This article is only available in Dutch.

The art school as an ecosystem

Towards transdisciplinarity. Room for non-artistic researchers within the ecosystem of the art school

Kristof Timmerman

Wanneer verschillende disciplines naast elkaar bestaan in eenzelfde oeuvre of werking spreken we van een “multidisciplinaire” praktijk. Daarnaast zijn er ook artistieke praktijken die over de grenzen van disciplines heen een coherente artistieke visie ontwikkelen. Daarbij zijn verschillende disciplines zo innig met elkaar verweven dat het onderscheid tussen deze of gene eigenlijk niet relevant is. In dat geval kan je spreken van een “transdisciplinaire” praktijk. Die transdisciplinariteit beperkt zich niet tot de kunsten: sommige kunstenaars of organisaties doorbreken in het artistieke proces ook de grenzen met andere maatschappelijke domeinen zoals wetenschap, zorg of onderwijs. Kristof Timmerman, voorzitter van de onderzoeksgroep Maxlab rond digitale kunst binnen de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten Antwerpen, breekt een lans voor meer transdisciplinaire samenwerking met niet-kunstenaars binnen het ecosysteem van een kunstacademie.

When different disciplines coexist within the same work or operation, we speak of a “multidisciplinary” practice. In addition, there are also artistic practices that develop a coherent artistic vision across the boundaries of disciplines. In such cases, various disciplines are so closely intertwined that distinguishing between them is actually irrelevant. In that case, one can speak of a “transdisciplinary” practice. This transdisciplinarity is not limited to the arts: some artists or organizations also break down the boundaries with other societal domains such as science, care, or education in the artistic process. Kristof Timmerman, chairman of the research group Maxlab on digital art within the Royal Academy of Fine Arts Antwerp, advocates for more transdisciplinary collaboration with non-artists within the ecosystem of an art academy.

Het is elk jaar opnieuw mijn favoriete onderdeel in het keuzevak Immersive Storytelling: de brainstormsessie waarin studenten van de Koninklijke Academie Antwerpen samen met studenten Toegepaste Informatica van de AP Hogeschool, in hun pasgevormde teams, ideeën spuien rond een virtual reality-ervaring die ze in het eerste semester ontwikkelen. De kunststudenten –studenten van alle opleidingen kunnen zich inschrijven, gaande van Grafisch Ontwerp over Fotografie tot Beeldhouwen en Mode –houden zich meestal niet in en gooien het ene intrigerende idee na het andere bizarre concept in de groep, waarbij de studenten informatica steeds wanhopigere blikken naar elkaar werpen en zich beginnen af te vragen hoe ze deze opdracht in hemelsnaam voor elkaar zullen krijgen. In de weken daarop etaleren de studenten informatica op hun beurt hun programmeerskills. De kunststudenten, die –laten we eerlijk zijn –vaak te lang in het conceptuele blijven hangen, raken onder de indruk van de hands-on-aanpak van hun teamleden. Zo ontstaat er, in het ideale verloop, een sfeer van wederzijds respect en waardering tussen de studenten en vertrouwen dat het gemeenschappelijke doel bereikt zal worden.

Van multi- naar transdisciplinair

Het keuzevak Immersive Storytelling is ontstaan uit een zogenaamd ‘multidisciplinair praktijkgericht wetenschappelijk onderzoeksproject’ (M-PWO) waar ik als artistiek onderzoeker gedurende twee jaar deel van uitmaakte. Deze vorm van onderzoek was door de AP Hogeschool Antwerpen in het leven geroepen om samenwerking over de verschillende departementen en Schools of Arts heen te stimuleren. Samen met andere, niet-artistieke onderzoekers – collega’s van ICT, Grafische en Digitale Media en Journalistiek – voerde ik onderzoek naar de ontwikkeling van verhaaltechnieken voor virtual reality-ervaringen en hoe zo’n gebruikerservaring versterkt kan worden door vernieuwende combinaties van visuele en narratieve technieken. Dit resulteerde in een werkwijze gebaseerd op de user-centred designmethode (UCD), een iteratief ontwerpproces waarbij ontwerpers zich in elke fase van het ontwerpproces richten op de gebruikers en hun behoeften. Bij UCD betrekken ontwerpteams gebruikers bij het gehele ontwerpproces via een verscheidenheid aan onderzoeks- en ontwerptechnieken, om voor hen zeer bruikbare en toegankelijke producten te creëren.

Illustratie van studentenproject “Portals().Rebirth” door studenten Bavo Debraekeleer (Electronics-ICT, België), Sonia Gupta (Electronics-ICT, België), Andreas Baert (Graphic Design, België), Miks Vigni (Jewelry Design, Italië), George Kvartskhava (Journalism, Georgia) en Paula Padilla (Journalism, Spanje).

