This article is only available in Dutch.

Research methods in the arts

Situating, sensitising, speculating. Artistic strategies in the transdisciplinary context of ON the LINE

Veerle Spronck

De samenleving staat voor ingrijpende maatschappelijke veranderingen die een transdisciplinaire aanpak vereisen. De kunsten worden steeds vaker gezien als essentieel in deze complexe vraagstukken. Maar welke bijdrage kunnen ze precies leveren? In dit artikel onderzoekt Veerle Spronck het project ON the LINE: De kunst van digitaal burgerschap als casus. Ze ontrafelt de diverse artistieke strategieën die gehanteerd werden in dit transdisciplinaire project, waarin HKU en Bibliotheek Utrecht samen onderzoek deden naar digitalisering.

Society is facing significant societal challenges that require a transdisciplinary approach. The arts are increasingly recognised as essential in addressing these complex issues. But what exactly can they contribute? In this article, Veerle Spronck explores the project ON the LINE: The Art of Digital Citizenship as a case study. She unravels the various artistic strategies that were employed in this transdisciplinary project, in which HKU and Utrecht City Library collaboratively conducted research on digitisation.

What’s ON the LINE?

“Stel nou dat ik bijvoorbeeld als experiment een ochtend lang alle stopcontacten in de bibliotheek wil afplakken, mag dat dan?” Met een nieuwsgierige blik kijkt de jonge kunstenaar naar de programmamaker Digitaal Meedoen van de Bibliotheek Utrecht. Ze moet even nadenken. Een vraag als deze krijgt ze niet zo vaak. Iedereen rond de tafel kijkt haar verwachtingsvol aan. “In principe zou dat moeten kunnen, als dat belangrijk is in jouw manier van werken?” zegt ze fronsend, “maar dan moet het wel goed opgeruimd worden daarna.” We zitten aan tafel voor een kennismaking: vijf kunstenaars, ontwerpers en artistiek onderzoekers gelieerd aan HKU (Hogeschool voor de Kunsten Utrecht) – Annabel Schouten, Bertrand Burgers, Leon van Oldenborgh, Martijn van Gessel en ikzelf – en Marieke van der Kruijs, projectleider Digitaal Meedoen bij de Bibliotheek Utrecht, die via haar contacten steeds andere medewerkers van de bibliotheek aan boord bracht. Het is de eerste officiële bijeenkomst van het artistiek onderzoeksproject ON the LINE: De kunst van digitaal burgerschap, dat we gezamenlijk gaan doen van februari tot juli 2023.1

In de hal van Bibliotheek Neude zit een bezoeker in De Afluisteraar. Vanaf dit punt in de installatie ben je in staat om af te luisteren wat er op de eerste verdieping gebeurt. Foto door Veerle Spronck.

Zoals de titel van het project al vertelt, deden we onderzoek naar digitaal burgerschap: de vaardigheden en kennis die je vandaag nodig hebt om op een ‘goede’ manier te navigeren in onze digitale wereld.2 Internet is een onderdeel van ons leven geworden en daarom is het nodig dat mensen digitaal vaardig worden en blijven. In Nederland spelen openbare bibliotheken daar een centrale rol in, aangestuurd en ondersteund vanuit het landelijke programma Digitaal burgerschap.3 Ook binnen het hoger kunstonderwijs is digitaal burgerschap een thema: het is van belang dat jonge makers digitale vaardigheden ontwikkelen en op de hoogte blijven van de ontwikkelingen in hun vakgebied en de wereld, bijvoorbeeld op het gebied van AI.4 Kortom, digitaal burgerschap is een grote maatschappelijke opgave op dit moment. In ON the LINE bogen we ons zes maanden lang over dit complexe thema met een groep kunstenaars, ontwerpers, onderzoekers en programmamakers met verschillende achtergronden en expertises.

Daarmee sluit het project naadloos aan bij een roep die de afgelopen jaren steeds luider klinkt vanuit de samenleving en de politiek: om te kunnen omgaan met complexe maatschappelijke vraagstukken waar de samenleving voor staat – denk aan klimaatverandering of digitalisering – is transdisciplinaire samenwerking nodig. Wetenschappelijk onderzoek zou de handen ineen moeten slaan met de kunsten, want de verbeeldingskracht uit de creatieve sector is nodig om in beweging te komen, zo wordt bijvoorbeeld in de Nederlandse landelijke politiek verondersteld.5 Maar wat betekent dit precies in de praktijk? In dit artikel gebruik ik ON the LINE om te reflecteren op die vraag. Belangrijk is dus dat dit geen stuk is over digitaal burgerschap, hoewel dat wel het onderwerp van ON the LINE was. In plaats daarvan gaat het op een metaniveau over het project als voorbeeld van kunst en transdisciplinariteit in de praktijk.

Om te kunnen omgaan met complexe maatschappelijke vraagstukken waar de samenleving voor staat – denk aan klimaatverandering of digitalisering – is transdisciplinaire samenwerking nodig.

In het project speelde ik namelijk een dubbelrol: ik was teamlid, maar tegelijkertijd ging ik ook te werk als etnograaf.6 Vanuit die tweede rol reflecteerde ik gedurende de looptijd en na afloop van het project op de onderzoekssituatie die er ontstond. In dit artikel deel ik de inzichten die ik vanuit dat etnografische perspectief opdeed. Ik breng aan de hand van het ON the LINE-project als kleinschalige casus in kaart op welke verschillende manieren de kunsten een rol zouden kunnen spelen in transdisciplinaire samenwerkingen. Welke artistieke strategieën en methodes werden in het project ingezet en wat leverden die op ten aanzien van digitaal burgerschap als maatschappelijk vraagstuk? Het is niet mijn doel om een allesomvattend antwoord te formuleren; dat staat immers niet in verhouding tot de schaal van de casus. In plaats daarvan wil ik de specificiteit van het project gebruiken om het enorme en abstracte thema van de rol van de kunsten in transdisciplinaire samenwerking concreter te maken. Om zo een bijdrage te leveren aan de theorie over en praktijk van kunstenaars en artistiek onderzoekers die werken in een complexe maatschappelijke context.

