This article is only available in Dutch.

Review

The Orpheus Instituut and the world

Geert Callaert

Artistic Research in Music: Discipline and Resistance is een lijvige publicatie van het Orpheus Instituut uit 2017, die er kwam naar aanleiding van het twintigjarige bestaan van het instituut. Het boek wordt aangekondigd als het negende in de Orpheus Institute Series, uitgegeven door Leuven University Press, maar laat dit vooral geen verkeerde indruk wekken over het aantal publicaties dat het instituut tot nog toe heeft gegenereerd. Er wordt enkel melding gemaakt van de titels na 2013, maar ook van voor die tijd zijn enkele absolute aanraders beschikbaar. Wie een volledig overzicht wil van hun publicaties, consultere daartoe de website van het Orpheus Instituut www.orpheusinstituut.be.

Impett, Jonathan, red. Artistic Research in Music: Discipline and Resistance. Artists and Researchers at the Orpheus Institute. Leuven University Press, 2017. 312 pp. ISBN: 978-94-6270-090-1.

Wat dadelijk opvalt bij het openen van het boek is de rijke inhoudsopgave, die een duidelijk overzicht biedt in twee delen: eerst zijn er veertien bijdragen van onderzoekers in de kunsten aan het Orpheus Instituut en vervolgens belichten tien auteurs actuele tendensen van het academisch kunstonderzoek in Vlaanderen en erbuiten. Extra videomateriaal bij het lezen van de teksten is beschikbaar gesteld via QR-code, evenals via een URL. De curricula vitae van de auteurs belichten kort hun achtergrond en discipline. De index is beperkt tot het vermelden van auteursnamen en geeft geen gerelateerde kernbegrippen weer.

De boekdruk is aangenaam voor de lezer. Daarbij oogt de tekstkolom vrij smal ten opzichte van het bladformaat, maar dat leest wel prettig, zeker in het licht van de grotere muziekvoorbeelden en foto’s, die de inhoud smaakvol verluchten. De pagina-indeling laat in elk geval ruimte genoeg aan de ijverige student om de nodige opmerkingen te schrijven bij het verwerken van de in de artikelen aangedragen informatie.

Het leeuwendeel van de publicatie is gewijd aan het veelzijdige werk van de onderzoekers aan het Orpheus Instituut, ruim 220 pagina’s denkwerk over kunstmuziek en -inhoud. Jonathan Impett licht in de inleiding de voorbije verschuiving van het onderzoeksveld in de kunsten toe middels de bijdragen van zijn onderzoekers in deze publicatie. Werd daarbij de evolutie van het vroegere, vaak enkel belerende veld van de onderzoeker in de kunstmuziek aangevoeld als ware het een ‘a Deo rex, a rege lex’ (‘van God de koning, van de koning de wet’) ten aanzien van de uitvoerder, dan heeft het meervoudige, creatieve veld van de uitvoerende musicus het onderzoek meer ademruimte geschonken over verschillende wetenschappelijke disciplines heen, om aldus een nieuwe dimensie van kunstkennis aan te reiken. Hij pleit voor een ‘dynamisch en non-lineair proces’ eerder dan voor het blinde heersen van dogma en formule, dat elke creativiteit weert. De waarheid kent tenslotte vele gezichten …

Drie casestudies uit deel I trekken de aandacht. Het artikel van Paolo de Assis verheldert Roland Barthes’ fascinatie voor de muziek van Robert Schumann en de positie van zijn muzikale inzichten als adept van Jacques Lacan, en meer bepaald van de psychoanalyse. De analyse van de zogenaamde somathema’s bevindt zich binnen het onderzoeksterrein van de in België helaas te vaak onderbelichte semiologische muziekanalyse, en daarom alleen al is het artikel meer dan het lezen waard. Ook met de psychoanalyse van Lacan raakt het artikel een veld dat de laatste jaren in België aan interesse heeft ingeboet, maar internationaal terecht nog steeds ruime wetenschappelijke aandacht geniet. Het oor van Roland Barthes is duidelijk psychoanalytisch gevormd, zoals ten overvloede blijkt uit zijn geciteerde tekst “Ascolto” – ‘La rigueur du désir inconscient …’, daarbij de psychoanalyticus Serge Leclaire citerend – vaak gecombineerd met een muzikaal inzicht in literatuur en vice versa, vanuit verschillende gedeelde parameters waarvan ritme en melodie de meest voor de hand liggende zijn. Dat Barthes enorm opmerkzaam is waar het gaat om muzikale elementen en ze in verband brengt met literatuur en meer, zelfs architectuur (zie bijvoorbeeld “L’intervalle” uit 1976), daarvan getuigen heel wat teksten van zijn hand. Roland Barthes’ teksten zijn een dankbare voedingsbodem voor wie de psychologische processen van muziek interdisciplinair wil onderzoeken. Ik lees en herlees ze zelf in elk geval voortdurend.

