This article was part of FORUM+ vol. 25 no. 1, pp. 52-53
Superior musical theatre
Toon Brouwers
Koninklijk Conservatorium, Koninklijke Academie Antwerpen
Met een eerste editie ging in 2009 het muziektheaterfestival Opera21 van start. Het was een initiatief van Opera Ballet Vlaanderen en het Antwerpse kunstencentrum deSingel, met medewerking van de muziektheaters Transparant (Antwerpen) en LOD (Gent). Die eerste uitgave had een al bij al bescheiden, maar toch bijzonder interessant, divers en kwalitatief hoogstaand programma. Op de affiche stond onder meer The House of the Sleeping Beauties, de tweede opera van Kris Defoort. Verder Adams Appels, een hilarische coproductie van het Vlaamse spelerscollectief Olympique Dramatique en LOD muziektheater. En ook Aquarius, een monumentaal werk van Karel Goeyvaerts dat zestien jaar op een scenische versie had moeten wachten en in 2009 eindelijk een podium kreeg (én een postuum succes werd) bij de Vlaamse Opera, in een coproductie met Holland Festival.
Opera21 groeide stilaan maar zeker. In de vijfde editie (2017) werd – in vergelijking met de vierde – het aantal voorstellingen ongeveer verdubbeld. Er werd voor de programmering ook een overspannend thema als uitgangspunt genomen: de literatuur in diverse vormen en van auteurs met diverse culturele achtergronden (van Shakespeare tot Can Xue). De Nederlands/Vlaamse literatuur kreeg een opvallende plaats toebedeeld, met onder meer de middeleeuwse Brabantse dichteres Hadewijch en de twintigste-eeuwse Vlaamse romancier Louis-Paul Boon. Behalve gerenommeerde buitenlandse componisten (bijvoorbeeld de twintigste-eeuwse Leoš Janáček en de hedendaagse Chaya Czernowin) was er een prominente aanwezigheid van eigentijdse Vlaamse componisten, zoals Annelies Van Parys, Wim Henderickx en Daan Janssens.
Enkele kroonjuwelen waren Infinite now van de componiste Czernowin en de eerste operaregie van Luk Perceval in Vlaanderen; Requiem, een dansvoorstelling van Sidi Larbi Cherkaoui met muziek van Wim Henderickx; Pianola - Satire de trash, een muzikaal spektakel van Serge Verstockt (en anderen) dat de link legt tussen de industriële revolutie en de hedendaagse ontwikkelingen op het vlak van robotica; Menuet gebaseerd op een verhaal van Louis Paul Boon, met muziek van Daan Janssens en in een regie van Fabrice Murgia; en Dagboek van een verdwenene, een restyling en omvorming van een liederencyclus van Janáček tot een heuse opera door regisseur Ivo van Hove en componiste Annelies Van Parys. Uit het ruime aanbod van veertien producties woonde ik er zeven bij. Het bleek een goede keuze, al waren er ook nog andere verrassende parels te ontdekken.
Menuet
Als er ooit één Nederlandstalige auteur een reële kans maakte op de Nobelprijs voor literatuur, dan zal het wel Louis-Paul Boon geweest zijn. Naar verluidt had de Zweedse ambassade in Brussel hem uitgenodigd om even langs te komen op 11 mei 1979 (misschien om hem mede te delen dat hij de Nobelprijs zou krijgen?), maar de dag vóór het geplande bezoek overleed hij aan zijn schrijftafel. En een Nobelprijs wordt enkel aan nog levende kandidaten toegekend…
Louis-Paul Boon (1912-1979) was een aparte figuur in het Vlaams-Nederlandse literaire landschap. Hij kwam uit een arbeidersmilieu, was een tijdje ambachtsman, volgde lessen aan de Academie voor Schone Kunsten, werd journalist en auteur. Omdat hij vrijzinnig was en radicaal ‘links’, en het steeds opnam voor de kleine man in de strijd tegen de onderdrukking door het grootkapitaal en het Rooms-katholieke machtsapparaat, werd Boon in Vlaanderen decennialang door de behoudsgezinde critici afgewezen en in de katholieke scholen doodgezwegen. Zijn meesterwerk De Kapellekensbaan werd in 1953 door de (katholieke) uitgeverij Manteau geweigerd, waarna hij in Nederland onderdak zocht en vond bij uitgeverij De Arbeiderspers. Boon is wellicht het bekendst – ook internationaal – door de film Daens (1992, regie Stijn Coninx, titelrol Jan Decleir, gebaseerd op Boons boek Pieter Daens), die in 1992 een Oscarnominatie kreeg voor ‘beste buitenlandse film’. Maar onder zijn meest vertaalde romans spannen de lijvige roman De Kapellekensbaan (1953) en het compacte verhaal Menuet (1955)1 de kroon.