In de volgende sectie bespreek ik eerst de oorsprong en kenmerken van de notie ‘transdisciplinariteit’ om uit te pluizen hoe dat begrip al sinds het begin gelieerd wordt aan de kunsten. Vervolgens keer ik terug naar onze samenwerking in de bibliotheek, zet ik uiteen hoe we werkten en welke kunstwerken er ontstonden, om ten slotte te analyseren welke verschillende artistieke strategieën binnen dit project gehanteerd werden.

Transdisciplinariteit: van concept tot praktijk

Transdisciplinariteit speelt tegenwoordig een centrale rol in nationale en internationale discussies over kunst en wetenschap. We leven in een wereld waarin het noodzakelijk is om domeinoverschrijdend te werken als we echt een verschil willen maken.7 De term zelf is echter al ouder, want zijn oorsprong ligt in de jaren zeventig van de vorige eeuw.8 Vandaag, ruim vijftig jaar later, is transdisciplinariteit een gangbare praktijk geworden: onderzoeksfinanciers vragen wetenschappers consortia te vormen met praktijkpartners, citizen science is verworden tot een belangrijke onderzoeksvorm, en binnen het artistiek onderzoek worden nieuwe vormen van kennisproductie ontwikkeld. Om grip te krijgen op het soms ondoorzichtige begrip is het belangrijk om terug te keren naar de wortels ervan.

Tijdens de tentoonstelling van ON the LINE in Bibliotheek Neude speelden bezoekers met de kaarten uit het werk Technografie. Foto door Thomas de Wit.

Het concept ontstond binnen discussies over hoe wetenschappelijke kennisproductie inclusiever zou kunnen worden. Welke soorten kennis hebben geen plaats binnen de wetenschappen terwijl dat wel zou moeten? Er werden discussies gevoerd over het belang van niet-wetenschappelijke vormen van kennis die essentieel zijn om de steeds complexer wordende wereld van vandaag te begrijpen en deze te veranderen – wat weet een schaapsherder bijvoorbeeld dat een etholoog niet weet?9 Met andere woorden: de discussie was geopend over het belang van zogenoemde laymen: gebruikers, inwoners, vakmensen of ervaringsdeskundigen. In zijn toonaangevende artikel over de opkomst van transdisciplinariteit onderstreept antropoloog Jay Bernstein dat het geen sinecure is om zulke andersoortige vormen van kennis onderdeel te maken van het onderzoeksproces: dit daagt het gehele kader van disciplinair denken uit omdat er volstrekt nieuwe benaderingen ontwikkeld moeten worden.10 Maar wat kenmerkt die transdisciplinaire benaderingen dan? Wat hebben ze met elkaar gemeen? Bernstein laat aan de hand van een uitgebreide conceptuele analyse zien dat er drie kenmerken zijn die – al dan niet impliciet – steeds aan transdisciplinariteit gelinkt worden.

Ten eerste ontstaat in transdisciplinair onderzoek steevast een nieuwe relatie tussen subject en object. Waar onderzoekers normaliter onderzoek doen naar iets of iemand, verschuiven de rollen in transdisciplinaire projecten: “(...) it brings in the subjects of research participating in the research on an equal footing with the investigators”.11 Betrokkenheid en participatie van belanghebbenden worden cruciaal tíjdens het onderzoeksproces. Ten tweede toont Bernstein dat transdisciplinair onderzoek altijd maatschappelijk geëngageerd is: het richt zich op complexe vraagstukken, ook wel “wicked problems” genoemd, die veel mensen aangaan en die zich niet gemakkelijk laten definiëren met bestaande onderzoeksmethodes en waarvan het nog maar de vraag is of het echt mogelijk is om tot een eenduidige oplossing te komen.12 Ten slotte, en verbonden aan de eerste twee kenmerken, komt de rol van de kunsten aan bod:

A final characteristic of transdisciplinarity (…) is the tendency to think laterally, imaginatively, and creatively not only about solutions to problems but to the combination of factors that need to be considered. Inputs from the arts and humanities can transform research and education in sustainability or other topics traditionally viewed as scientific into an entirely new kind of product.13

Het is opvallend dat de kunsten, met hun veronderstelde mogelijkheid om anders te denken en te verbeelden, kunnen worden geïnterpreteerd als een middel om de eerste twee kenmerken van transdisciplinariteit in de praktijk te brengen. Er zijn nogal wat verwachtingen van de bijdragen die de kunsten kunnen leveren aan transdisciplinair onderzoek, zo stelt ook wetenschapssocioloog Simone Rödder: “In theory and practice, there is broad consensus that there is something to be gained from encouraging artists and scientists to collaborate. Where to look for this benefit, however, is open to debate, and research”.14 Wat die meerwaarde van kunst en creativiteit dus exact is, wordt nogal eens in het midden gelaten.

Kortom, volgens Bernstein onderscheidt transdisciplinair onderzoek zich van ander onderzoek door een verschuiving in relationaliteit (tussen object en subject en tussen verschillende soorten kennis), maatschappelijkheid (engagement en betrokkenheid bij wat speelt in de samenleving) en creativiteit (het belang van verbeelding en transformatie).

