This article is only available in Dutch.

Singing jazz: how do you go about it? Style, sound and the use of voice in Vocal Jazz

Katrien Van Opstal
Koninklijk Conservatorium Antwerpen

Jazz zingen, hoe doe je dat? Letterlijk. Tot enkele jaren terug was het vormen en kiezen van mijn klank gebaseerd op luisteren, imitatie en intuïtie. Vaak had ik het gevoel dat mijn klank voor een groot stuk afhing van toeval. Maar toen leerde ik mijn stem begrijpen, voelen en kennen. Vele jazzvocalisten zijn gretig op zoek naar antwoorden rond stemgebruik binnen jazz. Het combineren van spectrografie en anatomie verschaft helderheid.

Singing jazz: how do you go about that? Literally. Until a few years ago, I mainly used imitation and intuition to shape and select my own sound. I used to listen a lot, too. I often felt that my sound relied quite heavily on coincidence. But then I learned to understand, feel and know my voice. A lot of jazz vocalists are eager to know how to use their voice in jazz. A combination of spectroscopy and anatomy provides clarification.

Figuur uit Steinhauer, K., McDonald Klimek, M., Estill, J.. The Estill Voice Model: Theory & Translation. Pittsburgh: Estill Voice International, 2017.

Mijn stem leren begrijpen: het was van moeten. Na jaren als autodidact in het rock- en bluesgenre begon ik zonder enig lichaamsbewustzijn aan mijn opleiding aan de School of Arts in Gent. De gevolgen waren heesheid, stemknobbels en het onrustwekkende besef dat ik mijn stem niet begreep. Of een klank goed zat, was afhankelijk van het toeval en van mijn energie. De beelden rond klank die als hulpmiddel aangereikt werden door mijn docent bleken nu eens wel, dan eens niet te werken. Daarom breidde ik zelf mijn kennis uit. Ik volgde logopedie, las boeken, raadpleegde verschillende deskundigen en volgde Complete Vocal Technique. Ik ging verder en schoolde me bij in Alexandertechniek, klankgeoriënteerd zingen en begon te mediteren. Elk traject dat ik volgde, bleek een verrijking te zijn en stond ten dienste van mijn uitvoeringspraktijk. Ik zong met meer comfort, op een hoger niveau, met een diepere beleving en met meer mogelijkheden. Maar nog steeds had ik weinig inzicht, en regelmatig stak het gevoel de kop op dat een gewenste klank grotendeels afhing van het toeval.

Jazz en pedagogie

Specifieke literatuur over stemtechniek binnen jazz is zeer schaars. Het onderzoek in de pedagogie van de zangstem focust zich hoofdzakelijk op klassieke muziek, en jazz wordt eerder genegeerd.1 Pedagogische werken over andere aspecten van jazz-zang zijn ook niet talrijk en gaan meestal over improvisatie, timing en interpretatie. Vaak hebben die boeken luistervoorbeelden. Ondanks de pedagogische waarde van deze boeken kon ik me met de klank van de zanger of zangeres op de luistervoorbeelden moeilijk vereenzelvigen.

Zangdocenten vertrekken vaak vanuit hun eigen ervaring binnen een voornamelijk orale overdrachtscultuur.2 Er wordt veelal een praxis van luisteren en imiteren gehandhaafd. Studenten baseren hun klank vaak op vocalisten of instrumentalisten die als toonaangevend worden beschouwd binnen jazz. Naargelang de docent in kwestie wordt het tevens belangrijk geacht om ofwel ontspannen te zingen, ofwel zingen te ervaren als een sport die opperste inspanning en concentratie vereist. Misschien ligt de waarheid eerder in het midden?

Mijn keerpunt kwam in 2013. Dankzij de aanbeveling van mijn zangdocente Kristen Cornwell volgde ik een cursus van Estill Voice Training (EVT). EVT gebruikt een model, gebaseerd op het onderzoek van Jo Estill (1921-2010). Zij was een Amerikaanse sopraan die, overmand door podiumangst, zichzelf de vraag stelde: ‘How am I doing this?’ Jaren van fysiologisch, akoestisch en perceptief onderzoek resulteerde in 1988 in het oprichten van EVT. Het model van Estill start met een overzicht van het functioneren van de verschillende delen van de stem. Hoe kun je ze voelen en trainen, en welke resonanties beïnvloeden ze? Het model behandelt dertien onderdelen, waaronder de ware stemplooien, de valse stemplooien, het schildkraakbeen, de ary-epiglottische sfincter, de tong, de kaak, enzovoort. Eureka! Ik leerde eindelijk eenduidig communiceren met mijn lichaam, stem en klank. Ik begreep wat er gebeurde en leerde kiezen wat ik deed. Ik begreep hoe ik de klank kon maken die ik wou of die een bepaalde stijl of sfeer nodig had. Ik kon resultaten herhalen en delen met anderen. Een goede pedagogie maakt het oefenproces efficiënt en lonend. Met behulp van EVT kon ik mijn stemtechniek verder op deze manier ontwikkelen.