De samenwerking vanuit verschillende disciplines werd tijdens dit onderzoeksproject als een grote meerwaarde ervaren, een meerwaarde die we ook wilden doortrekken naar de opleidingsonderdelen die op basis van de ontwikkelde verteltechnieken werden opgezet. Naast de bovengenoemde studierichtingen werd het vak Immersive Storytelling de voorbije jaren ook opengesteld voor studenten aan het Koninklijk Conservatorium en studenten Verpleegkunde, Vroedkunde en Orthopedagogie. Ondertussen is er elk jaar een zeventigtal studenten ingeschreven en eindigen we met een vijftiental VR-prototypes; een intens maar dankbaar traject.

Daarnaast werden reeds vier edities georganiseerd van de zomerschool Storytelling in Virtual Reality. An immersive encounter, gebaseerd op dezelfde verhaaltechnieken en methoden. De diversiteit tussen de participanten was daar de afgelopen jaren nog nadrukkelijker aanwezig: niet enkel de disciplines van de cursisten waren zeer verscheiden, ook hun achtergrond, leeftijd, nationaliteit, etc. zorgden voor een interessante samenstelling. Het hele programma werd hier geconcentreerd in twee weken in plaats van over een heel semester, wat de intensiteit binnen de samenwerking nog verhoogde.

Naast een proces voor de ontwikkeling van virtual reality-experiences zijn deze opleidingsonderdelen ook voorbeelden geworden van hoe transdisciplinaire samenwerking een belangrijke meerwaarde kan zijn voor onderzoek en onderwijs in de kunsten. De nadruk is de laatste jaren dan ook meer op co-creatie komen te liggen. Doorgedreven gebruik van digitale technologie in een kunstpraktijk vereist immers vaak complexe vaardigheden. Wanneer een kunstenaar deze vaardigheden niet zelf bezit, wordt een specialist – vaak een niet-kunstenaar – ingeschakeld. In de hierboven vermelde opleidingen gaan de studenten uit verschillende opleidingen aan de slag in een context van co-creatie. Samen bedenken en construeren ze een virtual reality-ervaring. Wanneer het studententeam erin slaagt het ‘hokjesdenken’ uit te schakelen en een transdisciplinair samenwerkingsverband te realiseren, zijn de resultaten merkbaar van een hogere kwaliteit.

Maar dan moeten de studenten er wel zelf in slagen om de barrières tussen de verschillende studierichtingen neer te halen. Je zou verbaasd zijn hoe hard ze die zelf in stand houden en zich erachter blijven verschuilen. Elk jaar zijn er een paar kunststudenten die ietwat gelaten melden dat ze het opgegeven hebben om de VR-ervaring op een artistiek aanvaardbaar niveau te krijgen. De reden is meestal dat ze niet voldoende menen te kennen van de gebruikte software waarmee hun teamleden de ervaring opbouwen. De student schilderkunst die dit academiejaar zelf in de game engine dook en ontdekte dat hij zelf texturen kon aanmaken waar de ICT-student de virtuele wereld mee opbouwde, bewees het tegendeel: als je over de grens van je eigen discipline stapt, leer je het werkproces beter kennen en kan je het beheersen en je eigen expertise veel beter inzetten.

Schematische weergave van transdisciplinair onderzoek.1

Hoe transdisciplinair onderzoek wordt gedefinieerd en hoe het zich verhoudt tot andere concepten blijft een zwaar bediscussieerde kwestie. Multidisciplinaire samenwerking is de meest traditionele benadering. Hierbij werken experts uit verschillende disciplines naast elkaar aan een project, waarbij elk teamlid zijn eigen expertise en kennis bijdraagt aan het project. De verschillende experts werken parallel aan het project en delen hun kennis en resultaten met elkaar. In multidisciplinaire samenwerking blijven de grenzen tussen de disciplines duidelijk zichtbaar en worden er geen nieuwe vormen van kennis of praktijken gegenereerd die deze grenzen doorbreken.

Interdisciplinaire samenwerking gaat een stap verder dan multidisciplinaire samenwerking. Hierbij werken experts uit verschillende disciplines samen aan een project waarbij ze hun expertise combineren om tot een gezamenlijk resultaat te komen. In tegenstelling tot multidisciplinaire samenwerking werken de verschillende disciplines niet alleen naast elkaar, maar worden hun kennis en methoden geïntegreerd om tot nieuwe kennis en praktijken te komen. Interdisciplinaire samenwerking leidt tot meer holistische en complexe oplossingen, omdat verschillende perspectieven en kennisgebieden worden gecombineerd.