ON the LINE als transdisciplinair project

Als we Bernstein volgen, heeft een transdisciplinair project dus in ieder geval drie kenmerken. Vanuit deze lens kijk ik naar ON the LINE. Ook in ons project vormde een wicked problem de aanleiding voor de samenwerking tussen de Bibliotheek Utrecht en HKU: digitaal burgerschap. Het omvat vraagstukken omtrent toegang tot digitale middelen, digitale geletterdheid, privacy en de invloed van technologie op de maatschappij.15 Om niet overweldigd te raken door de grootte van het onderwerp, besloten we te onderzoeken hoe digitaal burgerschap een rol speelt in één specifieke locatie van Bibliotheek Utrecht, namelijk Bibliotheek Neude.

We speelden daarnaast met de verhoudingen tussen kunstenaars, ontwerpers, onderzoekers, bibliotheekmedewerkers en bezoekers. Het onderzoeksteam stapte niet zozeer als experts de context binnen, eerder gingen we als nieuwsgierige nieuwelingen op onderzoek uit. We richtten een publieke werkplek in de grote hal in, en werkten een dag per week op locatie aan het project. Van daaruit werkten we expliciet samen met lokale menselijke (bezoekers, collectiebeheer, bewaking, mediateam) en niet-menselijke actoren (laptops, ethernetpoorten, microfoons, het gebouw). We bepaalden niet vooraf wie of wat belangrijk zou zijn en onze aandacht wel of niet waard was. Ook artistiek gezien besloten we geen hiërarchie aan te brengen in ons team: in plaats van autonome kunstenaars die individueel werkten, functioneerden we als een collectief dat samenwerkte aan het vraagstuk.

Via publieke testlabs konden we onze ideeën en voorlopige resultaten presenteren, feedback verzamelen en de dialoog aangaan. Uiteindelijk werkten we naar een tentoonstelling toe.

Creativiteit en verbeeldingskracht waren evident in ON the LINE. Aan het begin van onze zes maanden durende onderzoeksperiode wisten we nog niet hoe de tentoonstelling en de kunstwerken er uiteindelijk zouden gaan uitzien. Via artistieke onderzoeksmethodes verzamelden we materiaal en inzichten, op basis waarvan de nieuwe werken werden gecreëerd. Dit proces resulteerde uiteindelijk in vier nieuwe kunstwerken, elk ontstaan uit ons artistiek onderzoek naar de relatie tussen mens en technologie in de bibliotheek. Technografie, gemaakt door kunstenaar en game designer Leon van Oldenborgh en mijzelf, is een verzameling kaarten die de technologische systemen in de bibliotheek uitlichten. Van Oldenborgh maakte ook De Data Automaat, een interactieve installatie die inzicht biedt in de data-uitwisseling in de bibliotheek. Geluidskunstenaar Annabel Schouten creëerde De Afluisteraar, een analoge afluisterinstallatie die ons laat ervaren hoe smartphones ons kunnen horen en data verzamelen. Ten slotte maakten speculatief ontwerper Bertrand Burgers en docent-onderzoeker Martijn van Gessel nog het werk Pigment, een grote installatie met gekleurde, plexiglas schermen en AI-gegenereerde gedichten waarin onverwachte perspectieven op technologie verkend worden. Hoewel er per werk één of twee teamleden de leiding namen, droeg de rest van het team structureel bij tijdens het proces door samen te testen, feedback te geven en mee te werken waar dat nodig was.

In het vervolg van dit artikel zet ik uiteen welke drie verschillende strategieën er werden ingezet bij het maken van deze werken. Er was geen vooropgezet plan met artistieke methodes en strategieën die we wilden gebruiken; in plaats daarvan reflecteer ik op wat er onderweg ontstond. Daarbij bespreek ik zowel het kunstwerk als het onderzoeksproces dat tot het werk leidde.

Situeren – werken in/met de context

“Zit daar nog een ethernetpoort?” Van Oldenborgh kruipt op zijn knieën onder de tafel uit en knikt. Met zijn tweeën speuren we alle vier de verdiepingen van het bibliotheekgebouw af naar technologische systemen. Met de plattegronden in de hand markeren we vier uur lang zo nauwkeurig mogelijk waar alle stopcontacten, ethernetpoorten, printers en andere technologische systemen zijn in het gebouw. In mijn notitieboekje teken ik de apparaten die bezoekers zelf bij zich hebben, zoals hun stekkers die in een van die vele stopcontacten gestoken worden. Deze tijdsintensieve klus doen we niet voor niets. Digitaal burgerschap is een thema dat vaak in nevelen gehuld blijft: het kan van alles betekenen, maar concreet worden is lastig. We wilden die vaagheid wegnemen door ons te richten op de daadwerkelijke context van de bibliotheek. Dus brachten we in kaart waar relaties tussen mens en technologie zich manifesteren in het gebouw van Bibliotheek Neude.

Tijdens de tentoonstelling van ON the LINE in Bibliotheek Neude interageren bezoekers met De Data Automaat. Foto door Thomas de Wit.

De gebruiker van De Data Automaat krijgt aan het einde van de interactie een enorme bon waarop staat welke data je inlevert voor het gebruik van gratis technologische diensten. Hier tentoongesteld op HKU in september 2023. Foto door Olaf Schouw.

De eerste artistieke strategie die we inzetten om grip te krijgen op het vraagstuk stond in het teken van ‘situeren’. Al tekenend, observerend en makend probeerden we ons bewust te verhouden tot de specifieke context waarbinnen het onderzoek plaatsvond. We deden dus niet zomaar onderzoek naar digitaal burgerschap in het algemeen, we deden dat in een specifieke openbare bibliotheek. Deze strategie heeft veel gemeen met etnografische methodes die oorspronkelijk uit de antropologie komen. Net zoals een etnograaf dat zou doen, betraden we een onbekende situatie en deden we ons best om deze te begrijpen door goed te observeren. We schreven notities, maakten tekeningen, plattegronden en categoriseerden onze bevindingen. Maar in hoeverre zijn zulke etnografische observaties een artistieke strategie?