Een menuet is een Franse dans in driekwartsmaat, uit de barokperiode. Er werd op afstand van elkaar gedanst en om elkaar heen gedraaid. Dat is wat de personages ook doen in Boons korte roman. Die bestaat uit drie delen, waarin elk van de hoofdpersonages (een arbeider, zijn vrouw en een meisje als huishoudhulp) hun eigen verhaal vertellen, niet aan elkaar maar aan de lezer (respectievelijk het publiek). In het eerste deel, “De vrieskelders”, leren we de man kennen. Hij werkt in een industriële koelruimte en verzamelt thuis als hobby na zijn werk krantenknipsels over (veelal seksuele) misdaden. De relatie met zijn vrouw is beneden het vriespunt gedaald, maar hij is heimelijk verliefd op het jonge hulpje. In het tweede deel, “Mijn planeet”, krijgen we meer te weten over de gevoelens van het meisje voor de man, en over haar ontluikende seksualiteit. In het derde deel, “Het eiland”, komt de vrouw aan bod, die het blijkbaar altijd moeilijk heeft gehad om haar seksualiteit vrij te beleven. Eigenlijk gruwt ze ervan, zeker nadat ze zwanger werd na een vlug seksueel contact met haar zwager in de tuin. De drie personages cirkelen rond elkaar als in een menuet, hebben geen echt onderling contact, en leven in een compleet isolement. Hun eenzaamheid, schuldgevoelens en onderdrukte seksuele driften creëren een intense spanning. Door driemaal na elkaar hetzelfde verhaal te vertellen, maar wel met een verschillende visie, krijgt de in de grond simpele geschiedenis een meervoudige gelaagdheid, die nog versterkt wordt doordat Boon in zijn roman ook fragmenten van een bizarre reeks krantenknipsels op elke bladzijde laat doorlopen.2
Menuet werd meermaals voor het toneel bewerkt, een eerste maal in 1972 door Leonard Franck (overigens in samenwerking met Louis-Paul Boon) voor Toneelgroep Studio Amsterdam, met vier personages.3 Behalve de drie hoofdpersonages komen er in de roman van Boon nog enkele nevenfiguren voor. De bewerking van Pieter De Prins & Walter Moeremans (KVS Brussel, 1978) had eveneens vier personages. Eddy Vereycken maakte in 1987 een versie met acht personages voor het NT Gent (1987). Een opvallend compacte theatrale bewerking was die van Tom Blokdijk voor Toneelgroep Hollandia (1997), met drie personages. Dit zijn overigens maar enkele voorbeelden van geslaagde toneelopvoeringen.4
Bij de bewerking van Boons verhaal tot libretto voor muziektheater werd er voor een Duitse vertaling van Boons roman geopteerd, allicht met het oog op een internationale verspreiding. De bewerkers hielden het eveneens bij drie personages (de man, het meisje, de vrouw) waardoor de beklemmende atmosfeer in de beslotenheid van de huiskamer extra werd benadrukt. Een doorlopende projectie met een collage van diverse krantenknipsels en met suggestieve foto’s en videobeelden, creëerde een permanent vervreemdingseffect. De muziek van Daan Janssens was voor mij een openbaring. Met haar rijke gamma aan klankkleuren en diverse ritmes kreeg de intimistische dramatische actie van deze opera een merkwaardige spanningsboog.5 De haast perfecte casting van de zangers (zowel wat hun vocale als hun acteerkwaliteiten betreft) zorgden er mede voor dat deze voorstelling een van de hoogtepunten werd van het festival.6
Dagboek van een verdwenene
In de tweede helft van de negentiende eeuw deden in Europa de ‘nationale scholen’ (voornamelijk in de kleinere landen) opgang, met een vernieuwde belangstelling voor de volksmuziek. Zo ook in Tsjechië (dat toen nog deel uitmaakte van het Habsburgse Oostenrijk-Hongarije). Net als zijn iets oudere tijdgenoot Bedřich Smetana (1824-1884) liet Leoš Janáček (1854-1928) zich graag inspireren door de Slavische volksmuziek, voornamelijk uit Moravië en Bohemen. Hij was afkomstig van een klein dorp in Moravië als zoon van een plaatselijke schoolmeester, en studeerde muziek in Praag, Wenen en Leipzig. In 1881 trouwde hij met zijn zestienjarige pianoleerlinge Zdeňka Schulzová, en vestigde zich in Brno. Het gezin kreeg twee kinderen die beiden jong stierven, en het huwelijk was allesbehalve gelukkig. Zijn vrouw overleed tien jaar na hem in 1938, maar intussen had Janáček de veel jongere getrouwde vrouw Kamila Stösslová leren kennen. Ze had blijkbaar geen bijzondere kennis van of interesse voor muziek of literatuur, maar moet een bijzonder aantrekkelijke vrouw geweest zijn met een donkere, zigeunerachtige blik.7 Ze bezorgde hem een vernieuwde levensvreugde, en was gedurende Janáčeks laatste twaalf (overigens bijzonder productieve) levensjaren zijn muze. Al heeft zijn passie voor haar blijkbaar niet geleid tot een reële relatie, hij onderhield met Kamila toch wel een niet aflatende en erg intieme correspondentie.
Janáček las in 1916 in een krant een gedichtencyclus over een jongeman Janiček, die verliefd wordt op het zigeunermeisje Zefka, zijn familie verlaat en als zigeuner met haar gaat samenleven, waardoor hij zich buiten de maatschappij plaatst. Janáček transponeerde dit verhaal naar zijn eigen situatie als gehuwde man met een onmogelijke liefde voor de veel jongere en getrouwde Kamila Stösslová. Met als resultaat de liederencyclus Dagboek van een verdwenene (voltooid in 1919, eerste uitvoering 1929) waarvoor hij tekst en muziek schreef voor piano, tenor (Janiček) en contra-alt (Zefka), die pas tijdens het zevende lied op het toneel mocht verschijnen en tijdens het elfde lied ‘onopvallend’ diende te verdwijnen. Verder voorzag hij drie offstage vrouwenstemmen. In zijn tijd wel niet-traditioneel voor een liederencyclus, maar toch nog geen ‘muziektheater’.