Jazz zingen, hoe doe je dat? Letterlijk. Tot enkele jaren terug was het vormen en kiezen van mijn klank gebaseerd op luisteren, imitatie en intuïtie. Vaak had ik het gevoel dat mijn klank voor een groot stuk afhing van toeval. Maar toen leerde ik mijn stem begrijpen, voelen en kennen. Vele jazzvocalisten zijn gretig op zoek naar antwoorden rond stemgebruik binnen jazz. Het combineren van spectrografie en anatomie verschaft helderheid.

Een tweede grote aha-erlebnis volgde twee jaar later. In 2015 ontving ik een beurs en zo de unieke kans om te gaan studeren bij doctor Justin Binek aan de University of North Texas in Denton, Texas. Binek is klassieke zanger, jazz-zanger en saxofonist. Samen met Diana Spradling schreef hij het boek Jazz Singing: Developing Artistry and Authenticity, een pionierswerk dat stilistische karakteristieken van jazz-zang identificeert.3 Binek inspireerde mij om een onderzoekshouding aan te nemen bij het zingen, creëren en oefenen. Voorts leerde mij me de vraag te stellen wat werkte, waarom het werkte en hoe ik het kon herhalen. Hij reikte mij duidelijke informatie aan en als resultaat daarvan ontwikkelde ik ook ten aanzien van het genre jazz een positief en efficiënt oefenproces.

Hier had ik ze: de bouwstenen voor mijn groei en ontwikkeling als jazz-zangeres, de antwoorden die mij helderheid zouden verschaffen, de brandstof voor een vrij artistiek proces.

How am I doing this?

Tot hiertoe was het vormen en kiezen van mijn klank gebaseerd op een mengeling van luisteren, imiteren en intuïtie. Bepaalde oefeningen uit de logopedie zorgden ervoor dat ik een ‘dikkere’ klank kreeg, die goed werkte in swing. Had ik een optreden met een bigband, dan zorgde ik via trial-and-error dat mijn klank ook daar overeind bleef. Een nieuwe zangdocente leerde me ‘licht’ en ‘dun’ zingen, waardoor ik technisch uitdagendere stukken en bijgevolg bebop aankon. In 2015 zong ik in een bossanova-project de muziek van João Gilberto. Dit vereiste opnieuw een andere klank en een ander stemgebruik. Zoeken en proberen. Een methode waarmee ik tot dan toe wel mijn plan had getrokken, maar die ook veel verwarring meebracht. Wat doet mijn stem nu eigenlijk? Hoe kan ik die verschillende klanken verbinden, hoe kan ik keuzes leren maken en hoe kan ik erop vertrouwen dat wat ik wil overeenstemt met wat mijn stem doet?

Ik besloot het stemgebruik binnen jazz te gaan exploreren en hiervoor dezelfde methodes te hanteren als Estill, Spradling en Binek, en me te wenden tot de spectrografie. Spectrografische analyse is een meetmethode waarbij een klank als het ware zichtbaar wordt gemaakt. Op een spectrogram kun je aflezen wat de dynamiek is van een klank, hoeveel hoge of lage resonanties deze bevat en hoe hij begint of eindigt. Het gebruik van spectrografische analyse maakt het mogelijk om bepaalde kenmerken van stemgebruik te identificeren. Via het onderzoek van Estill en anderen is het vervolgens mogelijk om die kenmerken te linken aan het gebruik van specifieke delen van het stemapparaat. Door de analyse te combineren met de kinesthetische perceptie van degene die de klank maakt (gevoel, plaats en grootte van de inspanning) en de auditieve perceptie van de onderzoeker, kan men een sterk vermoeden krijgen over wat er anatomisch gebeurt. Ik besloot deze insteek verder te ontwikkelen en kreeg de steun van de docenten jazz-zang en het onderzoeksfonds van het Koninklijk Conservatorium Antwerpen. Dit resulteerde in het onderzoeksproject Style, Sound and Voice Production in Vocal Jazz.4

