‘Constantia et fortitudo’ – aan het verhaal van Livius over de verovering van Rome rond 508 v.Chr. door de Etruskische koning Lars Porsenna.
De uitvoeringen van Fux’ kroningsopera op 28 augustus – de geboortedag van de keizerin, aan wie het werk is opgedragen – en op 2 september zijn goed gedocumenteerd. Dat hebben we onder meer te danken aan Fux’ collega-componist Johann Joachim Quantz (1697-1773) die in het gezelschap van luitspelercomponist Silvius Leopold Weiss en cellist-componist Carl Heinrich Graun naar Praag reisde om er de uitvoering mee te maken. In zijn uitvoerige beschrijving van de uitvoering geeft Quantz ook mee dat Antonio Caldara (1670-1736) de maat sloeg ‘wegen der Menge der Ausführer’: om het grote orkest en koor te kunnen vormen waren ook musici uit Wenen gerekruteerd, en om hen voor die bijzondere gelegenheid te laten samenspelen met hun Praagse collega’s was er dus een dirigent nodig. Dat er kosten noch moeite werden gespaard, blijkt ook uit het feit dat de beroemdste zangers van die tijd waren geëngageerd. Onder hen de contralto Gaetano Orsini (1667-1750), een van de befaamdste castraten van het begin van de achttiende eeuw, die de rol van Porsenna vertolkte. Een belangrijke rol was weggelegd voor het koor dat ook de balletten begeleidde.
Dankzij de goede zorgen van musicoloog en componist Egon Wellesz (1885-1974) kreeg Fux’ partituur een moderne editie die in 1910 werd gepubliceerd in de monumentale reeks Denkmäler der Tonkunst in Österreich. Op YouTube is een geslaagde opname uit 1991 van het werk te vinden, met een keur aan topzangers en dirigent Howard Arman.
Na in Wenen, München en Praag gewerkt te hebben werd Galli Bibiena in 1744 door Margravin Wilhelmine naar Bayreuth uitgenodigd om er het interieur van het nieuwe operahuis te tekenen. Wilhelmine von Preußen (1709-1758) was net als haar broer, Friedrich der Große, muzikaal getalenteerd: ze zong en bespeelde verschillende instrumenten, componeerde en schreef libretto’s en nodigde beroemde musici aan haar hof uit. In het kleine Bayreuth, toen enigszins geïsoleerd van de belangrijkste culturele centra, liet ze samen met haar man Friedrich III von Brandenburg-Bayreuth een operahuis optrekken ter gelegenheid van het huwelijk in 1748 van hun dochter Elisabeth Friederike Sophie met Carl Eugen von Württemberg. Hofarchitect Joseph Saint-Pierre tekende het gebouw terwijl Giuseppe Galli Bibiena en zijn zoon Carlo het houten interieur creëerden. Waar de façade van het operahuis sober en klassiek is, baadt de zaal in een feestelijke en uitbundige Italiaanse barokstijl. De hele decoratie steekt vol picturale symboliek, bedoeld om het vorstelijke koppel te celebreren. Tijdens de dagenlange huwelijksfeesten werd het nog niet kant en klare operahuis ingespeeld met twee opera’s van Johann Hasse (1699-1783): Il trionfo d’Ezio en Artaserse. In tegenstelling tot vele hedendaagse architecten slaagde Galli Bibiena er wél in om de zaal een mooie akoestiek mee te geven…
Na de bloeiperiode onder Friedrich en Wilhelmine verzandde Bayreuth opnieuw in zijn provincialistisch bestaan en werd het operahuis steeds minder gebruikt. Dit ‘Schone slaapsterbestaan’ zou de redding van het operahuis betekenen. Oude operagebouwen werden met kaarsen verlicht en met haarden en vuurtjes verwarmd en na verloop van tijd brandden de meeste af. Schouwburgen die wél aan het vuur ontsnapten, werden dan weer grondig gemoderniseerd. Het ‘Markgräfliche Operahaus’ in Bayreuth is, op de goed weggewerkte bedrading en enkele weloverwogen ingrepen na, op bijna 270 jaar nauwelijks veranderd.
Bovendien is het als alleenstaand vorstelijk operahuis een ijkpunt: het theater maakt geen deel meer uit van een paleizencomplex, maar is opgenomen in de publieke ruimte, en is als dusdanig een voorafspiegeling van de grote negentiende-eeuwse operahuizen. In 1994 fungeerde het operahuis als decor voor de film over de castraatzanger Farinelli van de Belgische regisseur Gérard Corbiau. Deze parel van barokke opera-architectuur – en het hoogtepunt van Galli Bibiena’s carrière – werd dan ook in 2012 bijgeschreven op de Werelderfgoedlijst van de Unesco. Het gebouw, dat momenteel gerestaureerd wordt, is een pelgrimsoord voor elke rechtgeaarde theaterliefhebber!
Nog vóór de opening van het operahuis in Bayreuth trok Giuseppe in 1747 naar Dresden voor een grondige renovatie van het operahuis (dat in 1849 afbrandde). Eens die klus geklaard, zou hij in het begin van de jaren 1750, eerst occasioneel en daarna permanent, opdrachten vervullen voor Friedrich der Groβe. In Praag bijvoorbeeld werkte hij voor het in 1748 geopende Operalnia, het eerste publieke operatheater in Polen. Hij leverde er onder meer de decors voor de opvoeringen van een Italiaans operagezelschap in Dresden.
Naast het goed geconserveerde operahuis in Bayreuth kunnen de realisaties van Giuseppe Galli Bibiena alleen gedocumenteerd en bestudeerd worden via enkele schaars bewaarde schetsboeken en gepubliceerde ontwerpen. In 1740 voltooide Galli Bibiena Architetture e prospettive, een vijfdelige reeks gravures die de unieke synthese van zijn scenografische en architecturale activiteiten tonen met ‘teatri sacri’ (religieuze scènes), funeraire decors en imaginaire gebouwen. In 1744 werden nog twee delen aan de reeks toegevoegd. Deze publicatie zou het theaterdesign in Europa grondig beïnvloeden.
Verschillende van deze visueel verbluffende gravures uit Architetture e prospettive werden later heruitgegeven. Zo is een litho met de afbeelding van het decor voor de opvoering van Fux’ Costanza e fortezza, naast andere ontwerpen, opgenomen in een bundel met 26 losbladige platen met theaterdecors die in 1888 door Claesen in Berlijn werd gepubliceerd. Deze bundel kreeg de titel Theaterdecorationen, Innenarchitektur und Perspectiven: prachtvolle und grossartige Scenerien aus Opern und Schauspielen, welche an den Fürstenhöfen des 18. Jahrhunderts aufgeführt wurden: Entwürfe im Style des Barock von Giuseppe Galli Bibiena. Een indrukwekkende staalkaart van Galli Bibiena’s onovertroffen theaterkunst én een precieus werk uit onze historische theatercollectie!