Bij deze productie van Muziektheater Transparant gaf de ploeg rond regisseur Ivo van Hove aan het Dagboek van een verdwenene van Janáček een bijzonder ingrijpende facelift. Het oorspronkelijke verhaal dat zich op een veld en in een bos afspeelt, werd verplaatst naar de werkkamer/huiskamer van een oudere fotograaf die tussen zijn foto’s uit het verleden leeft. Dit personage werd verder ontdubbeld voor een zanger (de Britse tenor Ed Lyon) en een acteur (Hugo Koolschijn van Toneelgroep Amsterdam) die aldus een alter ego van de oudere componist Janáček uitbeeldden. Het zigeunermeisje Zefka werd vertolkt door de zangeres Raphaële Nsunda Nluti (althans in de voorstelling die ik zag8 ) die een speciale en boeiende toets gaf aan haar personage. De Tsjechische pianiste Lada Valesová aan de monumentale vleugel die centraal in de werkkamer/huiskamer was geplaatst, verbond alles tot één vloeiend geheel. De prachtige muziek van Janáček ging bijna naadloos over naar de mooie aanvullende hedendaagse composities van Annelies Van Parys. De gesproken teksten werden in het Engels gespeeld, terwijl de liedteksten in het Tsjechisch-Moravisch werden gezongen (gelukkig was er boventiteling). De dramaturgische en scenische ingrepen van regisseur Ivo van Hove, scenograaf Jan Versweyveld en dramaturg Krystian Lada, en de prachtige stemmen van de solisten en de boeiende uitvoering van de muziek van Janáček én van Annelies Van Parys, zorgden voor een bijzonder geslaagde voorstelling van hedendaags en dramatisch geladen muziektheater, zowel op inhoudelijk en scenisch, als op vocaal en muzikaal vlak.
Pianola, satire de trash
Een pianola is een (semi-)automatische piano, die aan het einde van de negentiende eeuw in de Verenigde Staten werd uitgevonden, en waarvoor The Aeolian Company onder de merknaam ‘Pianola’ een patent verwierf. Haar voorloper is eigenlijk het mobiele draaiorgel (of straatorgel), dat sinds het begin van de achttiende eeuw in Europa wijdverspreid was en rond het begin van de negentiende eeuw grotere versies kreeg als imposante dansorgels (respectievelijk café- of kermisorgels).9
De pianola (vandaag de dag veeleer een ‘museumstuk’) werd aan het begin van de twintigste eeuw ook in Europa en in de rest van de wereld verspreid en kreeg een enorme populariteit omdat het instrument zo eenvoudig te bedienen was. De afgespeelde muziek was immers vooraf vastgelegd op papieren rollen, waarin gaatjes waren geponst met het gewenste muziekpatroon. Een pianola werd bespeeld door een pianolist, die door het trappen op twee voetpedalen het pneumatisch systeem bediende. De zo opgewekte wind werd door de gaatjes geblazen, waardoor een mechanisme van hendeltjes en balgjes in gang werd gezet, en een hamertje de gewenste snaar raakte. Zo is de pianola een voorloper van de hedendaagse computergestuurde of zelfspelende piano, waarvan de toetsen bediend kunnen worden door een iPad.
In zijn voorstelling Pianola geeft Serge Verstockt, componist, performer en artistiek leider van ChampdAction (een ensemble dat hij in 1988 oprichtte) een ludieke visie op de evolutie van de primitieve automatische piano tot de computergestuurde maatschappij van vandaag. Een paar robots spelen overigens een hoofdrol. Nu ja, hoofdrol is wat veel gezegd, want behalve wat molenwieken met hun kunstmatige armen, bewegen de robots nauwelijks. Hun voornaamste bezigheid is het voeren van pseudofilosofische gesprekken en semi-oppervlakkige dialogen die nauw verwant zijn aan cafégesprekken die je in sommige bruine kroegen nog wel kan horen. Doordat flarden van zulke gesprekken uit hun verband zijn gerukt en vermengd worden met wat toetsen humor, krijgen ze toch een meervoudige gelaagdheid en geven ze stof tot nadenken.
Deze Pianola, satire de trash10 behandelt inderdaad een wel erg actueel thema. We zitten tegenwoordig midden in een nieuwe industriële revolutie, waarin de menselijke maatschappij diepgaand gerobotiseerd wordt. En dat geeft wel wat problemen, zeker voor wie niet met een smartphone is opgegroeid. Ook de hedendaagse kunstenaar zal zich moeten bezinnen, om een nieuwe symbiose te vinden tussen de artistieke creatieve mens en de gerobotiseerde maatschappij. En net zoals zijn robots in hun gesprekken feiten en anekdotes uit het verleden en het heden door elkaar haspelen, mengt Verstockt in dit multimediaal spektakel diverse klanken en technieken tot één groot rommelig (maar goed geolied) geheel, een janboel van jewelste, waarin de toeschouwers worden meegezogen en het aan het einde jammer vinden dat het prettig verrassende spektakel al ten einde is.11
Infinite Now
In 2014 regisseerde Luc Perceval in het Thalia Theater Hamburg FRONT Polyphonie12 , een meertalige theatervoorstelling ter herdenking van de Eerste Wereldoorlog. Perceval filterde tekstmateriaal uit het boek Im Westen nichts neues (1929) van Erich Maria Remarque (een veteraan uit die ‘Grote Oorlog’) over de verschrikkingen die de Duitse soldaten in de loopgraven moesten doorstaan. Hij combineerde dat met fragmenten van de Franse auteur Henri Barbusse, die over de loopgraven aan de Franse kant schreef, en die in 1916 voor zijn oorlogsdagboek Le Feu, Journal d’une escouade de Prix Goncourt kreeg. Hij voegde er ook scènes aan toe over de verschrikkingen van de loopgraven aan de IJzer, en enkele schrijnende brieven die Vlaamse frontsoldaten aan hun familie schreven.
