Dit artikel verscheen in FORUM+ vol. 22 nr. 3

Mobile Autonomy, exercises in artists’ self-organisation. Een zomerschool in het Middelheimmuseum Antwerpen

Karina Beumer, Nico Dockx, Pascal Gielen
Academie voor Schone Kunsten Antwerpen, Universiteit Antwerpen, Rijksuniversiteit Groningen

Een groep kunstenaars en academici van over de hele wereld verplaatste zich eind augustus voor één week naar het Middelheimmuseum in Antwerpen voor een zomerschool. Atelier van Lieshout – een werk van Joep van Lieshout in de collectie van het beeldenpark – werd het basiskamp. Van daaruit ontwikkelde zich een programma met publiekslezingen, workshops, kooksessies, conversaties en filmvertoningen. Dit alles werd georganiseerd door de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten Antwerpen, Lokaal01, Extra City en Arts in Society, en samengesteld door socioloog Pascal Gielen en kunstenaar Nico Dockx.

A group of artists and academics from around the world travelled to the Middelheim Museum in Antwerp for a week in late August to attend summer school. Atelier van Lieshout – a workshop created by Joep van Lieshout that forms part of the collection of the sculpture park – served as their base camp. From there they developed a program including public readings, workshops, cooking sessions, conversations and film screenings. All of this was organized by the Royal Academy of Fine Arts Antwerp, Lokaal 01, Extra City and Arts in Society, and curated by sociologist Pascal Gielen and artist Nico Dockx.

De zomerschool Mobile Autonomy was als een batterij die opgeladen werd door gesprekken en ontmoetingen. De deelnemers kampeerden aan de rand van het Middelheimmuseum en de directeur van de Kunsthalle Beijing sliep in een camper. Het brood voor het ontbijt voor de volgende ochtend werd gekneed tijdens de avondlezingen. Symprovisatiegesprekken vonden in en om het Renaat Braempaviljoen plaats, ingeleid door filosoof Erik Hagoort. Kunstenaar Thomas Hirschhorn gaf op onnavolgbare wijze acte de présence. Het Turkse kunstenaarscollectief Oda Projesi legde uit hoe we onze kinderen deel kunnen laten uitmaken van een professionele carrière als kunstenaar. Tegelijk tastten theoretici zoals Isabell Lorey en Gerald Raunig de mogelijkheden van ‘precario’ en ‘autonomie’ af. Tara Cranswick vertelde over haar werk met V22 te Londen en hoe je artistieke autonomie via de beursgang kan opbouwen.

Op woensdag verplaatste de hele groep zich samen met het Indische kunstenaarscollectief Raqs Media Collective per fiets naar Doel. Een metaforisch pleidooi voor een karavaan van vrijheid. De zomerschool als een plek onderweg ... En dan, als die week voorbij is? Zou er nog iets overblijven van die brok energie die in het Middelheimmuseum werd gemodelleerd? Ik interview Nico Dockx en Pascal Gielen op de laatste dag van deze tijdelijke, levende en sociale sculptuur.

Karina Beumer (KB): Wat is jullie doel met deze zomerschool?

Pascal Gielen (PG): Voor mij is dit een experiment voor ARIA. ARIA doet onderzoek in de kunsten in nauwe samenwerking tussen de Universiteit Antwerpen en de drie kunsthogescholen te Antwerpen. Hoe bouw je een brug tussen wetenschappers en kunstenaars? Hoe kan je een nieuwe wetenschap ontwikkelen? En: kan kunst een wetenschap van vrijheid blijven? De wetenschap die aan de universiteit wordt bedreven, is steeds minder vrij. Wetenschappers zitten heel vaak vast in hun eigen methode of worden gedwongen in rigide formaten te publiceren. Het verschil met de kunstenaar is dat die zijn/haar eigen methodes ontwikkelt en zijn/haar eigen presentatievormen lanceert. Ik vind het heel interessant om die twee groepen mensen samen te brengen.

Nico Dockx (ND): Ik vind het persoonlijk erg belangrijk om niet te definiëren wat er hier de afgelopen week heeft plaatsgevonden. Ik zie de zomerschool als een gedeelde ervaring tussen mensen die kan meegenomen worden in ieders artistieke praktijk, academisch onderzoek, of dagelijks leven. Het is de energie van de verschillende uitgenodigde individuen die hier zijn samengekomen, die het belangrijkste onderdeel vormde van dit evenement.