Bij transdisciplinaire samenwerking werken experts uit verschillende disciplines niet alleen samen, maar vormen ze één geheel. De verschillende disciplines zijn niet langer afzonderlijke entiteiten, maar werken samen aan een gemeenschappelijk doel en integreren hun kennis, methoden en praktijken om nieuwe vormen van kennis en praktijken te genereren. Transdisciplinaire samenwerking gaat dus verder dan alleen het integreren van disciplines, maar omvat ook een verandering in de manier waarop disciplines zichzelf definiëren en hun grenzen afbakenen.2

Traditionele financieringsmechanismen zijn gericht op individuele disciplines of sectoren en niet altijd geschikt voor transdisciplinaire samenwerkingen.

Meer nog dan bij interdisciplinaire samenwerking, ligt bij transdisciplinariteit de nadruk op co-creatie. Om nogmaals het voorbeeld van de student schilderkunst te gebruiken: bij interdisciplinaire samenwerking zou deze student vanuit zijn eigen discipline blijven communiceren met de ICT-student in de hoop zo zijn ideeën omtrent de artistieke kwaliteit van het project over te dragen. Wanneer hij echter beslist om zelf, met de hulp van zijn teamgenoten, de software te leren kennen en daar zelf mee te experimenteren, treedt hij het transdisciplinaire proces binnen en krijgt hij meer grip op de artistieke kwaliteit. Tegelijkertijd trekt hij zijn teamgenoten, de ICT-studenten, mee in het artistieke onderzoek van het project. Ze ontwikkelen – zij het hier in dit studentenproject nog zeer beperkt – een nieuwe werkmethode die de co-creatie een stap verder brengt.

In transdisciplinaire samenwerking is het doel om tot nieuwe inzichten te komen die niet alleen relevant zijn voor de deelnemende disciplines. Hierbij gaat het naast het oplossen van specifieke problemen ook om het ontwikkelen van nieuwe manieren van denken en werken die relevant zijn voor een breed scala aan disciplines en maatschappelijke vraagstukken. Met andere woorden: transdisciplinair werk overtreft interdisciplinair werk in die zin dat het holistische perspectieven probeert te ontwikkelen door verschillende disciplinaire perspectieven te integreren, waardoor nieuwe kaders worden gecreëerd om problemen te begrijpen met als doel oplossingen te ontwikkelen.

Horseless carriage

Het ontwikkelen van nieuwe perspectieven en werkmethoden is uitermate belangrijk als we te maken hebben met nieuwe technologie of een nieuw medium waar we nog volop inhoudelijke invulling voor zoeken, zoals VR. Het blijven hangen in de eigen discipline en de eigen manier van denken wordt op een interessante manier beschreven door het horseless carriage syndrome, een term die wordt toegeschreven aan de mediatheoreticus Marshall McLuhan. Het verwijst naar het fenomeen waarbij nieuwe technologieën in eerste instantie worden ontworpen en gebruikt als directe vervangingen voor oudere technologieën. In de context van de uitvinding van de auto werd de auto in eerste instantie beschouwd (en ook benoemd) als een “paardloze koets” - een eenvoudige vervanging voor de koets, zonder wezenlijke veranderingen in de manier waarop mensen zich verplaatsten of in de infrastructuur van de wegen.

Volgens McLuhan heeft het horseless carriage syndrome echter ook invloed op de manier waarop nieuwe technologieën worden ontworpen en gebruikt, omdat de ontwerpers zich in eerste instantie vaak richten op het repliceren van de oude technologie in plaats van het exploreren van de nieuwe mogelijkheden die de technologie biedt. Dit kan leiden tot gemiste kansen en beperkte toepassingen van de nieuwe technologie. Bijvoorbeeld: in het geval van de auto was het pas nadat de technologie zich had ontwikkeld en de voordelen ervan duidelijker werden, dat mensen begonnen met het bouwen van speciale wegen, verkeerslichten en andere infrastructuur die beter was afgestemd op het gebruik van de auto. McLuhan gebruikte deze term om aan te geven dat we vaak geneigd zijn om nieuwe technologieën te zien als directe vervanging voor oudere technologieën in plaats van als nieuwe, fundamenteel verschillende middelen die nieuwe mogelijkheden bieden.3

Transdisciplinaire samenwerking kan nieuwe manieren van denken en werken ontwikkelen die niet beperkt worden door traditionele disciplinegrenzen. Zo kunnen experts optimaal hun kennis ten dienste stellen van het collectief.