De componiste Chaya Czernowin dacht al een tijdje om iets te doen met het kortverhaal Homecoming (in 1997 in het Engels vertaald) van de Chinese schrijfster Can Xue, waarin een personage thuiskomt in een deels bekende en toch deels vreemde en mistige omgeving, ergens nabij kliffen aan zee. Peceval en Czernowin kenden elkaar niet, maar Aviel Cahn, artistiek directeur van Opera Ballet Vlaanderen, bracht hen bij elkaar met het oog op een mogelijke samenwerking. En alhoewel deze twee een totaal ander uitgangspunt hadden, met sterk van elkaar verschillende omstandigheden, bleek er toch een raakpunt te zijn, namelijk personages die zich in een overgangstoestand tussen leven en dood bevinden.
De verhalen die Perceval en Czernowin bezighielden werden in Infinite Now13 bij elkaar gebracht en door elkaar geweven, waarbij tekstfragmenten in het Engels, Duits, Frans en Nederlands gesproken en gezongen werden door de acteurs en zangers. De muziek van Chaya Czernowin zou ik veeleer begeleidend of ondersteunend willen noemen, zoals dat dikwijls in de film gebruikelijk is. Slechts zelden zoals bij de evocatie van een storm, kregen muziek en orkest in dit muziektheater een overheersende rol. Het symfonisch orkest van Opera Vlaanderen was aangevuld met enkele solo-instrumentalisten, en met een gedigitaliseerd klankdecor dat varieerde van diverse natuurgeluiden met fladderende vogels of pletsende regen, tot gegrom van kanonnen en een plotse stilte. Alle elementen vormden samen een merkwaardige muzikale eenheid, die volledig ten dienste stond van het tekstmateriaal, dat op een bijzonder sobere manier door acteurs en zangers werd vertolkt. Een soberheid die onder meer met sterk suggestieve statische beelden door regisseur Luk Perceval uitmuntend werd gestuurd, en die sterk contrasteerde met de respectievelijke gruwelijkheid en geheimzinnige dreiging van de verhalen, die daardoor een nog sterkere dimensie kregen. Het decor, de videobeelden, de belichting en de kostuums leverden een vermeldenswaardige bijdrage om van deze wereldcreatie een intense visuele en auditieve ervaring te maken, waarbij je als toeschouwer gedurende een goede twee en een half uur een beklijvende meditatieve ervaring beleefde. Deze nieuwe opera is een bijdrage van Opera Vlaanderen aan de herdenking van de ‘Grote Oorlog’ van 1914-1918. Honderd jaar nadien moeten we helaas vaststellen dat we intussen een Tweede Wereldoorlog achter de rug hebben die nog diepe sporen nalaat, en geconfronteerd blijven met aanslepende wereldwijde conflicten die onze wereld op de rand van de afgrond kunnen brengen. Deze opera doet daar niet prekerig over, maar biedt voldoende stof voor verdere reflectie.14
Revelations
In dit multimediale project van Muziektheater Transparant worden onder meer teksten uit de Visioenen van de dertiende-eeuwse Brabantse dichteres en mystica Hadewijch als uitgangspunt genomen.15 Haar merkwaardige oeuvre behoort tot de canon van de Nederlandse (én Vlaamse) literatuurgeschiedenis. Maar vraag eens aan een pas afgestudeerde leerling van de middelbare school of hij/zij Hadewijch kent? Wie door het zien van deze productie wat meer over deze dichteres wilde weten, werd ook echt niet wijzer, want er werd van haar slechts een kleine tekst op een scherm geprojecteerd bij het begin van de voorstelling. Maar de leergierige bezoeker kon terecht bij het uitgebreide parallelle Hadewijchfestival dat op diverse locaties plaatsvond.16
Toch is Hadewijch (en haar visioenen) de hele tijd aanwezig in deze woordloze gezongen en gespeelde Revelations. De makers, uitvoerders en vertolksters gaan hierin op zoek naar een hedendaagse interpretatie van een visionaire verbeelding en extase, in een veeleer tijdloze context, maar met hedendaagse middelen en technieken. Het decor bestaat uit een dubbele, gekruiste catwalk, waar het centrale personage van een jonge zwangere vrouw met een engelenstem (Lore Binon) haar antagonisten ontmoet. Het zijn gevleugelde engelen (vertolkt door het vrouwenkoor Capella Amsterdam), gekleed in gewaden met diverse kleuren: van zwart tot ‘alle kleuren van de regenboog’. De muziek is een geslaagde mengeling van hedendaagse muziek en laatmiddeleeuwse en renaissance klanken, met toevoeging van wat Arabische elementen, waarbij het Antwerpse HERMESensemble en de elektronische muziek van Jorrit Tamminga elkaar aanvullen en inspireren. Een installatie met licht- en rookeffecten en met videobeelden van Kurt d’Haeseleer vult het totaalbeeld aan. Regisseur Wouter van Looy leidt dit totaalspektakel naar mystieke hoogten, geïnspireerd door zowel oude christelijke visionaire teksten als door het hedendaagse verhaal Een jihad van liefde van de Belgische moslim Mohamed El Bachiri.17
Ik geloof niet zo in het bestaan van een hemel met aartsengelen, serafijnen en cherubijnen. Maar stel dat er toch een hemel zou bestaan, waar een Lore Binon samen met deze Amsterdamse Capella-engelen en dit HERMESensemble eeuwig deze goddelijke Revelations zouden uitvoeren, dan zou ik toch graag in die zevende hemel mijn hiernamaals willen doorbrengen.18 Dit maar om duidelijk te maken dat Revelations voor mij een ware revelatie was.