De afgelopen jaren heeft de overlap tussen kunst en antropologie een plek gekregen binnen universitaire curricula: er zijn opleidingen visuele antropologie en er wordt onderzoek gedaan naar sensorische vormen van etnografie.16 Tegelijkertijd wordt er, getriggerd door Hal Fosters artikel “The Artist as Ethnographer?”, al decennialang gediscussieerd of het wel wenselijk is dat de kunstenaar de rol van een etnograaf aanneemt.17 In plaats van die discussie aan te gaan, onderzocht etnograaf en expert op het gebied van artistiek onderzoek Ruth Benschop hoe een kunstpraktijk kan functioneren als een vorm van “high-risk ethnography”, waarbij de kunstenaar zichzelf volledig onderdompelt in een cultuur en afwacht wat er gebeurt.18 Benschop analyseert aan de hand van de praktijk van de Finse performancekunstenaar Pilvi Takala hoe de kunstenaar artistieke methodes inzet om te interageren met de situatie die ze onderzoekt. Hierbij gaat de etnografische aanpak van Takala een stap verder dan de inzet van artistieke methodes ter documentatie van een situatie – ze is er expliciet op uit om te interveniëren. Een bekende performance van Takala die Benschop beschrijft, The Trainee, vindt plaats op de marketingafdeling van het bedrijf Deloitte, waar de kunstenaar een maand lang werkt als stagiaire. In die rol doet ze formeel niets verkeerd, maar houdt ze zich niet aan de lokale normen door bijvoorbeeld urenlang in de lift te werken in plaats van aan haar bureau. In de video die resulteert uit de maandlange interventie is te zien hoe haar ‘luiheid’ in toenemende mate als aanstootgevend wordt gezien door collega’s.19

Strikt genomen kan een etnografisch-artistieke aanpak dus bestaan uit twee verschillende strategieën: enerzijds is er de kant van de visuele antropologie, waarbij er artistieke methodes (zoals tekenen, fotografie of video) worden ingezet om een situatie te documenteren en fieldnotes te maken. Anderzijds kunnen kunstenaars, zoals Benschop aantoont, een stap verder gaan door hun artistieke methodes in te zetten om te interveniëren in de context, om zo anderen opnieuw te doen kijken naar hun eigen gedrag en normen. De twee werken waar Van Oldenborgh aan werkte, Technografie en De Data Automaat, zijn allebei verwant aan deze strategie. Maar wel ieder op een andere manier.

Technografie ontstond op een heel directe manier uit het observerende werk dat hij en ik samen deden om de technologische systemen in de bibliotheek in kaart te brengen. Op basis van onze fieldnotes en mappings besloten we een serie plattegronden te maken van het bibliotheekgebouw, waarop de technologische systemen zichtbaar werden gemaakt. Zo was er bijvoorbeeld een kaart met alle ethernetpoorten, een met alle stopcontacten, een met alle printers, enzovoorts. We besloten deze kaarten op plexiglas te drukken en ze vast te maken op een houten frame. Hierdoor ontstond er een werk waarbij bezoekers van de bibliotheek letterlijk door onze observaties konden bladeren en spelenderwijs verschillende technologische systemen op elkaar konden stapelen. Dit alles deden we om aan te geven wat een gelaagde technologische context de bibliotheek eigenlijk is.

Het werk spoorde bezoekers en medewerkers aan om bewust om zich heen te kijken, net zoals wij dat in ons onderzoek hadden gedaan. Juist door ons te richten op de systemen die altijd ‘gewoon’ aanwezig zijn in de bibliotheek, konden we bezoekers opnieuw laten kijken naar de plek die ze doorgaans voor lief nemen. We gebruikten artistieke methodes hier dus puur om onze observaties in letterlijke zin vorm te geven.

Met De Data Automaat besloot Van Oldenborgh een stap verder te gaan. Tijdens onze observaties merkten we dat mensen naar de bibliotheek komen omdat de technologische infrastructuur daar gratis langdurig te gebruiken is. Dit staat in schril contrast met de technologische infrastructuur buiten de bibliotheek, waar je vrijwel altijd im- of expliciet betaalt met je eigen data. Als je je bonuskaart scant in de supermarkt, krijg je korting in ruil voor informatie over jezelf en wat jij graag koopt. Je telefoon die contact maakt met gratis wifi deelt data over jou, zoals je locatie en je e-mailadres. Mensen zijn zich echter niet zo bewust van al die transacties. We vroegen ons af wat er zou gebeuren als we deze transacties zichtbaar zouden maken.

Tijdens onze observaties was het ons opgevallen dat er in de bibliotheek op verschillende plekken automaten staan waar je boeken kunt scannen of inleveren. Van Oldenborgh besloot een automaat te maken die hierop leek, maar die vroeg waarvoor je naar de bibliotheek was gekomen: om te lezen, te spelen, boeken te lenen, voor een tentoonstelling? Zodra je je activiteiten had opgegeven, kwam er een extreem lange bon uit de automaat waarop stond welke data je zou gaan geven in ruil voor het gratis gebruik van al deze diensten van de bibliotheek: je e-mailadres, naam, telefoonnummer, IP-adres. Natuurlijk doet de bibliotheek als publieke instelling niets met die data – ze verkoopt ze in tegenstelling tot veel andere bedrijven niet verder – maar De Data Automaat was bewust gebouwd als een installatie die je toch even twee keer doet nadenken de volgende keer dat je verbinding maakt met een openbaar wifinetwerk. Ze zag eruit als een doodnormale touchscreen zoals er veel staan in de bibliotheek en ze gaf precies het soort bonnetjes uit dat je ook altijd krijgt als je een boek leent, met twee verschillen: je moest ineens allerlei informatie opgeven waar de bibliotheek normaal niet om vraagt en de bon die je kreeg was absurd lang – zeker tien keer langer dan normaal. Net als de performances van Pilvi Takala was dit werk – net niet helemaal – gecamoufleerd in de specifieke context. Daardoor leidde de installatie tot verwarde blikken en her en der zelfs tot frustratie.