PG: Je zou de zomerschool een queeste kunnen noemen, een onderzoek naar iets dat niet bestaat. Tijdens de zomerschool probeerde ik het wetenschappelijk kader open te breken. En omgekeerd: ik probeerde het artistiek denken een sterker kader te bieden. We weten dus niet wat de uitkomst zal zijn. Daarin zit ook de drive! En ook de mogelijkheid om een interactie te bewerkstelligen tussen wetenschappelijk en artistiek onderzoek.

KB: Tijdens de zomerschool werden er intieme workshops gegeven aan een groep van dertig jonge deelnemers uit verschillende disciplines en met verschillende nationaliteiten. Er werden ook publiekslezingen gehouden. De gastsprekers, de participanten, de organisatoren en enkele vrijwilligers leefden samen met elkaar in het beeldenpark van het Middelheimmuseum. Wat is de uitkomst van deze sociale sculptuur?

ND: Tijdens deze zomerschool wilden we graag een open, improviserende situatie creëren. In klassieke conferenties en symposia ontstaat er heel vaak een sterk contrast tussen het podium met de actieve sprekers en de zaal met een eerder passief publiek. Hier in het Middelheimpark probeerden we alles simultaan te laten gebeuren. De keuken vormde het kloppende hart van het evenement. Samen koken, samen eten lag aan de basis van de vele conversaties. Maar ook het samenleven en samenwerken veranderde het kader van het museum. In al deze tussenmomenten kon er op een andere manier kennis worden uitgewisseld met elkaar, en dat is heel cruciaal naar mijn gevoel. We waren allen tegelijkertijd leerlingen en leraars voor en door elkaar.

KB: Pascal schrijft in zijn essay A caravan of freedom dat kunstenaars zich best bewust zijn van het feit dat hun artistieke vrijheid alleen maar kan overleven als gedeelde vrijheid. Is dit een pleidooi voor meer samenwerking? Wat is jullie idee over Mobile Autonomy?

ND: Voor mij betekent de notie ‘autonomie’ het nemen van een beslissing, een actie ondernemen en daarvoor ook de verantwoordelijkheid nemen. Dat is misschien wel de basis van kunst: keuzes maken en verantwoordelijk zijn voor de consequenties van die keuze.

PG: Alle structuren zijn tegenwoordig gemaakt op basis van individualiteit, zelfs onze eigen structuren. Men komt naar een zomerschool omdat bijvoorbeeld Thomas Hirschhorn komt spreken. Je kan heel moeilijk aan dat auteurschap en die individualiteit ontsnappen. Ook subsidiebeurzen zijn gemaakt op het formaat van zo’n individualiteit. Deze zomerschool leert me nu al hoe moeilijk het is om uit individuele paradigma’s te breken en dat er een enorme wil is om dat te doen. Collectiviteit en solidariteit komen terug in alle gesprekken. Er is een enorm verlangen om zich meer in die richting te organiseren. Ik vraag me af hoe je modellen kan maken die niet op het individu zijn gericht. Hoe kan je collectiviteit aanmoedigen? Hoe kan je andere structuren ontwikkelen om te kunnen overleven?

ND: En er moet ook een vertrouwen zijn. Dat ligt aan de basis van een artistieke praktijk. In de meeste gevallen word je als kunstenaar uitgenodigd omdat er vertrouwen bestaat in het werk, want men weet niet op voorhand wat het resultaat zal zijn. De angst vanuit de universiteit bijvoorbeeld, voor een te grote vrijblijvendheid in een artistiek werk- en denkproces dat een open en improviserende situatie voorstelt, lijkt me een te gemakkelijke re ex en getuigt van weinig engagement en vertrouwen. Een open situatie kan juist heel andere perspectieven aanreiken en daarmee jouw perceptie wijzigen. Daarom denk ik dat het belangrijk is om intuïtief dingen en mensen samen te brengen en ook even samen te houden om tot nieuwe inzichten en ideeën te komen.