Net zoals het horseless carriage syndrome beschrijft hoe mensen nieuwe technologieën proberen te begrijpen door ze te vergelijken met wat ze al kennen, kan het ook van toepassing zijn op samenwerkingsvormen tussen kunstenaars en wetenschappers. Het is mogelijk dat kunstenaars en wetenschappers die samenwerken in het digitale domein zich nog steeds laten beperken door hun eigen discipline en hun eigen manier van denken. Dit kan resulteren in een gebrek aan begrip voor de volledige potentie van de samenwerking en de nieuwe mogelijkheden die deze kan bieden.

Transdisciplinaire samenwerking is een manier om dit probleem te vermijden. Door het overschrijden van de grenzen van hun eigen discipline en het integreren van verschillende kennisgebieden, methoden en praktijken, kunnen kunstenaars en wetenschappers nieuwe manieren van denken en werken ontwikkelen die niet beperkt worden door traditionele disciplinegrenzen. Op die manier kunnen ze beter begrijpen wat mogelijk is in het digitale domein en kunnen ze nieuwe, innovatieve toepassingen ontwikkelen die verder gaan dan wat ze ooit voor mogelijk hielden.

In essentie kan transdisciplinaire samenwerking gezien worden als een manier om het horseless carriage syndrome te overstijgen door het ontwikkelen van nieuwe manieren van denken en werken die niet beperkt worden door traditionele disciplinegrenzen. Zo kunnen experts optimaal hun kennis ten dienste van het collectief stellen:

Experts must now extend their knowledge, not simply to be an extension of what they know in their specialized field, but to consist of building links and trying to integrate what they know with what others want to, or should, know and do. Bringing together the many different knowledge dimensions involved constitutes specific mixes with other kinds of knowledge, experience and expertise.4

Het ontbrekende onderzoekskader

De mogelijkheden voor een onderzoeker in de kunsten om in een transdisciplinaire verhouding met andere onderzoekers samen te werken, laat staan met niet-artistieke onderzoekers, zijn zeer beperkt. Artistieke onderzoekers zijn nochtans vragende partij, en ook vanuit de wetenschappelijk-technologische hoek is er steeds meer interesse om intense samenwerkingen aan te gaan. Maar voorlopig blijven onderzoeksopdrachten binnen de kunsten zich richten op kunstenaars en is er nauwelijks een kader om niet-kunstenaars te betrekken. Traditionele financieringsmechanismen zijn gericht op individuele disciplines of sectoren en niet altijd geschikt voor transdisciplinaire samenwerkingen.

Om een concreet voorbeeld te geven: in mijn eigen doctoraatsonderzoek Sense of Wonder. Artistic portals between the real and the virtual zet ik experimenten op en bouw ik installaties die toeschouwers toelaten om de overgang te maken van de fysieke, reële wereld naar een virtuele omgeving, gebruikmakend van virtual reality-headsets, projection mapping en/of spatial audio. Hier zijn vaak complexe technologische ontwikkelingen voor nodig. Binnen mijn onderzoeksmandaat zijn echter geen middelen voorzien om diepgaande samenwerkingen aan te gaan. Werkingsmiddelen om andere onderzoekers op zelfstandige basis te betrekken, zijn er nauwelijks. Personeelsmiddelen, naast die voor mezelf, zijn al helemaal niet beschikbaar.

Voor mijn onderzoek moet ik dus op zoek naar andere manieren om transdisciplinaire allianties aan te gaan. Het voordeel van een dergelijke zoektocht is dat je bij gesprekken met mogelijke partners meteen op zoek gaat naar raakvlakken. Welk belang, naast een onbestaand financieel belang, heeft de mogelijke partner om met een kunstenaar in zee te gaan, en vice versa? Er ontstaat dus vrij snel een beweging naar elkaar toe, waarbij naar gezamenlijke strategieën, methodologieën, onderzoeksvragen en output gezocht wordt. Maar om de juiste ‘match’ te vinden, heb je als kunstenaar een uitgebreid netwerk en behoorlijk wat communicatieskills nodig om de neuzen in dezelfde richting te krijgen.

Het ontbreken van een dergelijk netwerk bij de meeste artistieke onderzoekers zorgt ervoor dat ik, vanuit mijn coördinerende rol binnen de onderzoeksgroep Maxlab, voortdurend de vraag krijg of ik iemand ken die bepaalde technische skills bezit, iemand die de technologische kant van het onderzoek op zich zou kunnen nemen. De kunstenaar- onderzoeker die zelf de nodige technische knowhow en infrastructuur ter beschikking heeft, is immers een witte raaf. Zeker als het onderzoek zich in hoogtechnologische context afspeelt of op nog relatief onontgonnen terrein, is het zo goed als onmogelijk voor een artistiek onderzoeker om het project naar behoren aan te pakken zonder een samenwerking aan te gaan met een technologisch-wetenschappelijk onderzoeker.