Beide werken maakten op hun eigen manier gebruik van de specifieke context van de bibliotheek en hadden een etnografische benadering. Door te observeren welke rol technologie speelde in het bibliotheekgebouw, konden we kunstwerken maken die naadloos bij de setting leken te passen, maar allebei op een andere manier. Technografie bracht letterlijk in kaart welke technologische systemen er onzichtbaar hun werk doen in de bibliotheek, en De Data Automaat intervenieerde in de context om bezoekers erop te wijzen hoe bijzonder de niet-transactionele technologische situatie in een openbare bibliotheek eigenlijk is.

Sensitiveren – over voelen en vervreemden

Met een grote, professioneel ogende microfoon in haar hand verschijnt Annabel Schouten in onze gezamenlijke werkplek in de hal. Ze lijkt wat verward: “Mensen keken me zo raar aan! En een medewerker vroeg me of ik wel toestemming had gekregen om geluid op te nemen…” Hoewel ze als geluidskunstenaar vooral nieuwsgierig was naar de akoestiek van de ruimtes in de bibliotheek, werd haar microfoon geïnterpreteerd als een middel om mensen af te luisteren. De microfoon werd beschouwd als onveilig, terwijl vrijwel iedereen – ironisch genoeg – voortdurend rondloopt met apparaten die vaak meerdere microfoons bevatten.

Het besef dat luisteren geen gebruikelijke modus is in de bibliotheek daalde bij ons in. De omgeving staat immers voornamelijk in het teken van stilte, waarbij veel mensen zich afsluiten met (noise-cancelling) koptelefoons, waarmee ze vanaf hun eigen telefoons muziek of podcasts luisteren. Dit inspireerde haar om bewust luisteren in relatie tot technologie centraal te stellen, en zelfs een positieve draai te geven aan het idee van afluisteren. Volgende vragen stuurden haar experimenten: Wat horen al die telefoons eigenlijk de hele dag door hier op tafel? Wat zou je horen als jij een technologisch apparaat zou zijn?

Terwijl de eerste strategie van het ‘situeren’ gericht is op het zichtbaar maken van alledaagse routines, roept de tweede meer frictie op. Toen Schouten rondliep met haar microfoons werd ze als afwijkend ervaren, als iemand die iets doet dat niet hoort, dat buiten de norm valt en ‘anders’ is. In plaats van zich daardoor te laten afschrikken, besloot ze de frictie uit te vergroten. In VIS Nordic Journal for Artistic Research noemt redacteur Magnus Bärtås deze manier van werken “estrangement” of vervreemding.20 In het editoriaal van een themanummer over vervreemding als artistieke methode citeert Bärtås kunstenaar en cultuurtheoretica Svetlana Boym, die samenvat wat dit behelst: “By making things strange, the artist does not simply displace them from an everyday context into an artistic framework; he also helps to ‘return sensation’ to life itself, to reinvent the world, to experience it anew.”21 Binnen ON the LINE werd deze strategie ingezet om bezoekers en medewerkers in staat te stellen om zich in te leven in een ander, en die ander was in dit geval een technologisch apparaat: de smartphone.

Schouten wilde mensen uitnodigen om in de bibliotheek de zintuiglijke ervaring van het luisteren aan te gaan. Ze koos ervoor om het afluisteren dat al onze apparaten doen te 'misplaatsen' door een afluisterinstallatie te maken. In plaats van een werk over een smartphone die je afluistert, moest het een ervaring worden waarin jijzelf de afluisteraar kan worden. Tijdens een openbare testmiddag probeerden we op allerlei verschillende manieren uit hoe er een afluistersituatie gecreëerd kon worden in de bibliotheek. Al gauw besloot ze niet met een echte microfoon of smartphone te werken, omdat die tijdens het testen vooral veel vragen en wantrouwen bleken op te roepen. In plaats daarvan besloot ze analoog te werken, met een ander herkenbaar afluistersysteem: de bliktelefoon. Door twee kartonnen bekertjes met elkaar te verbinden door middel van een draad, kun je met elkaar praten (of de andere kant van de lijn afluisteren) vanaf een afstandje. Het voordeel van dit materiaal? Het is herkenbaar, goedkoop en oogt heel onschuldig.

Uiteindelijk resulteerden de tests in een installatie, De Afluisteraar, waarin één iemand op de begane grond plaats kon nemen in een grote kroon van kartonnen bekertjes. Vanuit die bekertjes liepen verschillende draden naar boven, naar de eerste verdieping, waar de andere kant van de lijn uitkwam. Vanaf de begane grond van de bibliotheek kon je dus luisteren naar de eerste verdieping. Bij de bekertjes op de eerste verdieping waren er vragen en prompts te zien die mensen vroegen om data te delen, zoals: “Lees een stuk voor uit een Whatsapp-gesprek” of “Speel je laatste voice memo af”. Om onderdeel te worden van De Afluisteraar werd je dus gevraagd om informatie te delen die je op een gemiddelde dag ook met je smartphone deelt.

De ervaringen met Schoutens microfoon onthulden bestaande spanningen over hoe mensen reageren op technologie in een omgeving die doorgaans wordt gedomineerd door stilte en afzondering. Haar artistieke benadering leidde tot het bewustzijn dat (af)luisteren niet alleen een zintuiglijke handeling is, maar ook een sociale en culturele praktijk die vaak over het hoofd wordt gezien. Dit proces illustreert hoe kunstenaars een rol kunnen spelen door 'sensitiveren' als artistieke strategie te kiezen, waarmee ze anderen gevoelig kunnen maken voor complexe sociale en technologische kwesties.