PG: Hoe organiseer je jezelf als je niet louter en alleen van de markt wil leven of van een overheid kan leven? Of als je als kunstenaar geen entertainment wil maken, of niet iets wil maken wat goed kan verkopen? Die kunstenaars vallen uit de boot en worden verplicht om over andere manieren en modellen na te denken: modellen die eenvoudigweg goedkoper zijn, maar die ook ideologisch beter bij hun eigen ethos en aanvoelen passen. Je moet je eigen markt maken en die ziet er vaak heel anders uit dan de neoliberale vrije markt die ons nu wordt opgedrongen. Het gaat om andere economische transacties, andere marktvormen waar je je goed in voelt. Je moet je eigen economie kunnen genereren, waar ruimte is voor artistieke ontwikkeling, artistieke processen en zelfontwikkeling, maar ook voor wederzijds vertrouwen en solidariteit. Het enige alternatief voor geldtransacties zijn sociale transacties. De zomerschool is hiervoor een boeiende formule. In de workshops wordt er echt gewerkt, ook al is het vaak alleen maar een discussie. Concepten en primaire modellen en zelfs gespreksvormen zijn het basismateriaal waardoor men de dynamiek en energie van andere mogelijke organisatievormen kan laten proeven. Zo’n gesprek draagt daar echt al toe bij.

KB: In de workshops wordt er gewerkt: Hotel Charleroi graaft een kuil met de deelnemers in het beeldenpark, Oda Projesi onderzoekt het productieproces van het kunstwerk, datgene wat zich achter de schermen van een artistieke praktijk schuilhoudt. Het benoemt hierbij enkele overlevingstactieken voor de kunstenaar. Een ander groepje deelnemers zit in de Caravan 79 van Jef Geys voor een collectief gesprek. Is zo’n workshop of gesprek dan materiaal?

PG: Ja, dat is materiaal om straks je eigen organisatie vorm te kunnen geven, en materiaal om over jouw zelforganisatie te kunnen nadenken. De volgende stap is om een juridische structuur te ontwikkelen en/of tot een economisch model te komen, een zelforganisatie die autonoom is. Tegelijkertijd zijn er natuurlijk kunstenaars die daar al heel erg lang mee bezig zijn. Eén deelnemer aan de zomerschool heeft bijvoorbeeld haar eigen zeeschip gekocht en komt naar hier om ideeën op te doen en uit te wisselen om te weten te komen hoe je op dit schip met anderen al reizend een autonome praktijk kan ontwikkelen. Men komt juist hiernaartoe om kennis over te dragen en op te halen, en ook om een manier te vinden om de eigen praktijk beter onder woorden te kunnen brengen. Anderzijds leer ik daar ook heel veel van. Hoe doe je dit hands-on? Welke praktische, maar ook politieke, economische, sociale en ecologische problemen kom je tegen wanneer je je eigen autonome karavaan door de wereld wil laten trekken?

ND: De zomerschool is een oefening in samenzijn, in samen koken, in samen eten, in leren jezelf organiseren samen met anderen en het verder ontwikkelen van een artistieke praktijk die zich beweegt buiten de grenzen van het individu, in het aanvaarden en positief gebruik maken van onzekerheden, in het ondergaan van toevallige gesprekken. Het hangt natuurlijk allemaal verder af van wat je er dan zelf mee wil doen. De kracht zit hem in dingen doen en gesprekken voeren, het in vorm brengen, het materialiseren van een gedeelde energie. Daadkracht is erg belangrijk, maar dat hoeft niet het resultaat te zijn. Het is eerder een proces, een ervaring.

KB: Jullie hebben voor de zomerschool een boek gemaakt.1 Het boek werd als handleiding gebruikt voor het programma van de zomerschool. Waarom is het belangrijk dat er een boek is? Hoe verliep jullie samenwerking?