Sága
De Antwerpse band Dez Mona (de naam zou geïnspireerd zijn door het personage van Desdemona uit Shakespeares Othello) werd in 2003 opgericht door de zanger Gregory Frateur en de contrabassist Nicolas Rombouts, en had de accordeonist Roel Van Camp als ‘vaste gast’. Per project werd er uitgekeken naar geschikte musici. Voor het project Sága19 was dat het barokensemble B.O.X (Baroque Orchestration X), aangevuld met Tijs Delbeke, die een vijftal diverse instrumenten bespeelt. Sága werd al gecreëerd in 2011, en ging sindsdien de wereld rond.
Gregory Frateur is eigenlijk een atypische zanger: hij is niet klassiek geschoold, en was aanvankelijk als amateur actief in het milieu van de showbizz. Frateur beschikt over een aangename, soepele en warme stem, met een heel bijzondere tessituur. Met Dez Mona bracht hij aanvankelijk een mix van gospel, spirituals, jazz en alternatieve popmuziek. De samenwerking met een barokensemble lijkt niet zo evident, maar de klanken van diverse oude instrumenten zoals een viola da gamba, een harp, een klavecimbel en een indrukwekkende teorbe (uit de luitfamilie), vormen samen met de volkse accordeon en de moderne elektrische gitaar een verrassende eenheid.
In de Noordse mythologie was Sága de godin van de historie of de grote verhalen, en de dochter van oppergod Odin. Sága bestaat uit een aantal ballades of muzikale vertellingen die door Frateur zelf werden geschreven (in het Engels) en vertolkt worden als een theatrale muzikale voordracht of ‘concertante opera’. Erg statisch, jawel. Maar met een imponerende overtuiging en een fascinerende intensiteit zingt hij over een zoektocht naar een geborgenheid, een thuis, een land, een betere wereld. Soms balanceert hij daarbij op de rand van het barokke en melodramatische, maar hij gaat daar toch net niet overheen. Door zijn overweldigende présence pakt hij de hele zaal in, en dwingt hij de toeschouwers met zijn weemoedige en kwetsbare stem tot een haast ingetogen luisteren. Je moet het maar kunnen.
Nachtschade: Aubergine
Je kan van de meest onverwachte onderwerpen een boeiende voorstelling maken, ook over de auberginevrucht. Dat bewees de sopraan Claron McFadden met haar wel heel aparte voorstelling van Nachtschade: Aubergine. Zij kreeg haar opleiding aan de Eastman School of Music in Rochester (New York) en vestigde zich in 1985 in Nederland. Sinds haar optreden op het Holland Festival 1985 maakte ze diverse tournees, ontplooide ze in geheel Europa een drukke activiteit met optredens in de meest gerenommeerde concertzalen en operahuizen, en werd ze een bekende naam in zowel het traditionele repertoire (onder meer barok) als in het moderne. In Vlaanderen is deze internationaal vermaarde soliste sinds enkele jaren huisartieste bij Muziektheater Transparant.
De voorstelling Nachtschade: Aubergine20 werd aan elkaar gepraat en gezongen door Claron McFadden, en was verder een combinatie van een boeiende reisdocumentaire (die op een groot scherm werd vertoond) en het optreden van een live orkest, overigens ook samengesteld uit leden met een diverse culturele achtergrond. Aan het begin vertelt Claron McFadden dat ze gefascineerd raakte door de nomadische levensloop van de aubergine. Zij maakte een wereldreis, op zoek naar de oorsprong van deze vrucht. Onderweg maakte ze in verscheidene landen kennis met mensen met verschillende culturele achtergronden en ontdekte ze ook vele gemeenschappelijke wortels van deze culturen. De reportage is zowel interessant als boeiend, en leert ons hoe eenzelfde vrucht door zovele mensen in diverse omstandigheden en tradities steeds anders maar even smakelijk kan worden klaargemaakt.
Claron McFadden heeft een uitzonderlijk mooie stem, het orkest speelde moeiteloos muziek uit derde en nog andere werelddelen. De voorstelling was prettig om te volgen, en gaf bovendien nog enkele wijze levenslessen mee: kan de aubergine de wereld redden? Het publiek kon na de voorstelling via diverse hapjes vaststellen dat deze vrucht die wereld alleszins aangenamer en lekkerder kan maken.
En verder
Behalve deze bijgewoonde voorstellingen, stonden er op het uitgebreide programma nog heel wat andere bijzonder interessante en uiteenlopende voorstellingen, die ik helaas niet kon bijwonen, maar waarover vrienden en collega’s me uiterst positief hebben bericht. Zoals over Requiem21 (muziek Gabriel Fauré) waarbij Sidi Larbi Cherkaoui (artistiek leider van Opera Ballet Vlaanderen) samenwerkte met componist Wim Henderickx, die met groot respect voor de muziek van Fauré deze aangrijpende dodenmis bewerkte voor klein ensemble, sopraan, bariton en koor, en deze tevens verrijkte met zijn eigen oriëntaals geïnspireerde composities.22 In deze productie bracht Sidi Larbi behalve dansers van het Ballet Vlaanderen ook het koor én het kinderkoor van Opera Vlaanderen op het toneel.