Speculeren – toekomst(ver)beelden

Tijdens de expo van ON the LINE hangen vier gigantische banners vanaf de bovenste verdieping van het statige gebouw naar beneden. Twee van deze banners tonen boekcovers, de andere twee geven teksten weer. De leesbaarheid van zowel de teksten als de boekcovers is echter beperkt doordat rood en blauw drukwerk door elkaar lopen. Dit creëert een beeld waarvoor je een 3D-bril lijkt nodig te hebben om het scherp te kunnen zien.

Het is belangrijk om verder te gaan dan enkel veronderstellen dat ‘creativiteit’ nodig is. Wat de kunsten kunnen brengen is niet eenduidig, maar kan vele verschillende vormen aannemen.

In het midden van de grote hal bevindt zich de oplossing: twee gigantische plexiglas schermen, één rood en één blauw, die fungeren als manshoge 3D-brillen. Wie voor het rode scherm gaat staan, kan plotseling het blauwe drukwerk lezen en vice versa. Zodra je voor een scherm staat, verschijnen er aan elke kant van de hal een boek en een bijbehorend gedicht. Deze gedichten en boekcovers zijn zorgvuldig geselecteerd: een gedicht over een kind dat nieuwsgierig kijkt naar technologische ontwikkeling en de cover van het kinderboek De Robot en het Blauwe Vogeltje; een verward gedicht vanuit het perspectief van een insect te midden van nieuwe datacenters en de cover van het boek Rechten voor de Natuur; een kritisch gedicht vanuit het perspectief van de bibliotheek als instituut en de cover van het boek Regels voor de Robot; en ten slotte een gedicht dat lijkt geschreven door een kunstmatige intelligentie, een machine of computer met daarbij de cover van het beroemde A Cyborg Manifesto.22 Bij alle gedichten wordt dus een bijpassende cover uit de collectie van de Bibliotheek Utrecht gevoegd.

Deze installatie, Pigment, ontstond vanuit een nieuwsgierigheid naar de rol van generatieve AI in de bibliotheek. Bertrand Burgers en Martijn van Gessel zochten uit of, en zo ja, hoe AI al een rol speelt in de bibliotheek. In gesprek met collectiebeheer en door onderzoek naar de systemen die Nederlandse bibliotheken gebruiken, ontdekten ze dat openbare bibliotheken AI-tools inzetten voor hun collectie- en aankoopbeheer. Tot hun verbazing en die van de bibliotheekmedewerkers bleek er maar een geringe kritische houding te bestaan tegenover het gebruik van deze nieuwe technologische tools, ondanks de bekende nadelen. Een belangrijk nadeel is het risico op onbedoelde vooringenomenheid en discriminatie. AI-algoritmen zijn afhankelijk van de gegevens waarmee ze worden getraind, en als deze gegevens vooroordelen bevatten, kunnen de resulterende beslissingen en aanbevelingen ook bevooroordeeld zijn. In het geval van bibliotheken kan dit leiden tot een versterking van bestaande ongelijkheden in de toegang tot informatie en culturele representatie in de collectie.

De ON the LINE-teamleden besloten bezoekers en medewerkers uit te dagen een kritische houding aan te nemen ten opzichte van generatieve AI door hen verrassende narratieven over dit onderwerp voor te schotelen. De aanpak die ze kozen is nauw verwant aan speculatief ontwerp, de designtak die zich bezighoudt met het creëren van scenario's en het belichten van onzichtbare perspectieven. ‘Speculeren’ is een strategie die in het teken staat van experimenteren met ideeën die buiten de gangbare denkkaders vallen. Zoals Anne Galloway en Catherine Caudwell beschrijven in hun hoofdstuk "Speculative Design as Research Method", kunnen kunstenaars door de narratieven die ze maken maatschappelijk debat aanwakkeren, nieuwe kritische vragen formuleren en bewustwording bevorderen.23 Burgers en Van Gessel wilden perspectieven verbeelden die zelden voorkomen in het publieke discours over technologische ontwikkelingen.

In de collectie van de bibliotheek vonden ze verschillende perspectieven op kunstmatige intelligentie om uit te diepen: de bibliotheek zelf als kritisch perspectief, de verwondering van een kind over technologische ontwikkelingen, zorgen over de natuur die bedreigd wordt door snelle technologische vooruitgang en zijn hoge CO2-uitstoot, en het perspectief van technologie of machines zelf, als niet-menselijke actor. Ze zochten boeken die deze perspectieven weerspiegelen en genereerden gedichten met behulp van ChatGPT om deze te verwoorden. Dit proces was niet snel of eenvoudig: verschillende versies van de gedichten werden gemaakt en getest met bezoekers en medewerkers van de bibliotheek om te zien hoe de perspectieven werden geïnterpreteerd en of de gebruikte toon klopte. Zo ontstond de installatie Pigment, met als doel nieuwe gesprekken aan te wakkeren over een onderwerp dat al zeer veel wordt bediscussieerd, door stemmen centraal te stellen die normaliter niet de boventoon voeren in het publieke debat: kinderen, bibliotheekmedewerkers, een bij en een artificiële intelligentie zelf.