Transdisciplinaire kunstorganisaties

Samenwerkingen tussen techno-wetenschappers en kunstenaars zijn nochtans niet ongewoon. Sommige organisaties hebben zich de laatste jaren gespecialiseerd in transdisciplinaire projecten. Ars Electronica Linz is een Oostenrijks cultureel, educatief en wetenschappelijk instituut actief op het gebied van nieuwe mediakunst. Het is een platform dat kunstenaars, wetenschappers, technologen en ontwerpers samenbrengt om te experimenteren met nieuwe technologieën. Ars Electronica organiseert een jaarlijks festival en beheert een multidisciplinaire R&D-faciliteit voor mediakunst, het Futurelab. Het festival werkt daarvoor samen met verschillende partners over de hele wereld – universiteiten, onderzoekscentra, bedrijven en culturele instellingen – om innovatie en ontwikkeling in mediakunst en digitale cultuur te bevorderen.

SEADS (Space Ecologies Art and Design), een transdisciplinair en intercultureel collectief van kunstenaars, wetenschappers, ingenieurs en activisten, vindt zijn oorsprong in eigen land. In de afgelopen jaren heeft het collectief, met onder andere bioloog en kunstenaar Angelo Vermeulen in de rangen, een reeks paradigmaverschuivende projecten gecreëerd waarin verschillende domeinen zoals beeldende kunst, neurowetenschappen, ecologie en ruimtetechnologie worden vermengd. SEADS gebruikt zijn eigen kenmerkende methodologie die is gecentreerd rond gemeenschapsvorming, co-creatie en bottom-updesign.

Ook dicht bij huis vinden we het Brusselse Constant, een organisatie die projecten opzet rond digitale media, feminisme en alternatieven voor copyright. Die projecten kunnen de vorm aannemen van beeldende kunst, muziek, design, stedenbouw, maar evengoed van een workshop of een digitaal archief.

GLUON, als laatste voorbeeld, is een artistieke werkplaats in het centrum van Brussel die projecten ontwikkelt op de grens van kunst, wetenschap en technologie. Verschillende Art & Research-labs verbinden kunstenaars en onderzoekers met culturele instellingen, bedrijven en universiteiten. GLUON investeert ook in de ontwikkeling van innovatieve leerervaringen voor jongeren en gaat na hoe kunstenaars en technologen hiertoe kunnen bijdragen.

Organisaties als Ars Electronica, SEADS, Constant en GLUON gaan prat op hun mensgerichte aanpak waarbij de sociale aspecten van technologische ontwikkelingen, zoals kunstmatige intelligentie, robotica, media-architectuur en interactieve technologieën, in aanmerking worden genomen. Ze benadrukken hoe het een belangrijke meerwaarde kan zijn voor wetenschappers om met kunstenaars samen te werken: kunstenaars zoeken vaak manieren om complexe ideeën op een toegankelijke en begrijpelijke manier te communiceren. Wetenschappelijk onderzoek richt zich immers vaak op abstracte ideeën en complexe processen die moeilijk te begrijpen zijn voor een breed publiek. Kunstenaars hebben de vaardigheden om deze ideeën te vertalen naar een menselijk perspectief. Ze kunnen door middel van hun werk de menselijke impact van wetenschappelijk onderzoek verbeelden en zo bijdragen aan een beter begrip en bewustzijn van deze kwesties.

Implementatie in een kunsthogeschool

Kan een dergelijke transdisciplinaire aanpak waarbij wetenschappers, technologen, software programmeurs, ingenieurs, enz. samenwerken met artistieke onderzoekers ook binnen een kunsthogeschool een plek krijgen? Binnen Maxlab zijn er embryonale initiatieven aanwezig. In de eerste plaats komen die van de onderzoekers zelf. Zo voert Studio Radiaal, een collectief van muzikanten, beeldend kunstenaars en een software-ingenieur, onderzoek naar liminale, multisensoriële ervaringen die de grenzen kunnen doen vervagen tussen analoog en digitaal, materieel en immaterieel, reëel en virtueel. De software die voor de performances op maat wordt ontwikkeld, is zo bepalend voor de output van het onderzoek dat ook de software-ingenieur onvermijdelijk een rol speelt bij het nemen van artistieke beslissingen. De onderzoeksvragen zijn zowel artistiek als technologisch en worden behandeld door elk lid van het collectief.

