Dit artikel verscheen in FORUM+ vol. 23 nr. 1

In de marge van het erfgoedbeleid. Het muziekerfgoed in de bibliotheek van het Koninklijk Conservatorium Antwerpen

Hannah Aelvoet
Koninklijk Conservatorium Antwerpen

Hoewel de bibliotheek van het Koninklijk Conservatorium Antwerpen een uitgebreide collectie muziekerfgoed beheert en in toenemende mate een erfgoedwerking ontplooit, wordt ze enkel gehonoreerd als hogeschoolbibliotheek. Nochtans heeft ze als conservatoriumbibliotheek alle middelen in huis om een buitengewoon geschikte muziekerfgoedinstelling te worden. Maar wat is daarvoor nodig, en wie is daarvoor verantwoordelijk?

Although the library of the Royal Conservatoire Antwerp holds an extensive collection of musical heritage and implements an increasingly developed heritage policy, it is only recognised as a college library. However, as a conservatoire library, it is well suited to become an excellent musical heritage institution. But what does it take to achieve that status and who is responsible for achieving it?

De grootste muziekbibliotheek van Vlaanderen

Een muziekhogeschool heeft doorgaans een eigen muziekbibliotheek. In veel gevallen is dit ook iets om mee uit te pakken. Neem bijvoorbeeld het Mozarteum in Salzburg: de website van deze muziekhogeschool stelt de bibliotheek van het Mozarteum voor als een van de grootste kunst- en muziekbibliotheken van Oostenrijk; de grootte van de collectie wordt geschat op 260.000 volumes. Een van de grootste conservatoria van Duitsland is dan weer de Hochschule für Musik und Tanz in Keulen, met ongeveer 1.500 studenten en een bibliotheek van rond de 200.000 volumes. De websites van andere belangrijke conservatoria in onze buurlanden leren ons dat de bibliotheek van het Conservatorium van Amsterdam, een school met zo’n 1.100 studenten, ongeveer 185.000 items bezit; dat het Conservatoire National Supérieur de Musique et de Danse de Paris een mediatheek heeft met rond de 250.000 stukken, in een school van ongeveer 1.500 studenten; en dat de Londense Guildhall School of Music, met zo’n 800 studenten, een bibliotheek heeft met ongeveer 89.000 items.

Ten opzichte van deze bibliotheken is de Antwerpse Conservatoriumbibliotheek een vreemde eend in de bijt. Een directe indicatie hiervoor is de grootte van de collectie. Met ongeveer 650.000 volumes is de bibliotheek van het Conservatorium opvallend uitgebreid, vooral in verhouding tot het aantal studenten – voor het Conservatorium van Antwerpen ligt het aantal studenten rond de 600. De Antwerpse Conservatoriumbibliotheek is met andere woorden in absolute cijfers én relatief gezien een opmerkelijk grote bibliotheek in vergelijking met haar buitenlandse collega’s.

Cijfers zeggen weliswaar niet per se iets over de inhoud van de collectie, maar in dit geval biedt de aard van de collectie wel een mogelijke verklaring. Bovenstaande bibliotheken hebben namelijk een bepaalde hoedanigheid gemeen: ze zijn er vooral ter ondersteuning van de onderwijs- en onderzoeksactiviteiten aan de hogeschool. Ook de bibliotheek van het Conservatorium van Antwerpen is in de eerste plaats een hogeschoolbibliotheek. Dit wil zeggen dat de bibliotheek een plaats is voor het inkijken en uitlenen van partituren, monografieën, biografieën, toneelstukken, cd’s, dvd’s, tijdschriften, en dergelijke meer, en voor het raadplegen van databanken. Uitzonderlijk is evenwel dat ze naast het materiaal voor onderwijs en onderzoek ook een omvangrijke erfgoedcollectie bezit. Naast de uitleendienst en de leeszaal is er dus ook een magazijn – en een kluis – met oude partituren, eerste drukken, handschriften, autografen, aan muziek gerelateerde objecten, brieven en personenarchieven.

De Conservatoriumbibliotheek zit als erfgoedinstelling vast tussen onderwijs en erfgoed; het erfgoeddecreet kan op dit moment in niet meer dan een label voorzien en de onderwijsdecreten hebben met erfgoed niet veel te maken.