Mijn onderzoeksproject legt linken tussen de stijl van jazz en stemgebruik. Dit is onontgonnen terrein, maar wel één waarop vele jazzstudenten antwoorden zoeken. De behoefte aan stemtechnische verheldering bij hen is groot. Nochtans is er veel praktische kennis voorhanden bij zangers en docenten. Het is mijn doel geworden om deze kennis te verifiëren en eenduidig weer te geven. Zo heb ik mij op pad begeven. De belangrijkste vragen: Jazz zingen, hoe doe je dat? Hoe doen wij dat? Hoe doen en deden zij dat?

Ik ontdekte verbanden tussen jazz, pedagogie en stem die ik vroeger niet zag. Hoe meer inzicht ik kreeg in mijn stemgebruik en klank, hoe beter ik deze informatie kon overdragen. Het gaf mezelf en mijn leerlingen alvast meer vertrouwen, een grotere vrijheid, een efficiënter oefenproces.

Stijl en stem

Sinds zijn ontstaan is jazz sterk geëvolueerd. Een variëteit aan stijlen zoals swing, bossanova, bebop, freejazz, hardbop en vele andere ontwikkelde zich. Hoe jazz-zangers hun stem gebruiken en hun klankenpalet ontwikkelen, kan erg variëren naar gelang de stijl. Elke stijl heeft tevens zijn rolmodellen. Bij het oefenen baseren zangers hun klank vaak op die van toonaangevende vocalisten. Dit doet de volgende vragen rijzen: wat definieert de klank van een excellente swing- of bebopzanger, en wat gebeurt er fysiologisch om deze klank te produceren? Onderzoek toonde aan dat het stemgebruik van een jazz-zanger gemeenschappelijke kenmerken vertoont die verschillend zijn van de kenmerken in andere genres.5 Aanschouwen we de variëteit aan stijlen die jazz rijk is, dan kan een geoefende luisteraar op gehoor een onderscheid maken tussen het klankenpalet van bebop-, swing- of bossanova-vocalisten. Dit gegeven heeft als gevolg dat er per jazz-stijl een aantal gemeenschappelijke factoren van stemgebruik te vinden is. Spradling schrijft hierover: ‘Not all jazz sounds alike! Singing a bebop tune requires different skills of a singer than does singing a ballad or a swing tune.’ Maar welke vaardigheden zijn van toepassing op welke stijl?

Ik beperkte dit onderzoek tot drie stijlen: swing, bossanova en bebop. Ze zijn wijdverspreid en deel van elke jazz-opleiding. Er is tussen de stijlen onderling een duidelijk onderscheid te horen op het gebied van klank. Net zoals een gitarist in deze drie stijlen vaak zal opteren voor een andere gitaar, een andere aanslagtechniek en een andere equalizing, kiezen jazzvocalisten vaak voor een ander stemgebruik.

Zoeken en proberen. Een methode waarmee ik tot dan toe wel mijn plan had getrokken, maar die ook veel verwarring meebracht. Wat doet mijn stem nu eigenlijk? Hoe kan ik die verschillende klanken verbinden, hoe kan ik keuzes leren maken en hoe kan ik erop vertrouwen dat wat ik wil overeenstemt met wat mijn stem doet?

Ik besloot om eerst en vooral te gaan luisteren welke ervaring andere jazzvocalisten en -docenten hebben bij het zingen in deze drie verschillende stijlen. Ik interviewde jazzvocalisten en -docenten in binnen- en buitenland. Al gauw bleek dat mijn vraag nauwkeurig geduid en afgebakend moest worden. Uiteindelijk is er ook binnen deze drie stijlen nog een grote variëteit te vinden naargelang tijdsperiode, tempo, arrangement, bezetting, taal, en zelfs cultuur, leeftijd enz. Daarenboven wordt de artistieke vrijheid vaak heilig bevonden en kan elke klank uiteindelijk overal, als het maar ‘werkt’. Dus vroeg ik mijn geïnterviewden om na te denken over klank en stijl, zoals men het zou uitleggen aan een beginnende student. Met voorbeelden en informatie over de drie stijlen, zodat een student een startpunt heeft voor zijn oefenpraktijk.