Uiteindelijk resulteerde het proces in een analoge installatie over de gevoelens en verwachtingen die er vanuit verschillende perspectieven zijn over technologische ontwikkeling. Zo is er bijvoorbeeld de angst in het gedicht vanuit het perspectief van een bij:

Machines torenhoog
Waar eens natuur floreerde
Ons thuis raken wij kwijt
En pesticiden verspreiden zich
Om gewassen te laten groeien
Laten ons achter, verdoemd

Of juist nieuwsgierigheid, zoals blijkt uit dit fragment uit het gedicht van het kind:

Hebben machines knuffels nodig?
Voelen ze zich ook eenzaam
Net als ik me soms voel?
Ik hoop dat ze vrolijk zijn
En onze wereld beter maken
Voor jou en mij

Pigment is geen speculatieve installatie die een specifiek toekomstbeeld voorschrijft, maar één die uitnodigt om stil te staan en je voor een poosje in de schoenen van een ander te staan, om zo op een genuanceerdere manier na te denken over technologische ontwikkelingen.

De waarde van artisticiteit in transdisciplinair onderzoek

De vraag die ik in de inleiding van dit stuk stelde richtte zich op het in kaart brengen van welke artistieke strategieën en methodes er zijn ingezet in de transdisciplinaire context van ON the LINE, en wat deze hebben opgeleverd met betrekking tot digitaal burgerschap als maatschappelijk vraagstuk. Van daaruit streefde ik ernaar om bij te dragen aan een empirisch begrip van hoe artisticiteit bijdraagt aan transdisciplinariteit.

Terugkijkend op ON the LINE werden er tijdens het onderzoek drie verschillende artistieke strategieën ingezet: situeren, sensitiveren en speculeren. Situeren draait om het begrijpen van de context en het delen van deze kennis. Sensitiveren richt zich op het zintuiglijk ervaarbaar maken van een thema, terwijl speculeren gaat over het verbeelden van toekomstscenario's en het bevragen van de norm. In bovenstaande tabel staat een overzicht van de strategieën, hun kenmerken en de daarbij behorende methodes en grondhouding.

Dit overzicht is geenszins compleet, maar dient als aanzet die uitnodigt tot aanvulling, uitwerking en uitbreiding op basis van de analyse van andere projecten. Het onderscheid dat ik maak tussen drie strategieën toont echter dat er verschillende soorten bijdragen zijn die de kunsten kunnen leveren aan transdisciplinair onderzoek. Het is belangrijk om verder te gaan dan enkel veronderstellen dat ‘creativiteit’ nodig is. Wat de kunsten kunnen brengen is niet eenduidig, maar kan vele vormen aannemen.

In relatie tot digitaal burgerschap als maatschappelijk vraagstuk leverden de drie strategieën elk iets anders op. Situeren hielp de focus te leggen op de eigen leefwereld in plaats van te starten vanuit de abstractie van een gigantisch vraagstuk. Dit biedt een aanknopingspunt om complexiteit te begrijpen vanuit de eigen omgeving, zoals de transactionele natuur van onze omgang met technologie. Sensitiveren hielp om weg te stappen van cognitieve zorgen en vanuit het lichaam en nieuwsgierigheid te ervaren welke technologieën we dagelijks tegenkomen. Deze artistieke strategie kan ervoor zorgen dat je met openheid een vraagstuk tegemoet treedt en andersoortige kennis verwelkomt, zoals zintuiglijke en belichaamde kennis. Speculeren leverde een kritisch perspectief op de dualiteit van de discussies over technologische ontwikkeling. In plaats van inzoomen zoals de andere twee strategieën, doet speculeren je uitzoomen op het grote debat en nadenken over welke alternatieve gesprekken mogelijk zijn. Door ongehoorde perspectieven centraal te stellen en te verbeelden, wordt men gedwongen kritisch na te denken over representatie in bestaande debatten.

Wat de drie strategieën gemeen hebben, is dat ze je dwingen huidige, lokale normen te bevragen. Dit kan door goed om je heen te kijken, naar je gevoel in plaats van ratio te luisteren, of door ergens andere ideeën tegenover te plaatsen die tot frictie leiden. Deze norm-bevragende stap is essentieel voor ieder die zich bezighoudt met complexe maatschappelijke vraagstukken zoals dat gebeurt in transdisciplinaire projecten. Juist in deze projecten volstaat het niet langer om vast te houden aan wat je al kent en weet.24

+++

Veerle Spronck

werkt als associate lector ‘Waarde(n)vol Ondernemen in en door de Kunsten’ aan HKU (Hogeschool voor de Kunsten Utrecht). Daar doet ze onderzoek naar de maatschappelijke waarde(n) en impact van de kunsten, en coördineert ze de minor Creative Research for Change binnen HKU Creative Transformation. Verder maakt Veerle de podcast Kunstmatig over de relaties tussen kunst en technologie. Eerder promoveerde ze aan de Universiteit Maastricht op een onderzoek naar de innovatie van publieksparticipatie in muziekpraktijken.