Hoewel het erfgoedmateriaal aan de onderwijstaken van het Conservatorium kan worden gelinkt – vooral via de onderzoekspijler van het instituut – heeft het in vele opzichten een breder maatschappelijk belang. De erfgoedcollectie van de bibliotheek documenteert namelijk een groot deel van de geschiedenis van het Vlaams/Belgisch muziekleven. Deze geschiedenis gaat verder dan de autografen van de stichter van het Conservatorium, Peter Benoit; tot de absolute topstukken behoren onder andere het Beiaardboek (1746) van Joannes de Gruijtters, het Troisième livre de pièces de clavecin (tussen 1744 en 1779) van Josse Boutmy, en de Dodecachordon (1547) van Henricus Glareanus. Deze drie werken zijn opgenomen op de Topstukkenlijst van de Vlaamse Gemeenschap.1

De aanwezigheid van een uitgebreide erfgoedcollectie geldt overigens niet alleen voor de bibliotheek van het Conservatorium van Antwerpen, maar ook voor die van de conservatoria van Gent en Brussel. Het is dan ook geen geheim dat een groot deel van het Vlaams/Belgisch muziekerfgoed zich in de conservatoriumbibliotheken bevindt.

Van hogeschoolbibliotheek tot cultureel archief

Het muziekerfgoed in de Antwerpse Conservatoriumbibliotheek kent een verscheiden herkomst. Zo spreekt het voor zich dat het Conservatorium, als instituut dat is gesticht in 1867, haar eigen geschiedenis documenteert in de bibliotheek. Daarnaast werden er van bij de oprichting van het Conservatorium voor zogenaamde klasbibliotheken boeken en partituren aangekocht; in 1874 zou de bibliotheek van het Conservatorium over een verzameling hebben beschikt van 33 werken.2 Nog belangrijker zijn de historische collecties rond muziek en toneel die in de decennia daarna werden verworven. De erfgiften van de musicologen Edouard Grégoir (1822-1890) en Léon de Burbure de Wesembeek (1812-1889) zorgden voor de eerste grote historische collecties met onder meer kostbare oude drukken en psalmboeken die in de bibliotheek van het Conservatorium terechtkwamen.

Antwerpen was hierin niet de grote voorloper. Deze vroege verzameling van historische partituren is zelfs geheel te situeren binnen een algemene tijdsgeest rond de negentiende-eeuwse Vlaamse conservatoria. In het oudste conservatorium van België, het in 1832 gestichte Conservatorium van Brussel, speelde de eerste directeur François-Joseph Fétis (1784-1871) op dit gebied een voortrekkersrol.3 Hij had in de jaren 1830 en 1840 al meteen de toon gezet met de aankoop van de Westphalcollectie. Deze collectie bevatte handschriften van onder meer Carl Philipp Emmanuel Bach en Georg Philipp Telemann.4

De geschiedenis van de Antwerpse Conservatoriumbibliotheek toont aan dat er altijd al erfgoed geweest is, maar toch is haar rol als erfgoedinstelling het afgelopen decennium opmerkelijk belangrijker geworden. Dit heeft met een aantal ontwikkelingen te maken. Ten eerste is er in de voorbije jaren een groter maatschappelijk bewustzijn rond erfgoed ontstaan. Het klimaat waarin aan cultuur gerelateerde decreten en sensibiliseringscampagnes (zoals Erfgoeddag) van de overheid het belang van erfgoed benadrukken, zorgt ervoor dat, in het beste geval, erfgoed niet zomaar wordt weggegooid. Dit heeft voor de Antwerpse Conservatoriumbibliotheek geleid tot een sterke toename van het aantal schenkingen in de afgelopen tien jaar. De Conservatoriumbibliotheek is nu meer dan ooit een plaats waar men erfgoed – of althans een vermoeden van erfgoed – naartoe brengt. Deze schenkingen bestaan overigens niet alleen uit muzikaal materiaal; in toenemende mate vindt ook theater- en danserfgoed een onderkomen in de bibliotheek. Een tweede reden geldt specifiek voor Antwerpen: de positie van de Conservatoriumbibliotheek als erfgoedinstelling is versterkt door de herprofilering van het AMVC tot het Letterenhuis in 2002. Voordien had muziekerfgoed ook in het AMVC een plaats, als deel van het ‘Vlaams cultuurleven’. Nu de focus bij de letteren ligt, wordt muziekerfgoed meer dan voordien doorverwezen naar de gespecialiseerde instelling daarvoor, namelijk de Conservatoriumbibliotheek.