Maxlab stimuleert ook met eigen middelen een transdisciplinaire werking: voor het tweede jaar op rij werd een project geïnitieerd waarin artistieke onderzoekers van Maxlab en technologische onderzoekers van het Immersive Lab van de AP Hogeschool een intense samenwerking aangaan. Zo’n samenwerking start steeds met een reeks gesprekken waarbij gemeenschappelijke onderzoeksvragen worden vastgelegd. De artistieke onderzoeksvragen beïnvloeden de technologische onderzoeksvragen en vice versa. Onderzoekers stellen vast dat de kwaliteit van de output baat heeft bij een dergelijke aanpak: de artistieke kwaliteit stijgt door een hogere technische capaciteit, en de inhoudelijke meerwaarde die de artistieke component biedt, zorgt voor een hogere kwaliteit van de technologische output. 1+1=3.

Kunnen we dit doortrekken van onderzoek naar onderwijs? Binnen het onderwijs van een kunstacademie is transdisciplinariteit zeker geen nieuw gegeven. Samenwerking tussen verschillende kunstopleidingen, het organiseren van workshops, research classes en keuzevakken over de verschillende disciplines heen gebeurt frequent, al blijft het te vaak beperkt tot ad-hocinitiatieven, op een paar uitzonderingen na. Transdisciplinair samenwerken met niet-kunstenaars daarentegen is in een kunstopleiding zo goed als onbestaand. Heeft de wetenschapper, technoloog of ingenieur geen plek binnen het ecosysteem van de kunstacademie? Mijn ervaring met het keuzevak Immersive Storytelling en de zomerschool Storytelling in virtual reality. An immersive experience is dat het binnenbrengen van ‘externe’ experts een grote meerwaarde heeft. En ook de studenten ervaren dit zo:

We waren erg enthousiast om aan dit project te beginnen en hadden veel gekke ideeën. Iedereen kon zijn eigen mening over alles geven en stond erg open voor de meningen van de anderen. Het was interessant om te zien hoe verschillend de perspectieven van de verschillende studenten waren.

Als kunststudent was mijn voornaamste rol in dit team het inbrengen en verfijnen van ideeën. In het begin maakte ik me vooral zorgen over hoe ik nuttig kon zijn, aangezien ik niet bepaald iemand ben die technologische vaardigheden heeft. Het bleek dat de creatie, uitwerking en verfijning van het concept en het beheer van alle ideeën die op tafel kwamen van gelijke waarde waren voor het eindresultaat. Het is waar dat de ontwikkeling van de ervaring en de techniciteit die het proces vereist van cruciaal belang [zijn] om vorm en leven te geven aan het concept, maar zowel de technische als de conceptuele aspecten moeten in harmonie zijn tijdens het hele proces, zodat het kan bloeien zoals bedoeld.

Bij een transdisciplinaire samenwerking tussen kunst- studenten en studenten uit een niet-artistieke opleiding kunnen verschillende leerdoelen worden nagestreefd. Deze leerdoelen zijn:

  1. Kennisuitwisseling. Het delen van kennis en expertise tussen verschillende disciplines kan leiden tot een verrijking van het leerproces. Zo moeten kunststudenten gestimuleerd worden om kennis op te doen over de technologieën en wetenschappelijke methoden die worden gebruikt in andere disciplines, terwijl studenten van andere disciplines kunnen leren over de creatieve en innovatieve benaderingen van kunstenaars.
  2. Interdisciplinair leren. Bij een transdisciplinaire samenwerking leren studenten om buiten de kaders van hun eigen discipline te denken en te werken. Dit kan leiden tot een beter begrip van andere perspectieven en benaderingen, waardoor nieuwe inzichten kunnen ontstaan en innovatieve oplossingen kunnen worden ontwikkeld.
  3. Vaardigheidsontwikkeling. Bij een transdisciplinaire samenwerking kunnen studenten vaardigheden ontwikkelen die relevant zijn voor verschillende disciplines. Zo kunnen kunststudenten bijvoorbeeld leren hoe ze technologie kunnen gebruiken om hun artistieke praktijk te verrijken, terwijl studenten van andere disciplines kunnen leren hoe ze hun kennis kunnen visualiseren en communiceren via kunst en design.
  4. Samenwerken. Een transdisciplinaire samenwerking kan studenten leren hoe ze effectief kunnen samenwerken met niet-kunstenaars, mensen met verschillende achtergronden en expertises. Dit kan waardevolle ervaring opleveren voor toekomstige projecten en kunstpraktijken.
  5. Kritisch denken. Door samen te werken met mensen met verschillende perspectieven en benaderingen kunnen studenten leren om kritisch na te denken over hun eigen discipline en de bredere samenleving. Ze kunnen leren om vraagtekens te zetten bij heersende opvattingen en om alternatieve perspectieven te verkennen.