Het werd duidelijk dat er algemene consensus bestaat rond swing, bossanova en bebop. Swing wordt vooral geassocieerd met projectie, metaligheid en Ella Fitzgerald. Bossanova wordt gerelateerd aan spraak, lichtheid, lucht, João en Astrud Gilberto. Bij bebop waren er twee soorten antwoorden te onderscheiden: de ene associeert bebop met lichtheid, flexibiliteit, wendbaarheid en met het spreektimbre van bossanova, en de andere met metaligheid, volle stem en projectie.

Het leek mij ook interessant om de schaarse literatuur onder de loep te nemen. Vaak zijn boeken het eens over het belang van veel resonantie, vibrato, het moment waarop de vibrato start in de noot, en een converserende wijze van aflevering van de tekst in swing. Bebop wordt erin geassocieerd met flexibiliteit, groot bereik en snelheid. Verder onderzoek is nodig, maar ik vraag me af of sommige boeken een bepaald klankidioom voor ogen hebben dat verschilt naargelang de auteur in kwestie. Het lijkt mij opportuun dat de lezer zich hiervan bewust is. Daarnaast zijn er ook verschillen in de aanpak van verschillende docenten. Sommigen hebben een duidelijk klankideaal voor ogen en anderen willen vooral de leerling zelf laten ontdekken waar die naar toe wil.

Het analyseren van alle informatie uit interviews, uit de literatuur en uit eigen ervaring leidde me naar de parameters die het meest relevant zijn om te onderzoeken. Ik analyseer ten eerste de ware stemplooien, beter bekend als de stembanden. Deze hebben een bepaalde dikte, waarmee je kunt variëren: van een dikke sluiting (spreekstem, borststem, volle stem), een dunne sluiting (voix mixe) of een stijve sluiting (kopstem, falsetto). Ten tweede analyseer ik het moment waarop de stemplooien sluiten ten opzichte van de lucht: ervoor (harde aanzet), erna (aangeblazen aanzet) of gelijktijdig (vaste aanzet), en een moment waarop deze weer openen: nadat de lucht stopt (harde afzet), voor de lucht stopt (aangeblazen afzet) of gelijktijdig met de lucht (vaste afzet). De derde parameter is de ary-epiglottische sfincter (AES), een spier die een rol speelt bij het slikken. Bij het stemgeven kan deze zorgen voor een verhoogde resonantie tussen de 2 en 4kHz, beter bekend als twang, ring, metaligheid, projectie, draagkracht. De kanteling van het schildkraakbeen, de volgende parameter, laat onze stem ofwel met een rechtstreekse projectie klinken (praten), ofwel meer zangerig, zoeter (zingen). De hoogte van de larynx bepaalt de hoeveelheid lage en hoge resonanties die je stem voortbrengt. Je kunt hem bekijken als een treble-knop. En tot slot bekijk ik nog de spieren in hoofd en nek die een stabiliserend effect op je klank hebben indien opgespannen, en een los, relaxed effect als ze ontspannen zijn. Elke parameter komt ook aan bod in EVT. Op figuur 1 is te zien welke voor de stemproductie verantwoordelijke anatomische delen in EVT aan bod komen.

De verschillende standen van al deze stemonderdelen kunnen apart gevoeld en getraind worden, en per parameter kan uiteindelijk gekozen worden welke stand je wenst. Zo krijg je de klank die je wilt. De effecten kunnen gehoord en zichtbaar gemaakt worden via spectrografische analyse. Het variëren van de standen van deze delen van je stemgebruik kun je zien als spelen met een equalizer of mengpaneel.

Figuur 2: Spectrografische analyse van de klinkers [i],[a],[u] op lagere en hogere toonhoogte in de stijl swing (gele rechthoek) en in de stijl bossa nova (rode rechthoek)
Figuur 3. Mengpaneel van mijn perceptie van mijn stemgebruik bij het zingen van swing

Jazz zingen: zo doe ik het

Langzamerhand verschoof mijn focus naar het analyse-proces op zich. Het luisteren, voelen en meten werden werktuigen om mijn eigen stembewustzijn te vergroten. De equalizer werd een manier om te communiceren met andere zangers en docenten en ook hen bewuster te maken van klank en stem.