Ook In koor!23 heb ik tot mijn groot verdriet niet kunnen bijwonen. In dit project brachten Myriam Van Imschoot (performance-kunstenares) en Willem De Wolf (acteur en auteur bij Cie. De Koe), samen met studenten van de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten Gent, een niet-professioneel koor op de planken. De leden ervan oefenen naarstig om eenstemmigheid en welluidendheid te bereiken, gepaard gaande met de onvermijdelijke valse noten en hilarische missers.
Ten slotte moet Het kanaal (productie Antwerp Queer Arts Festival)24 eveneens een boeiende belevenis geweest zijn: een door Shakespeare geïnspireerd verhaal van enerzijds een vluchteling op het strand van Calais die het kanaal over wil zwemmen, en een transgender vrouw die op de krijtrotsen aan de overkant afscheid van het leven wil nemen.
Naschrift
Deze vijfde editie Opera21 vond plaats van 18 tot 30 april 2017 in Antwerpen en Gent, en was het laatste festival in zijn tweejaarlijkse vorm.25 Het kende een bijzonder hoog niveau, en de hoge kwaliteit van solisten en orkesten was opvallend. Elke productie maakte gebruik van hedendaagse technologie en was op een bepaalde manier grensverleggend. Op de vraag welke voorstelling ik de béste vond, zou ik dus niet kunnen antwoorden. Onder de noemer van ‘muziektheater’ gaat immers een hele reeks van uiteenlopende genres schuil. Ik vond ze alle zeven echt even boeiend, maar op een andere wijze.
Met ingang van 2018 wordt Opera21 in plaats van in Antwerpen én Gent, afwisselend in Gent/Brugge en in Antwerpen georganiseerd. De vraag is of het bijzonder hoge niveau van deze vijfde editie jaarlijks zal kunnen worden aangehouden. Maar de initiatiefnemers zijn daar blijkbaar van overtuigd: de beslissing om te opteren voor een jaarlijks festival komt er volgens hen op verzoek van de sector zelf. Een festival dat geconcentreerd is in twee weken en dat een groot aantal nieuwe producties presenteert (met veelal internationale coproducenten) is ideaal om behalve een eigen ook een internationaal publiek aan te trekken, en ook om de interesse van buitenlandse organisatoren te wekken.
De uitgave van 2017 kende in elk geval een stevige nationale én internationale basis. In de eerste plaats natuurlijk met het partnership tussen de initiatiefnemers deSingel, Opera Ballet Vlaanderen, Muziektheater Transparant en LOD muziektheater. Aangevuld met de coöperatie van diverse andere Belgische initiatieven zoals HERMESensemble, SPECTRA Ensemble, Concertgebouw Brugge, CAMPO, KASK, Atelier Bildraum, Theater Malpertuis, Perignem, Compagnie de Koe, Matterhorn en lab.oratorium. En niet te vergeten: ook met de Munt/la Monnaie en Théâtre National de la Communauté française de Belgique. De vele samenwerkingsverbanden met organisaties en initiatieven in de buurlanden Nederland (in het bijzonder met de Operadagen Rotterdam), Duitsland, Luxemburg, Frankrijk en Groot-Brittannië zijn eveneens opvallend, en beslist geen toeval maar de vrucht van jarenlange intense arbeid.
Parallel aan het festival Opera21 organiseerde het Koninklijk Conservatorium Antwerpen van 20 tot 22 april de tweejaarlijkse conferentie van EPARM (European Platform for Artistic Research in Music), een nevenorganisatie van de ‘Association Européenne des Conservatoires, Académies de Musique et Musikhochschulen’ (AEC). EPARM staat bekend als een van de meest actieve en invloedrijke internationale netwerkorganisaties voor artistiek muziekonderzoek. Sinds 2011 houdt EPARM tweejaarlijkse conferenties met diverse lezingen, presentaties, performances en debatten. In 2017 was het thema ‘Staging Research: from the laboratory to the stage and back again’.26
Prominente medewerkers aan Opera21 werden recent in Duitsland gelauwerd. Het tijdschrift Die Deutsche Bühne bekroonde in augustus 2017 regisseur Luk Perceval tot Operaregisseur van het jaar voor zijn regie van Infinite Now (productie Opera Ballet Vlaanderen). Het Duitse tijdschrift Tanz noemde Sidi Larbi Cherkaoui (choreograaf van Requiem, productie Opera Ballet Vlaanderen) de ‘belangrijkste choreograaf’ van het seizoen 2016-2017. Het lijstje met prijzen en onderscheidingen die regisseur Ivo van Hove en scenograaf Jan Versweyveld de laatste tijd mochten ontvangen is haast onoverzichtelijk. De Vlaamse componisten Annelies Van Parys, Wim Henderickx, Serge Verstockt en Daan Janssens die in 2017 op Opera21 prominent aanwezig waren, zijn ook in het buitenland druk actief.27 Na de ‘Vlaamse golf’ in het Europese theater (denk behalve aan de reeds vernoemde theatercoryfeeën onder anderen ook aan Jan Fabre, Jan Decorte, Guy Cassiers, Jan Lauwers en zovele anderen) lijkt er vanuit de Lage Landen/The Low Countries ook in het Europese muziektheater een internationale golfstroom aan te komen. Iets minder golf misschien, maar met een stevige onderstroom.