We merken dat kunststudenten wat betreft het inhoudelijke aspect en de storytelling vaak een leidende rol opnemen binnen het team. Die rol komt op een organische wijze vanaf het begin bij hen te liggen omdat ze gewend zijn om buiten de kaders te denken en daardoor kunnen bijdragen aan vernieuwende ideeën en benaderingen. Ze worden de regisseur of dramaturg van het project, de bewaker van de artistieke en esthetische kwaliteit en houden de andere teamleden bij het concept van het project. Doorgaans merken we uit ervaring dat teams waar een kunststudent deel van uitmaakt, inhoudelijk rijkere resultaten halen dan teams zonder kunststudent.

Een nog grotere invloed op de kwaliteit van het geleverde werk van de studententeams is de mate waarin de transdisciplinaire samenwerking wordt benaderd. Om het zo concreet mogelijk uit te drukken: hoe meer de studenten zich met elkaars werk bemoeien, hoe meer taken ze over de disciplines heen van elkaar overnemen, hoe meer ze uitleg vragen over elkaars werkprocessen, des te kwalitatiever en rijker worden de resultaten. Nog een indicatie: als wij ons als docent tijdens de eindpresentatie moeten afvragen: “Wie is nu ook alweer de kunststudent en wie de IT-student?” dan is de kans groter dat het studententeam hoog zal scoren.

Hindernissen

Als kunstenaar-onderzoeker samenwerken in transdisciplinair samenwerkingsverband is geen evidentie, laat staan als docent studententeams zover krijgen dat ze op een transdisciplinaire manier gaan samenwerken.

Daarom is samenwerken in transdisciplinaire teams geen garantie voor succes. Het brengt vaak communicatieproblemen met zich mee die kunnen variëren van subtiele misverstanden tot ernstige obstakels voor effectieve samenwerking.

Een transdisciplinair ecosysteem vereist ook een flexibele en inclusieve structuur. Traditionele hiërarchieën en disciplinaire grenzen moeten worden doorbroken om ruimte te bieden aan diverse perspectieven en benaderingen.

Een van de meest voorkomende communicatieproblemen is het verschil in taal en terminologie tussen disciplines. Elk vakgebied heeft zijn eigen vakjargon en technische termen. Wat voor de ene discipline vanzelfsprekend is, kan voor de andere verwarrend of onbegrijpelijk zijn. Zo moeten we de studententeams voortdurend stimuleren om elkaar goed uit te leggen, in lekentermen, waar elk lid op dat moment mee bezig is. Kunststudenten moeten duidelijk kunnen illustreren welke referenties ze voor het project relevant vinden en waarom, terwijl ICT-studenten aan de anderen moeten kunnen uitleggen waarom bepaalde ideeën technisch wél of niet kunnen ontwikkeld worden. De bereidheid om elkaar te blijven informeren over zaken die vanuit de eigen discipline een evidentie lijken, is een voorwaarde binnen een transdisciplinair samenwerkingsverband.

Culturele verschillen tussen disciplines spelen ook een rol. Elke discipline heeft zijn eigen professionele cultuur en sociale normen. Deze culturele verschillen kunnen leiden tot conflicten en misverstanden. Mensen kunnen ook (onbewuste) veronderstellingen hebben over andere vakgebieden, wat kan leiden tot vooroordelen en het niet serieus nemen van ideeën of standpunten van mensen uit andere disciplines. Studenten die weinig interesse of waardering tonen in de kunsten, zullen moeilijk in transdisciplinair verband kunnen samenwerken met kunststudenten. Bij het samenstellen van studententeams kijken we dus ook naar de persoonlijkheden: de niet-kunststudenten die met kunststudenten samenwerken, hebben bijvoorbeeld best een open en nieuwsgierige blik.

Daarnaast hebben verschillende disciplines vaak verschillende communicatiestijlen. Sommige disciplines kunnen formeler en technischer zijn in hun communicatie, terwijl andere meer open en expressief zijn. Dit kan leiden tot conflicten over wat als 'passende' communicatie wordt beschouwd. Een ander aspect is het gebrek aan context. Teamleden kunnen moeite hebben om de context en het belang van bepaalde informatie of beslissingen te begrijpen als ze niet vertrouwd zijn met de terminologie en praktijken van andere disciplines.

Ten slotte hebben verschillende disciplines vaak verschillende verwachtingen over de timing en frequentie van communicatie. Wetenschappelijke teams kunnen bijvoorbeeld gewend zijn aan frequente updates, terwijl kunstenaars meer tijd nodig hebben voor creatieve processen.

Het overwinnen van deze communicatieproblemen vereist bewustzijn en inspanning van alle betrokkenen. Het kan nuttig zijn om duidelijke communicatieprotocollen vast te stellen, te zorgen voor open en respectvolle communicatie en tijd te besteden aan het begrijpen van elkaars terminologie en praktijken. Het opbouwen van een gemeenschappelijk begrip en het erkennen van de waarde van diverse perspectieven kan helpen om effectieve transdisciplinaire communicatie te bevorderen.