Verder is er ook nog een derde, negatief geformuleerde reden. Dat het muziekerfgoed grotendeels in de conservatoriumbibliotheken zit, is historisch gegroeid. Er is namelijk nooit een beslissing genomen om het erfgoed weg te halen uit de onderwijsinstellingen, in tegenstelling tot een tendens in het buitenland om het erfgoed te beheren in de nationale bibliotheken. Frankrijk is in deze context exemplarisch: het bovenvermelde Conservatoire de Paris beschikte ooit over een bibliotheek die het brandpunt was van muziekerfgoed in Frankrijk. In 1806 was de bibliotheek al ongeveer achtduizend volumes rijk; tegen het begin van de twintigste eeuw werd het honderdduizendste exemplaar ingeschreven. In 1935 werd de collectie van de Franse conservatoriumbibliotheek bij decreet toegevoegd aan de Bibliothèque nationale, samen met de Bibliothèque-musée de l’Opéra van de Opéra Garnier.5

De Antwerpse Conservatoriumbibliotheek plooide zich naar de evoluerende positie van (muziek)erfgoed sinds het begin van de jaren 2000 en verwierf in 2010 van de Vlaamse overheid het kwaliteitslabel ‘erfgoedbibliotheek’. Zo is de bibliotheek uitgegroeid tot de enige gespecialiseerde erfgoedinstelling voor muziek, drama en dans in de brede regio rond Antwerpen. Sedert een paar jaar heeft ze aan de reguliere bibliotheekwerking ook een archiefmodule toegevoegd, zodat archieven van personen en organisaties in hun geheel kunnen worden bewaard en ontsloten. Naast erfgoedbibliotheek evolueert de Conservatoriumbibliotheek nu dus ook naar de hoedanigheid van een cultureel archief.

Klinkend erfgoed

Dat het erfgoed in een Conservatoriumbibliotheek wordt bewaard, heeft een paar belangrijke voordelen. Vooral de link met de uitvoeringspraktijk aan het Conservatorium is hierbij cruciaal. Bijzonder aan muziekerfgoed is dan ook meestal dat niet het bewaarde document, maar de klinkende uitvoering tot de kern van de zaak behoort, en aan een conservatorium heeft het muziekerfgoed des te meer de kans om te blijven leven, om bestudeerd en gehoord te blijven worden. Dit is onder meer af te lezen in de projecten die in en rond de bibliotheek lopen. Begin 2014 startte bijvoorbeeld een onderzoeksproject naar de choreografische kamermuziek van Paolo Litta (1871-1931) op basis van materiaal uit de bibliotheek. Van meet af aan was het de bedoeling om de uitvoeringspraktijk in dit project te integreren; naast output op papier behoort de uitvoering van een deel van dit repertoire tot de uiteindelijke doelen van het project. Een ander voorbeeld is het onderzoeksproject naar de Antwerpse componist Pierre Suremont (1762-1831). Ook dit project is gebaseerd op een uitgebreide collectie autografische manuscripten die in de Conservatoriumbibliotheek worden bewaard, en beoogt de publicatie en de uitvoering van een selectie Suremontpartituren. Hierbij maakt de bibliotheek dankbaar gebruik van haar omkadering in het Conservatorium.

Naast de mogelijkheden qua uitvoeringspraktijk aan het Conservatorium kan de bibliotheek ook bogen op specifieke expertise omtrent muziekerfgoed. Dit is deels gestoeld op de ervaring van de bibliotheek met erfgoed in het algemeen, en deels op een specifieke scholing van het personeel in muziek, bibliotheek en archief. Verder zorgen betrokken organisaties voor onderzoek naar het muziekerfgoed in de bibliotheek, zoals het Studiecentrum voor Vlaamse Muziek en de onderzoeksgroep Labo XIX&XX, die recent in de schoot van de bibliotheek werd opgericht.