veerle.spronck@hku.nl

Footnotes

  1. Dit project werd financieel ondersteund als Pioniersproject door het SIDN-Fonds. Zie: www.sidnfonds.nl/projecten/on-the-line-de-kunst-van-digitaal-burgerschap.
  2. Van Est, Rinie. “Technologisch burgerschap als dé democratische uitdaging van de eenentwintigste eeuw.” Christen Democratische Verkenningen, nr. 3, 2016, pp. 108-15.
  3. Voor meer over dit programma voor openbare bibliotheken (niet voor wetenschappelijke bibliotheken), zie: www.bibliotheeknetwerk.nl/digitaal-burgerschap of de informatie vanuit de overheid: www.digitaleoverheid.nl/overzicht-van-alle-onderwerpen/digitale-vaardigheden/voortgang-en-ontwikkelingenvaardigheden.
  4. Zie bijvoorbeeld het HKU-programma “Maak het (niet) met AI”. hkux.nl/maak-het-niet-met-ai.
  5. Het project waar dit artikel over gaat is binnen het HKU-lectoraat Waarde(n)vol Ondernemen uitgevoerd. Zie: Van Andel, Walter en Veerle Spronck. Openbare les: Lectoraat Waarde(n)vol ondernemen in en door de kunsten, HKU Press, 2022.
  6. De dubbelrol die ik speelde was vanaf het begin van het project bekend bij alle teamleden: samen voerden we het onderzoeksproject in de bibliotheek uit dat leidde tot een tentoonstelling over digitaal burgerschap. Ikzelf deed daarnaast etnografisch onderzoek naar wat er onderweg in ons gezamenlijke proces ontstond.
  7. Het verschil tussen inter- en transdisciplinair onderzoek zit hem in de reikwijdte van de samenwerking. Terwijl interdisciplinair onderzoek de disciplinaire grenzen tussen verschillende wetenschappelijke disciplines overbrugt en zo tot nieuwe kennis komt, gaat transdisciplinair onderzoek nog een stap verder: hier worden disciplinaire grenzen én grenzen tussen domeinen overschreven: zo kunnen wetenschappers samenwerken met kunstenaars, schaapsherders of bibliotheekmedewerkers. Zie de “Transdisciplinary Field Guide” van de Universiteit Utrecht voor een helder overzicht: www.uu.nl/en/research/transdisciplinary-field-guide/get-started/what-is-transdisciplinary-research.
  8. Bernstein, Jay. “Transdisciplinarity: A Review of its Origins, Development, and Current Issues.” Journal of Research Practice, vol. 11, no. 1, 2015, pp. 1-20.
  9. Zie bijvoorbeeld: Despret, Vinciane. “Sheep do have opinions.” Making Things Public: Atmospheres of Democracy, red. Bruno Latour en Peter Weibel, Verso Books, 2006, pp. 360-370; en: Wynne, Brian. “May the sheep safely graze? A reflexive view of the expert-lay knowledge divide.” Risk, Environment, and Modernity: Towards a New Ecology, red. Scott Lash, Bronislaw Szerszynski en Brian Wynne, Sage, 1996, pp. 44-83.
  10. Bernstein, p. 7.
  11. Bernstein, p. 7.
  12. Bernstein, pp. 8-9. Voor meer over wicked problems in transdisciplinaire context, zie: Brown, Valerie, John Harris en Jacqueline Russell, red. Tackling Wicked Problems: Through the Transdisciplinary Imagination. Routledge, 2010.
  13. Bernstein, p. 10.
  14. Rödder, Simone. “The Climate of Science-Art and the Art-Science of the Climate: Meeting Points, Boundary Objects and Boundary Work.” Minerva, vol. 55, 2016, pp. 93-116. Binnen de kunsten en specifiek binnen het veld van artistiek onderzoek is er belangrijk werk gedaan om de artistieke onderzoeksmethodes die ontwikkeld worden in kaart te brengen en de rol van de kunstenaar te duiden. Zie bijvoorbeeld: Hübner, Falk en Joost Vanmaele. “Op weg naar een vruchtbare vallei. Over methodes en methodologieën in artistiek onderzoek.” FORUM+, vol. 27, no. 3, 2020, pp. 4-16; en: Coumans, Anke. De artistieke attitude. Ruimte voor verbeeldingskracht en vormgevend vermogen. Jap Sam Books, 2023.
  15. Verbeek, Peter-Paul. “Technologisch burgerschap en het ethisch begeleiden van digitalisering.” Maatschappelijke waarden bij digitale innovatie: wie, wat en hoe?, red. Jan Rabaey et al., KVAB – Denkersprogramma, 2020, pp. 38-54.
  16. Pink, Sarah. Doing Visual Ethnography. SAGE, 2021; en: Harris, Anna. A Sensory Education. Routledge, 2021.
  17. Foster, Hal. “The Artist as Ethnographer?” The Traffic in Culture. Refiguring Art and Anthropology, red. George Marcus en Fred Myers, University of California Press, 1995, pp. 302–9.
  18. Benschop, Ruth. “A Thought-Experiment on Artistic Research as High-Risk Ethnography.” Dialogues between Artistic Research and Science and Technology Studies, red. Henk Borgdorff, Peter Peters en Trevor Pinch, Routledge, 2019, p. 56.
  19. Het werk van Pilvi Takala is online te bekijken, zie: “The Trainee.” Vimeo, geüpload door Pilvi Takala, 13 feb. 2015, pilvitakala.com/the-trainee.
  20. Bärtås, Magnus. “VIS #2 – Theme: Estrangement”, VIS – Nordic Journal for Artistic Research, vol. 2, 2019. www.en.visjournal.nu/theme-estrangement.
  21. Boym, Svetlana. “Estrangement as a lifestyle: Shlovsky and Brodsky.” Poetics Today, vol. 17, no. 4, 1996, p. 515.
  22. De boeken die een plek vonden in de installatie zijn: Den Outer, Jessica. Rechten voor de Natuur. Lemniscaat, 2023; Gabriels, Kathleen. Regels voor de Robot: Ethiek in Tijden van A.I. VUBPress, 2019; Haraway, Donna. A Cyborg Manifesto: Science, Technology, and Socialist-Feminism in the Late Twentieth Century. Routledge, 1991; Lucas, David. De Robot en het Blauwe Vogeltje. Uitgeverij Karmijn, 2018.
  23. Galloway, Anne en Catherine Caudwell. “Speculative Design as Research Method: From Answers to Questions and ‘Staying with the Trouble’.” Undesign, red. Gretchen Coombs, Andrew McNamara en Gavin Sade, Routledge, 2018, pp. 85-96.
  24. Veel dank aan de reviewers en redactie van FORUM+ voor hun waardevolle commentaar, aan het SIDN-fonds voor de financiële steun en aan mijn teamgenoten binnen ON the LINE.