Figuur 3 geeft weer wat mijn perceptie is van mijn stemgebruik als ik swing zing. Kenmerkend daarbij is hoe er binnen één noot vaak een verandering is van dikke naar dunne stemplooien (luid–stil), van een verticaal naar een gekanteld schildkraakbeen (rechte toon–vibrato) en het vernauwen naar het relaxen van de AES, verantwoordelijk voor de twang in de klank, wat het effect geeft van een metalig accent, te vergelijken met het pulserende spelen van een trompet of saxofoon. Een subtiel maar onmisbaar effect dat ervoor zorgt of een nummer al dan niet swingt.

Op figuur 4 geven de rode markeringen mijn perceptie weer van hoe ik bossanova zing. Anders dan bij swing blijven de stemplooien dik, en in de hoogte stijf. Er is geen vernauwing van de AES en het schildkraakbeen blijft recht. Dit stempatroon komt overeen met dat van de spreekstem. Maar de aanzetten zijn luchtig, wat het geheel een zwoel karakter geeft.

Voor bebop kwamen er uit de interviews twee mogelijke strategieën naar voren. Een eerste strategie is deze van een lichte, wendbare, flexibele klank die vooral gericht is op snelheid en een groot bereik. De ware stemplooien zijn dun gesloten, alles is vrij relaxed, op de stabiliserende ‘head’-figuur na. Ook ik sluit me hierbij aan. Als tweede strategie vormde zich het beeld van een dikke, stevige, stoere bebop-klank: dik gesloten stemplooien, stevige aanzetten, AES voor een vette klank en een weinig gekanteld strottenhoofd teneinde een rechtstreekse klank te verkrijgen.

De proef op de som: metingen

Maar vind ik ook vergelijkbare resultaten als ik ga meten wat er werkelijk gebeurt? Ik gebruik hiervoor spectrografische analyse. Een aantal dingen komt overeen met wat ik percipieerde: bij swing gaan de stemplooien binnen in één noot van dik naar dun, het schildkraakbeen van verticaal naar gekanteld (vibrato), en er is AES aanwezig. De aanzet is glottaal en de afzet vast. Bij bossanova zijn de stemplooien dik, maar niet zo dik als bij het begin van de noot in swing. Er is geen AES, en het schildkraakbeen is meestal verticaal. Een verschil met mijn perceptie is dat de aan- en afzetten niet geaspireerd zijn, maar glottaal, zoals in paars aangeduid op figuur 4. Dit komt overeen met de stijl van Gilberto en het conversationele van bossanova. Ik heb het uitgeprobeerd, en het heeft de klank en efficiëntie van mijn stemgebruik absoluut verbeterd. Wat dan met het zwoele karakter? Dankzij de insteek van Paul Corthals, emeritus professor aan het UZ Gent, besefte ik dat de verhouding tussen klank en lucht bij bossanova kleiner is dan bij swing. Dat wil zeggen: een zwoeler, luchtiger geluid tegenover een klare, duidelijk geprojecteerde toon. Deze nieuw opgedoken paramater wordt gedefinieerd als de Noise-to-Breath-ratio, de verhouding geluid tegenover ademruis, en wordt opgenomen in de nieuwe versie van het mengpaneel.

Figuur 4. Mengpaneel van mijn perceptie van hoe ik bossanova zing in het rood. Aanpassingen na spectrografische analyse in het paars.

Meer nog dan de resultaten van deze metingen is de reflectie die erop volgde van belang. Ik ontdekte dat mijn perceptie en mijn daadwerkelijk stemgebruik niet altijd overeenstemmen. Het gedetailleerde stemonderzoek leerde me ook dieper te luisteren naar wat anderen doen. Welke keuze zij maken, welke factoren we gemeenschappelijk hebben, welke niet. Het stelde me ook in staat om door docenten doorgegeven aannames rond stemgebruik te zien als keuzes in een grote variëteit aan mogelijkheden.

Je kunt de beelden op het mengpaneel zien als een soort pre-set voor klank in een bepaalde stijl. Een startpunt van waaruit jouw eigen klankkeuzes vertrekken. Deze invalshoek is te vergelijken met een gitarist die zijn gitaar en de instellingen ervan, zijn plectrum en aanslagtechniek aanpast aan elk nummer, elke stijl, elke sfeer, zelfs elke bezetting. Of met een saxofonist die secuur en met kennis van zaken zijn mondstuk en rietje kiest. Het doel: het nummer, de muziek, de tekst en de beleving doen kloppen.