Gekneld tussen onderwijs en erfgoed

Tot hier klinkt de erfgoedwerking van de Conservatoriumbibliotheek zeer rooskleurig, maar er is aan deze situatie ook een cruciaal probleem verbonden dat de positie van de bibliotheek als erfgoedinstelling hypothekeert. De Conservatoriumbibliotheek wordt namelijk alleen voor haar werking als hogeschoolbibliotheek ondersteund; op het niveau van de hogeschool behoort de erfgoedwerking niet tot de kerntaken van de bibliotheek, en net omdat de bibliotheek tot een hogeschool behoort, wordt de erfgoedwerking niet ondersteund door het erfgoeddecreet. Dit brengt een aantal samenhangende moeilijkheden met zich mee: ten eerste heeft de bibliotheek als erfgoedinstelling in principe geen vast budget voor haar erfgoedwerking; de erfgoedwerking wordt grotendeels gefinancierd via de arbeidsintensieve organisatie van tijdelijke projecten. Hierbij ervaart de bibliotheek vooral een situatie van ‘dweilen met de kraan open’: er komt meer materiaal binnen dan kan worden verwerkt. Bovendien slorpt het organiseren van deze projecten kostbare tijd van de erfgoedwerking op.

Een tweede probleem is dat het bestaan van deze projectmatige erfgoedwerking sterk afhankelijk is van de keuze van afzonderlijke individuen. De interesse van de bibliothecaris bepaalt in hoeverre de bibliotheek als erfgoedinstelling fungeert, samen met de tijdelijke klemtonen in het beleid van de hogeschool. Dit is niet in de eerste plaats een probleem voor de bibliotheek, maar wel voor het muziekerfgoed an sich. De enige gespecialiseerde instelling voor muziekerfgoed in de regio kan namelijk op lange termijn niet garanderen dat de zorg voor en de bewaring en ontsluiting van (nieuw) muziekerfgoed op deze manier kan worden voortgezet. Het muziekerfgoed zit dan wel op zijn plaats in de Conservatoriumbibliotheek, maar op dit moment ontbreken er nog een aantal externe factoren om deze situatie te stabiliseren.

De collectie jazzmemorabilia van Albert Michiels (1923-2008) bevat een schat aan kleurrijke titelpagina’s, waaronder deze partituur van de Brusselse jazzlegende David Bee (1903-1992).
Bibliotheek Koninklijk Conservatorium Antwerpen, KVC 210.059

De problematiek van het erfgoed in de bibliotheek wordt al een tijdlang af en toe in een artikel aangehaald. In 2000 omschrijft Edward Vanhoutte in de studie Zorgen voor later? de situatie in de conservatoriumbibliotheken van Antwerpen, Brussel en Gent met betrekking tot archiverings- en inventariswerk als ‘zeer ernstig’.6 Als hoofdreden haalt Vanhoutte aan ‘dat deze bibliotheken formeel als schoolbibliotheek behandeld worden’. Negen jaar later deed ook Veronique Verspeurt deze vaststelling in een bevraging van Vlaamse muziekbibliotheken naar aanleiding van een praktijkverhandeling voor de master Informatie en Bibliotheekwetenschap, getiteld Muziekbibliotheken in Vlaanderen: landschapstekening en erfgoedwerking.7 Ook hier kwam de genoemde reden aan bod vanuit het standpunt van de bevraagde conservatoriumbibliotheken zelf. Jan Dewilde vatte de problematiek voor Antwerpen in 2010 samen in het artikel Conservatoriumbibliotheken: de Assepoesters van het muziekerfgoedbeleid. Ook in het handboek muziekerfgoed Achter de muziek aan (2010) wordt de situatie heel kort aangehaald.8

Ondertussen heeft de bibliotheek grote stappen voorwaarts gezet op het gebied van archivering en inventarisatie. Zo werden er, naast de organisatie van erfgoedprojecten, ook twee voltijdse equivalenten erfgoedmedewerker aan het bibliotheekpersoneel toegevoegd dankzij het engagement van de overkoepelende Artesis Plantijn Hogeschool. De kernproblematiek blijft evenwel na al die jaren dezelfde. De Conservatoriumbibliotheek zit als erfgoedinstelling namelijk vast tussen onderwijs en erfgoed; het erfgoeddecreet kan op dit moment in niet meer dan een label voorzien – wat alleen een morele ondersteuning biedt – en de onderwijsdecreten hebben met erfgoed niet veel te maken.