+++
Toon Brouwers
Toon Brouwers studeerde rechten en theaterwetenschap, en voltooide een acteursopleiding. Hij was dramaturg van de Koninklijke Nederlandse Schouwburg en directeur van de Studio Herman Teirlinck in Antwerpen, en is ere-hoogleraar van het Koninklijk Conservatorium en de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten (AP Hogeschool Antwerpen).
Footnotes
- Menuet verscheen voor het eerst in de negende jaargang van het Nieuw Vlaams Tijdschrift (1955). In 1955 werd het ook voor het eerst in boekvorm uitgegeven door De Arbeiderspers (Amsterdam). ↩
- In het derde nummer van de jaargang 1955 van het Nieuw Vlaams Tijdschrift verscheen het eerste deel van de roman De vrieskelders (p. 225-265), in het vierde nummer verschenen het tweede deel Mijn planeet en het derde deel Het eiland (p. 338-392). In deze eerste uitgave werd een collage van krantenknipsels (met berichten over allerlei misdrijven met een seksueel karakter of drijfveer) bovenaan de pagina’s als een doorlopende tekstband afgedrukt. Vanaf de derde druk (in 1961) verhuisde deze tekstband met krantenknipsels naar de onderkant van de pagina’s. ↩
- Menuet werd door Toneelgroep Hollandia gespeeld op locatie in de Bruynzeel-fabriek in Zaandam, van donderdag 19 juni t/m zondag 6 juli 1997. Bewerking Tom Blokdijk, regie Johan Simons, muziek Peter van Bergen, vertolking Elsie de Brauw, Peter Paul Muller en Frieda Pittoors. ↩
- Dit zijn slechts enkele voorbeelden. Sinds de creatie voor het toneel in 1972, werd Menuet overigens regelmatig in Vlaanderen en Nederland gespeeld. Zo plant het NTGent een nieuwe enscenering van Menuet in maart 2018 (regie Liliane Brakema). ↩
- Enkele audiofragmenten zijn te beluisteren op: www.daanjanssens.be. ↩
- Menuet, naar de roman van Louis-Paul Boon (1955, vertaald naar het Duits door Barbara en Alfred Antkowiak, gepubliceerd als Menuett door Aufbau-Verlag, Berlin & Weimar, 1975). Muziek Daan Janssens, dirigent Filip Rathé, orkest Ensemble Spectra, regie Fabrice Murgia, vertolking Cécile Granger, Raimund Nolte en Tineke van Ingelghem. Productie LOD muziektheater (Gent). Voorstelling bijgewoond op 20 april 2017 in deSingel, Antwerpen. ↩
- Een portret van haar is te vinden op: www.wikipedia.org/wiki/Kamila_Stösslová ↩
- The Diary of one who disappeared. Muziek Leoš Janáček & Annelies Van Parys. Regie Ivo van Hove, scenografie & belichting Jan Versweyveld, kostuumontwerp An D’Huys, dramaturgie Krystian Lada. Vertolking: Ed Lyon (tenor), Hugo Koolschijn (acteur) en Raphaële Nsunda Nluti (mezzo). Piano Lada Valesova. Koor: Leden Kooracademie De Munt. Productie Muziektheater Transparant, coproductie De Munt/La Monnaie, Toneelgroep Amsterdam, Klarafestival, Kaaitheater, Les Théâtres de la Ville de Luxembourg, Operadagen Rotterdam, Beijing Music Festival. Première 11 maart 2017, Kaaitheater Brussel (Klara-Festival). Voorstelling bijgewoond op 22 april 2017, Opera Ballet Vlaanderen. ↩
- Draaiorgels zijn nog steeds in Nederland erg talrijk. Dansorgels waren vooral in Vlaams-België en in het Nederlandse Noord-Brabant populair. Een van de bekendste producenten was de Antwerpse familie Decap (sinds 1902 actief). In Café Beveren (Vlasmarkt 2, 2000 Antwerpen) trekt een authentiek Decap-orgel (bouwjaar 1937 in art deco-stijl) nog steeds talrijke danslustigen. Cf. nl.yelp.be/biz_photos/caf%C3%A9-beveren-antwerpen. ↩
- Pianola, satire de trash. Concept, muziek, beeld, tekst, artistieke leiding Serge Verstockt. Piano, pianola, stem Alain Franco. Piano, pianola, synth, decap, elektronica Benjamin Van Esser. Gitaar, keyboards, elektronica, stem Ko Kowalsky/Serge Verstockt. Filosoof Lieven De Cauter. Robots Hugo & Kuno, Claude, Igor, boycotter. Algemene leiding Ann Andries. Productie ChampdAction, coproductie Concertgebouw Brugge en deSingel. Voorstelling bijgewoond op 25 mei 2017 in deSingel, Antwerpen. ↩
- Trailer te zien op: www.youtube.com/watch?v=TnSJMOrXhyY. ↩
- Een coproductie van Thalia Theater Hamburg en NTGent, première 22 maart 2014, Hamburg. ↩
- Infinite Now. Compositie Chaya Czernowin, muzikale leiding Titus Engel, regie Luk Perceval, decor & video Philip Bussmann, kostuums Ilse Vandenbussche, belichting Mark Van Denesse, dramaturgie Luc Joosten. Vertolking: zangers Karen Vourc’h, Kai Rüütel, Noa Frenkel, Terry Wey, Vincenzo Neri, David Salsbery Fry. Acteurs Didier de Neck, Roy Aernouts, Gilles Wellinski, Oana Solomon, Patrick Bartsch, Benjamin, Lew Klon. Symfonisch Orkest & koor Opera Vlaanderen. Productie: Opera Vlaanderen, coproductie Nationaltheater Mannheim en IRCAM-Centre Pompidou Parijs. Wereldcreatie te Gent 18.04.2017, voorstelling bijgewoond op 03 mei 2017 in Opera Ballet Vlaanderen. ↩