Het uitgebreide en vlot leesbare werkstuk van Tom Beghin, een ‘toonvoorbeeld’ van creatief onderzoek in de uitvoerende kunsten en bovendien rijkelijk gestoffeerd met muziekhistorische feiten, blikt terug op revolutionaire tijden met betrekking tot de ontwikkeling van de piano. Vanuit dat organologische perspectief plaatst de auteur Beethoven opnieuw achter zijn Broadwood-piano op het moment dat hij zijn sonate voor piano solo, opus 109, componeert. De initiële vraagstelling over de eventuele correctie in de partituur (of de genoteerde c in de compositie een schrijffout van Beethoven zou zijn) is begrijpelijk relevant, want harmonische perceptie is idiosyncratisch, en daarom is deze studie zo bijzonder: resulteert de oplossing van het raadsel dan wel in een dubbeldominant of gealtereerd akkoord? De wegen naar een eigen uitkomst leiden via verschillende paden naar Beethovens doofheid op het einde van zijn leven en de gehoormiddelen die hij gebruikte om zijn euvel te compenseren: in dit geval kreeg de piano een hoorn opgezet, een interessant spoor dat het gevoerde onderzoek een heel eigen toets geeft. Het leert ons Beethovens situatie te begrijpen vanuit zijn perceptie als slechthorende en hoe hij dat trachtte op te lossen. Het leert ons bovendien nogmaals begrijpen op welke besliste manier Beethoven dacht over toonzetting en harmonie, ook met het vooruitzicht op de complexere harmoniezettingen van bijvoorbeeld de latere strijkkwartetten (ik houd hierbij zijn magische opus 132 in gedachten). Bij de bespreking van de vibraties die een pianist waarneemt bij het bespelen van een instrument (klankkast, toetsen, pedalen) en hoe dat relateert aan het vraagstuk over Beethovens mogelijke schrijffout, denk ik onwillekeurig aan de timbrale werking van de maten 75-78 uit de eerste beweging van het strijkkwartet, opus 132: hoe heeft Beethoven die maten en andere soortgelijke, chromatisch dense zettingen bedacht, waargenomen, of zeg ik beter: gevoeld? Een heel inspirerend artikel is dit.

Luk Vaes brengt als hommage aan de uitvoerder-onderzoeker een uitvoeringsanalyse van het eerste pianoconcerto van Johannes Brahms, uitgevoerd door pianist Glenn Gould en de New York Philharmonic onder leiding van Leonard Bernstein in 1962, een uitvoering die om te beginnen al opmerkelijk is vanwege de keuze van tempi door Glenn Gould, een karakteristiek zo eigen aan veel van zijn uitvoeringen. Luk Vaes onderzoekt de esthetiek van Goulds tempokeuze (de opvallende temporelatie tussen verschillende thema’s) door middel van een vergelijkende temporele analyse van uitvoeringen van tijdgenoten-uitvoerders in Goulds omgeving. Uit het artikel blijkt nog maar eens dat het blind kopiëren van een uitvoering zonder begrip van een interpretatie niet enkel zinloos is, het brengt ook een uitvoerder geen stap dichter bij de waarheid: zelfs blinde adoratie heeft grenzen, gelukkig maar.

De overige artikelen in deze publicatie behandelen algemene onderwerpen, gerelateerd aan artistiek onderzoek in muziek. Ze bespreken methodologie en praktische aanpak, subjectiviteit versus objectiviteit, gedeelde en contrasterende visies binnen het creatieve veld dat kunst ongetwijfeld is, en ze bevestigen bovendien de zelfstandigheid van kunst als vrije expressie van denken; de verwerving van kennis bewandelt daarbij vaak het interdisciplinaire pad tussen discursieve en non-discursieve criteria. Bijvoorbeeld “Searching for Depth in the Flat World” van Esa Kirkkopelto, p. 142. Dit artikel verwelkomt dankbaar technologie in het kunstonderzoek, en deze technologie beïnvloedt onmiskenbaar de mens-onderzoeker in de kunsten op ingrijpende wijze, een onvermijdelijke evolutie (‘techno-logisch’ zoals het artikel het aanprijst), in ieder geval zolang diezelfde technologie het denken over kunst niet afremt. De vraag wordt ook gesteld hoe subjectiviteit geen vijand wordt in het onderzoek in de kunsten (zie “On Research, Truth, and The art of Making Music” van Karl Kurkela). Het artikel “Running in Circles, with ‘Music’ in Mind” van Susan Melrose brengt bijkomende gevaren aan het licht, want hoe staat kennis dan wel tegenover intuïtie? De artikelen “Two Decades of Artistic Research” en “Facing the Future Looking Back” blijken daarbij een interessant tweeluik om de Europese situatie te toetsen aan de Belgische organisatie, meer bepaald in het Orpheus Instituut. Ongetwijfeld boeiend is ook het dubbelartikel “Q and A” (Questioning and Answering) van Janneke Wesseling en Kitty Zijlmans over het formuleren en behandelen van onderzoeksvragen binnen het onderzoek in de kunsten.

Het tweede deel van de publicatie bevat tien kortere reflecties over het academisch onderzoek in de kunsten in Vlaanderen en erbuiten. Het is op zijn minst interessant om de verschillende lokale perspectieven te ontdekken aangaande de nog jonge onderzoeksactiviteit in de kunsten en deze te duiden ten aanzien van het internationale gebeuren. Het laatste artikel, een bijdrage van Kevin Voets, schetst een objectief historisch overzicht van de onderwijssituatie aan de instituten voor hoger muziekonderwijs in Vlaanderen, een waardevolle bijdrage, zeker voor wie als buitenstaander de complexe onderwijssituatie in Vlaanderen wil begrijpen.

Artistic Research in Music: Discipline and Resistance is een verzorgde en mooi verluchte publicatie. Het boek is inhoudelijk goed opgebouwd, het oogt aantrekkelijk bij het lezen en het biedt door zijn veelzijdige onderwerpen heel wat interessante inzichten aan onderzoekers, uitvoerders en de gemotiveerde melomaan, die zich grondig willen bijscholen in actuele tendensen binnen de kunstmuziek. Deze lijvige publicatie is een uiterst aanbevelenswaardig werk dat niet mag ontbreken in uw bibliotheek.

+++

Geert Callaert

info@geertcallaert.be