This article was part of FORUM+ vol. 25 no. 2, pp. 50-51
Ooit al een vlieg op de muur willen zijn bij andermans gesprekken? Of benieuwd naar het denkproces van jouw medemens en waarom die iets zegt of net niet zegt? Dan biedt het boek Ik weet niet wat jij gaat zeggen van ontmoetingskunstenaar Erik Hagoort jou die inkijk. Het is een verzameling van verslagen van ontmoetingen en gesprekken tussen mensen. De settings waarin de gesprekpartners samenkomen, zijn meta: het zijn gesprekken over gesprekken, en ontmoetingen omwille van de ontmoeting. De beweegredenen en de locaties van de ontmoetingen zijn elke keer anders, en de ontmoetingen zelf zijn ongewoon, omdat Hagoort bepaalde richtlijnen geeft bij elke ontmoeting.
Bijvoorbeeld, in de Weefontmoeting komen de deelnemers elkaar al wevend tegemoet. Zonder een vooraf bepaald ontwerp wordt van beide kanten van een tafelraam gedurende vijf dagen improviserend naar elkaar toe geweven. Een twintigtal kunstenaars en studenten nam deel aan dit weefproces.In een andere ontmoeting, Hé, er zit iets op je gezicht, stellen de gesprekpartners elkaar geen vragen en geven ze geen antwoorden. Ze praten over het uitgangspunt dat ‘om jezelf te zien je de ander nodig hebt’. Ze praten met gesloten ogen en vertellen over wat ze voelen en ervaren en zien bij het niet-zien.
Of een ontmoeting in het gebouw van de Tweede Kamer der Staten-Generaal in Den Haag: de deelnemers proberen onbekommerd te spreken over onbekommerd spreken. De keuze van een politiek gebouw voor dit topic is niet toevallig. Stenografen schrijven de gesproken tekst neer op hetzelfde ritme als die uitgesproken wordt. Ergens wordt er gezegd: ‘Het onbekommerde verdwijnt als je je bewust bent van de ander, al onder de ogen van de ander is het bijna onmogelijk om onbekommerd te spreken.’
Tijdens nog een andere ontmoeting, Aanspreken genaamd, zijn het geen stenografen maar de gesprekspartners zelf, die neerschrijven wat ze zeggen. Ze schrijven wat ze zeggen op het moment dat ze het zeggen. Het tempo van het schrijven bepaalt het (trage) tempo van het spreken. Ergens wordt geschreven en uitgesproken: ‘Ontmoeten is anders in het schrijven dan in het spreken.’ Of over hoe het medium de boodschap beïnvloedt. Tijdens het schrijven kan je moeilijk iemand aankijken, het tempo vertraagt, je kan de ander beter onderbreken.
De ontmoetingen die Hagoort organiseert, zijn geen ontmoetingen die we gaandeweg hebben, maar ze geven wél de ruimte om hierover te reflecteren. De manier waarop we denken en handelen in onze dagelijkse omgang wordt ontbloot, uitgespit en ter discussie gesteld. Verwijzingen naar filosofen zoals Emmanuel Levinas en antropoloog Claude Lévi-Strauss bieden daarbij enige context en verdieping.
Sommige situaties en passages in het boek zijn zo herkenbaar, dat ze instant een glimlach op je gezicht doen verschijnen. Ook voel je je als lezer soms betrapt omdat bepaalde situaties zo typerend en waar zijn. Velen houden bijvoorbeeld niet van netwerkfeestjes of recepties waar je niemand of nauwelijks iemand kent. Wel, de volgende passage uit het boek brengt soelaas:
Het ongemak om pal tegenover een onbekende de maaltijd te gebruiken kan verdwijnen als de ander of jij de fles wijn die al op tafel staat ter hand neemt en de ander aanbiedt om diens glas in te schenken. Op dat ogenblik wordt het sociale geboren. Vanaf het moment waarop de een de ander iets aanbiedt zet zich een niet te onderbreken proces van wederkerige diensten in gang, dat de overgang bewerkstelligt van vijandschap naar alliantie, van vrees naar vertrouwen, en van angst naar vriendschap.
Niet alleen de ontmoetingen op zich zijn ongewoon, maar ook de vormgeving en de structuur van de inhoud van het boek zijn bijzonder. Er zijn bijvoorbeeld geen paginanummers. Ook worden de gesprekken niet altijd chronologisch weergegeven – zoals je zou verwachten – maar geclusterd per deelnemer aan het gesprek. Daardoor lees je, bijvoorbeeld in Onbekommerd spreken, de gedachtewisseling van het hele gesprek per persoon. De ontmoeting Aanspreken, waarbij de deelnemers schrijven terwijl ze spreken, is niet uitgetypt, maar de pagina’s uit de notitieboekjes van elke deelnemer staan in het boek afgedrukt. Ook hier krijg je de conversatie niet chronologisch te lezen, maar is ze weergegeven per persoon. Bovendien is het ene geschrift leesbaarder dan het andere. Wil je echt elk woord lezen? Dan moet je al heel toegewijd zijn om elk geschrift te ontcijferen. Deze vormgeving en structuur maken van de lezer een actieve deelnemer in plaats van een passieve, afstandelijke onbekende.
Ik weet niet wat jij gaat zeggen maakt deel uit van Hagoorts doctoraat in de kunsten en geeft een inkijk in de ontmoetingen die hij in het kader van zijn onderzoek gedaan heeft. Elke ontmoeting, de filosofische achtergrond en de gesprekken blijven boeien en nieuwsgierigheid opwekken. De lezer die een breder, overkoepelend kader en inzicht in de methodologie wenst, blijft evenwel met onbeantwoorde vragen zitten. Hoe kwam het idee van ontmoetingen tot stand? Werd de auteur geïnspireerd door andere kunstenaars en filosofen? Hoe komt Hagoort tot precies déze selectie van ontmoetingen, en geen andere? Hoe werden de gesprekspartners geselecteerd? Antwoorden op de vragen naar het hoe en waarom wachten allicht op een volgende ontmoeting.
+++
Julie De Smedt
Koninklijk Conservatorium Antwerpen