Vooruitblik

Werken op bovenstaande manier brengt je zeer veel: vertrouwen in jezelf als jazzvocalist, vertrouwen in stem en lichaam, vertrouwen in het zingen in verschillende stijlen. Het oefenproces verloopt positiever en efficiënter. De catharsis, zo geëerd bij het maken van kunst, wordt dan bewaard voor het doorleven van de tekst. Men ontwikkelt een ruimere blik, los van klankidioom, en verkrijgt een helderheid in communicatie met collega’s, studenten en zichzelf.

Duidelijke informatie rond stemgebruik in swing, bossanova en bebop is interessant. Maar het is niet genoeg. Belangrijker nog is het proces van reflectie en analyse. In het veelzijdige en ruime landschap aan stijlen, periodes en bezettingen binnen jazz loont het te weten hoe je kunt reizen. Dit onderzoek biedt jazzvocalisten een kaart. Een kaart die het rijk van de stem weergeeft met al zijn mogelijkheden, die je plaatsen toont waar je kunt vertoeven en bijleren, die duidelijk maakt waarover een boek of docent het heeft, die je kan laten inschatten wanneer je ergens heen wilt en waar dat is, die je voorbeelden op de kaart zet, die de wegen toont en je in staat stelt uit te zoeken waar je bent. Dan kan de reis beginnen, waarheen en hoe je maar wilt, passend bij je eigen persoonlijkheid en inspiratie. Ik heb ontdekt dat de grootste en meest bevredigende uitdaging in mijn werk bestaat in uitzoeken hoe ik tegelijk kaartenmaker en reiziger kan zijn.

Verder onderzoek naar andere stijlen, culturen, bezettingen, persoonlijkheden en noem maar op is nodig. De reacties op het delen van mijn werk op het Estill Euro Summit in Barcelona en in workshops met de studenten jazz-zang op het Koninklijk Conservatorium Antwerpen en de School of Arts Gent beloven een grote impact op het denk- en oefenproces van jazzvocalisten. Maar het hoeft niet te stoppen bij jazz. Tijdens een masterclass in Genève maakte ik ook gebruik van het mengpaneel om de studenten klassieke zang te laten reflecteren over hun stemgebruik. Marcin Habela, hoofd van het zangdepartment van de Haute École de musique de Genève en bariton aan de opera van onder andere Lausanne, noemde de masterclass ‘perturbante’ en vol broodnodige informatie voor de toekomst van de klassieke vocalist. Verdere stappen omvatten onder meer het nader analyseren van meer stijlen, periodes en bezettingen, het ontwikkelen van werkvormen, het documenteren van onderzoek en proces, en het verder verspreiden en voortdurend updaten van het reflectieproces.

+++

Katrien Van Opstal

studeerde jazz-zang aan de School of Arts in Gent en bio- ingenieurswetenschappen aan de KU Leuven. Sinds 2013 volgt ze het opleidingstraject van Estill Voice Training. Katrien treedt op als jazz-zangeres en geeft les aan de Kunstacademie in Waregem. Sinds 2018 is ze als onderzoeker verbonden aan het Koninklijk Conservatorium Antwerpen.

Footnotes

  1. Thalén, Margareta & Johan Sundberg. “Describing different styles of singing.” Logopedics Phoniatrics Vocology Journal, vol. 26, 2001, pp. 82-93.
  2. Manfredi, Claudia & Davide Barbagallo, Giovanna Baracca, Silvia Orlandi, et al. “Automatic assessment of acoustic parameters of the singing voice: application to professional Western Operatic and Jazz singers.” Journal of Voice, vol. 29, no. 4, 2014, pp 517.
  3. Spradling, Diana. Jazz Singing: Developing Artistry and Authenticity. Sound Music Publications, 2007.
  4. Het onderzoeksproject Style, Sound and Vocal Tract Configuration in Vocal Jazz aan het KCA, door onderzoeker Katrien Van Opstal, promotoren Hendrik Braeckman en Eugeen Schreurs, en adviseurs Kristina Fuchs, Barbara Wiernik, Inge Minten, Dorte Hyldstrup (DK) en Justin Binek (VS).
  5. Thalén & Sundberg, pp. 82-93.