- Meer info op: operaballet.be/nl/programma/2016-2017/infinite-now. ↩
- Voor wie zijn/haar kennis over deze Middelnederlandse schrijfster en mystica (en speciaal over haar Visioenen) wil bijschaven is er bijvoorbeeld de volgende uitgave: Hadewijch: Visioenen. Vertaald door Imme Dros. Met een inleiding en een teksteditie door Frank Willaert. Amsterdam: Prometheus/Bert Bakker, 1996 (Nederlandse Klassieken). ↩
- In het kader van Revelations vond er in april en mei 2017 een Hadewijchfestival plaats in Antwerpen en Gent rond het werk van Hadewijch, onder de noemer Die minne es al, met diverse activiteiten, georganiseerd door de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde, Letterenhuis, Poëziecentrum, Muziektheater Transparant en Universiteit Antwerpen (Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Nederlanden, Ruusbroecgenootschap, en Onderzoeksgroep Visual Poetics). Cf. literairecanon.be/nl/nieuws/die-minne-es-al-hadewijch-festival. ↩
- In Een jihad van liefde (Amsterdam : De bezige Bij, 2017) getuigt Mohamed El Bachiri (met assistentie van David Van Reybrouck) onder meer over zijn jeugd in Molenbeek en over de liefde voor zijn vrouw Loubna die bij de terroristische aanslag in de Brusselse metro (maart 2016) om het leven kwam. ↩
- Revelations (geïnspireerd door teksten van Hadewijch). Compositie & muzikale leiding Wim Henderickx, regie Wouter Van Looy, video Kurt d’Haeseleer, orkest HERMESensemble. Vertolking: Lore Binon (sopraan), Cappella Amsterdam (vrouwenkoor). Productie: Muziektheater Transparant, coproductie HERMESensemble, deSingel, Operadagen Rotterdam en Cappella Amsterdam. Voorstelling bijgewoond op 21 april 2017 in deSingel, Antwerpen. ↩
- Sága. Muziek, tekst en zang: Gregory Frateur. Met Nicolas Rombouts (contrabas, muziek, arrangementen), Roel Van Camp (accordeon), Pieter Theuns (teorbe, arrangementen, zang), Jutta Troch (barokharp), Pieter Vandeveire (viola da gamba, zang), Tijs Delbeke (viool, gitaar, trombone, zang), Véronique Branquinho (styling). Productie: Dez Mona & B.O.X Creatie 2006. Voorstelling bijgewoond op 26 april 2017 in deSingel, Antwerpen. ↩
- Nachtschade: Aubergine. Concept en zang Claron McFadden, compositie Tuur Florizoone, Osama Abdulrasol, Yannick Peeters, zang Claron McFadden, video Lisa Tahon, mise-en-espace Sjaron Minailo. Orkest Tuur Florizoone, Lode Vercampt, Yannick Peeters, Jean-Philippe Poncin, Sjahin During, Osama Abdulrasol. Productie: Muziektheater Transparant, coproductie Concertgebouw Brugge en Operadagen Rotterdam, in samenwerking met Studio Minail. Voorstelling bijgewoond op 29 april 2017 in deSingel, Antwerpen. ↩
- Requiem. Muziek Wim Henderickx (gebaseerd op het Requiem van Gabriel Fauré), choreografie Sidi Larbi Cherkaoui. Uitvoering: HERMESensemble en gemengd koor & kinderkoor (o.l.v. Jan Schweiger) en dansers van Ballet Vlaanderen. Première 18 maart 2017 in Opera Gent, voorstellingen op het festival Opera21 op 18-19 april 2017. ↩
- Op www.wimhenderickx.com/index.php?page=Requiem is een trailer te zien van deze productie. ↩
- In koor! Concept, tekst & regie: Myriam Van Imschoot & Willem de Wolf, dirigent Jean-Baptiste Veyret-Logerias. Met een koor van ca. 24 leden. Productie CAMPO, de KOE & KASK. Voorstellingen op het festival Opera21 op 20, 21, 22 april 2017, Campo Nieuwpoort, Gent. ↩
- Het kanaal. Compositie Annelies Van Parys, monologen Gaea Schoeters, regie Gable & Romy Roelofsen/Het Geluid Maastricht, scenografie Anneleen De Causmaecker. Vertolking Katelijne Verbeke en Adams Mensah, zang Naomi Beeldens. Productie Muziektheater Transparant & Antwerp Queer Arts Festival, i.s.m. Het Geluid Maastricht, vzw Perignem en Operadagen Rotterdam. Avant-première op festival Opera21, deSingel, Antwerpen, 29 april 2017. ↩
- Eerstvolgende editie: tweede helft van april 2018, in Gent en Brugge. ↩
- Zie: www.aec-music.eu/events/european-platform-for-artistic-research-in-music-eparm-2017. ↩
- Meer info over deze componisten op hun homepages: www.anneliesvanparys.be, wimhenderickx.com, www.daanjanssens.be. ↩