PG: Heel goed eigenlijk. Het werd alsmaar beter. In het begin was het een beetje vaag. Het was lichtjes stresserend om het boek te maken, omdat het toch een andere aanpak is dan ik gewend ben. Je hebt altijd een voorstelling vooraf bij het maken van een boek, maar werken met kunstenaars leert je dat vooropgestelde idee snel los te laten. Kunstenaars gaan altijd aan de haal met het kader, ze zullen daar iets anders van maken en dat moet je ook tolereren. Vervolgens moet je kijken of die input jouw onderzoek kan helpen of het eventueel in een geheel andere richting kan duwen. Misschien kan het zelfs dingen inbrengen waardoor er een heel andere onderzoeksvorm ontstaat. Daarvoor is de zomerschool natuurlijk een geschikte formule. Als je bijvoorbeeld de contributie van A Dog Republic in het boek ziet, raakt dat op een heel andere manier aan zelforganisatie. In het begin dacht ik zelf: Wat heeft dat er nu mee te maken! Maar uiteindelijk gaat het daar wel degelijk over. Gekluisterd aan gangbare methodes zijn wetenschappers vaak geneigd alleen te zoeken waar het licht brandt omdat ze daar kunnen zien. Een kunstenaar heeft het lef om je buiten de lichtvlek van een lantaarn te duwen om daar te vinden wat je werkelijk zoekt. Of hij kan de lamp stukgooien waardoor je met z’n allen in het duister tast. Onder efficiëntiedruk en andere neoliberale agenda’s durven onderzoekers vaak niet meer naar dat duistere nulpunt te gaan. Nochtans ligt daar vaak het begrip van de wereld, of misschien wel een ander mogelijk begrip van onze wereld. Door met kunstenaars te praten genereer je openheid voor sensitievere manieren van werken. In eigen teksten gebruik ik vaak metaforen. Het concept van de karavaan is zo’n metafoor. Dat zijn trucs die kunstenaars ook gebruiken. In droog empirische wetenschap is dat eigenlijk verboden, bij wijze van spreken.

ND: Het boek is een mogelijke tekst, een annotatie, een voetnoot bij het evenement. Ik zie deze zomerschool als een ‘sculptuur’ die zich eventjes – heel tijdelijk, in dit geval één week – in het beeldenpark van het Middelheimmuseum te Antwerpen heeft geplaatst, om daarna opnieuw te verdwijnen en zich te verplaatsen. Deze mobiliteit en veranderlijkheid is voor mij cruciaal: het idee, en tevens het feit, dat een sculptuur niet a priori iets permanent moet zijn. Het gaat meer over de continuïteit van een evenement, een project en bijhorende energieën. Een dynamiek. Een levende sculptuur.

KB: Nu is de zomerschool voorbij, wat hopen jullie dat ervan overblijft?

PG: Eerder hoopte ik dat hier een concrete organisatie uit voort zou komen. Ik hoopte dat er een soort machientje zou gaan draaien met een klein groepje mensen, met kunstenaars en wetenschappers erin, die samen een organisatie zouden opzetten. Ik weet dat dat niet in één week kan. We zijn onderweg in het denken en in het bouwen van dat soort dingen. Misschien is het beter om te denken dat juist in de weg naar die organisatie toe al van alles gebeurt. Het onderweg zijn is belangrijker voor de karavaan dan de aankomst. Op dat moment heeft ze immers geen recht op bestaan meer.

+++

Nico Dockx

Nico Dockx werkt als beeldend kunstenaar, curator, uitgever en onderzoeker met een fundamentele interesse voor het archief, en stelt sinds 1998 nationaal en internationaal zijn werk tentoon. Hij is onderzoeker aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten Antwerpen (AP Hogeschool) en werkt sinds 2015 met Sébastien Delire aan La Galerie Imaginaire.

nico.dockx@ap.be

Pascal Gielen

Pascal Gielen is als hoogleraar verbonden aan ARIA (Antwerp Research Institute for the Arts, UAntwerpen) en is directeur van het onderzoekscentrum Arts in Society (Rijksuniversiteit Groningen). Hij schreef verschillende boeken over hedendaagse kunst, cultureel erfgoed en cultuurpolitiek.

pascal.gielen@uantwerpen.be

Karina Beumer

Karina Beumer is beeldend kunstenaar. Zij maakte een documentaire over deze zomerschool. Deze video is te zien op de website van Lokaal01: www.lokaal01.org.

karinabeumer@hotmail.com

Noten

  1. N. Dockx & P. Gielen (eds.), Mobile Autonomy. Exercises in artists’ self-organization. Amsterdam 2015.