Een transdisciplinair ecosysteem: een werk van lange adem

Om bovenstaande hindernissen te overwinnen is het van belang een omgeving te creëren waarin alle partijen opportuniteiten zien door op een transdisciplinaire manier samen te werken. Dit kan door communities te creëren waarin creatieve expressie en wetenschappelijk onderzoek hand in hand gaan. Het opbouwen van een dergelijk transdisciplinair ecosysteem vergt echter geduld en toewijding. Het is een proces van lange adem waarbij verschillende uitdagingen moeten worden overwonnen. Een van de eerste stappen is het creëren van een omgeving waarin kunstenaars en wetenschappers elkaar kunnen ontmoeten en inspireren. Bij voorkeur gebeurt dit op neutraal terrein, maar evidenter is om een uitwisseling te organiseren tussen artistieke onderzoekers, wetenschappers, docenten en studenten uit verschillende studierichtingen. Dit kan worden bereikt door het organiseren van evenementen, lezingen en workshops die de uitwisseling van ideeën en kennis bevorderen. Door ateliers, laboratoria, werkruimtes, computerlokalen en andere infrastructuren voor elkaar open te stellen wordt een wederzijdse nieuwsgierigheid geprikkeld die de start kan zijn van een gezamenlijke communicatie.

Een transdisciplinair ecosysteem vereist ook een flexibele en inclusieve structuur. Traditionele hiërarchieën en disciplinaire grenzen moeten worden doorbroken om ruimte te bieden aan diverse perspectieven en benaderingen. Dit betekent dat zowel kunstenaars als wetenschappers gelijkwaardig moeten worden betrokken bij het besluitvormingsproces en de ontwikkeling van onderzoeksprojecten. Er moet dus over gewaakt worden dat de kunsten niet geïnstrumentaliseerd worden in functie van het wetenschappelijk onderzoek, en omgekeerd, dat de wetenschap niet enkel ten dienste staat van artistieke projecten.

Het detecteren en omschrijven van gemeenschappelijke doelen is cruciaal binnen een transdisciplinair ecosysteem. Het vastleggen van speerpunten voor onderzoekslijnen, degelijke storytelling bij projecten en duidelijk omschreven output is onontbeerlijk om alle betrokkenen achter ditzelfde doel te scharen. Zo werken we voor het keuzevak Immersive Storytelling met vooraf bepaalde thema’s waaruit de studenten kunnen kiezen. De keuze voor het onderwerp is het eerste wat deze studenten, ongeacht hun opleiding, verbindt.

Het creëren van een transdisciplinair ecosysteem is een uitdagend maar uiterst lonend proces. Een levendige, onderzoeksgerichte community draagt bij aan zowel artistieke als wetenschappelijke vooruitgang. Binnen het kunstonderwijs biedt dit kansen voor studenten om vaardigheden te ontwikkelen op het gebied van samenwerking, communicatie en het integreren van verschillende disciplines. Het kan ook zorgen voor een meer mensgerichte en ethische benadering van technologie, en daarmee bijdragen aan een bredere maatschappelijke discussie over de impact van technologie op ons leven. Als artistiek onderzoeker, werkend met technologie, én als docent zie ik het dan ook als een missie om op de Academie ruimte te creëren voor transdisciplinaire samenwerking en studenten op te leiden om op een effectieve manier te kunnen samenwerken met mensen buiten hun eigen discipline.

+++

Kristof Timmerman

is doctoraal onderzoeker en oprichter van het transdisciplinaire collectief studio.POC. Hij is voorzitter van Maxlab, de onderzoeksgroep omtrent digitale kunst aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten Antwerpen.

kristof.timmerman@ap.be

Footnotes

  1. Aangepast van: Morton, Lois Wright, Sanford D. Eigenbrode en Timothy A. Martin. “Architectures of adaptive integration in large collaborative projects.” Ecology and Society, vol. 20, nr. 4, 2015, p. 5, dx.doi.org/10.5751/ES-07788-200405.
  2. Choi, Bernard C.K. en Anita W.P. Pak. “Multidisciplinarity, interdisciplinarity and transdisciplinarity in health research, services, education and policy: 1. Definitions, objectives, and evidence of effectiveness.” Clin Invest Med, vol. 29, nr. 6, Dec. 2006, pp. 351-64. PMID: 17330451.
  3. McLuhan, Marshall et al. The Medium is the Message. Ginkgo Press, 2001.
  4. Nowotny, Helga. “Democratising expertise and socially robust knowledge.” Science and Public Policy, vol. 30, nr. 3, 2003, pp. 151–56.