Het maatschappelijk draagvlak van een niche

De situatie van het muziekerfgoed in de bibliotheek is verbonden aan een onderliggende problematiek met betrekking tot muziekerfgoed in het algemeen. Er speelt dan ook een belangrijke maatschappelijke component mee in deze zaak; het Vlaams/Belgisch muziekerfgoed lijkt vooralsnog niet heel erg populair, vooral in vergelijking met haar equivalenten binnen de letteren en de beeldende kunsten. Als klassieke muziek over het algemeen al tot een niche behoort, dan behoort klassieke muziek van Vlaamse/Belgische afkomst tot een nog smallere niche. Het repertoire is grotendeels onbekend en onbemind. Een bijkomend probleem is dat het zogenaamde muziekerfgoedveld zeer versnipperd is. Er is amper contact tussen de verschillende instellingen die iets met muziekerfgoed te maken hebben, zoals de conservatoriumbibliotheken, de nationale bibliotheek, de betrokken media en het expertisecentrum Resonant. Er bestaat vooralsnog geen overkoepelende visie voor het eigen muziekerfgoed; er zijn enkel afzonderlijke projecten. Dit heeft niet met onwil te maken, wel met de brede opdracht van ieder afzonderlijk instituut. Toch is het een gezamenlijke visie die op lange termijn een breder draagvlak voor het Vlaams/Belgisch muziekerfgoed kan creëren.

Een bijzonder mooi voorbeeld van een dergelijke overkoepelende visie voor het muziekerfgoed is te vinden in Noorwegen. Om de versnippering van het muziekerfgoedveld tegen te gaan, bundelden een aantal instellingen in 2010 de krachten, waaronder de Nationale bibliotheek, de Norwegian Academy of Music (Norges Musikkhøgskole) en de musicologieafdelingen van de universiteiten van Oslo en Bergen. Het resultaat hiervan was de start van een gemeenschappelijk muziekerfgoedproject, onder de titel Norsk musikkarv (Norwegian Musical Heritage). Het doel van het project is de digitalisering en publicatie van, en het onderzoek naar het Noorse nationale erfgoed. Een overkoepelende raad maakt keuzes en tekent de lijnen van het project uit. Het pilootproject van Norsk musikkarv was bijvoorbeeld de kritische editie van het verzameld werk van Johan Svendsen (1840-1911). Inmiddels werden Svendsens partituren al door verschillende musici en orkesten uitgevoerd.9

Naar een dubbele identiteit

De Antwerpse vereniging De vrienden van de dans publiceerde in 1947 een brochure met prachtige prenten, als herinnering aan de creatie van het ballet Les mouchoirs. Lea Daan ontwierp de choreografie van de voorstelling, muziek en tekst werden respectievelijk voorzien door Renier Van der Velden en Roger Avermaete.
Bibliotheek Koninklijk Conservatorium Antwerpen, KVC 75.083

In tijden waarin er een steeds groter gewicht wordt toegekend aan het ondernemerschap van culturele instellingen, bestaat het gevaar dat suggesties naar het beleid toe niet meer legitiem worden geacht. Het lijkt een gemakkelijkheidsoplossing waarin de verantwoordelijkheid wordt doorgeschoven naar de Vlaamse overheid, te lui als men is om zelf met zogenaamde ‘alternatieve financiering’ op de proppen te komen. De bibliotheek maakt echter gebruik van de alternatieven die voorhanden zijn, van het organiseren van projecten tot het oprichten van een eigen onderzoekseenheid. Toch blijkt de problematiek van het muziekerfgoed groter dan de initiatieven van de bibliotheek. Het is dan ook quasi onmogelijk om op lange termijn een duurzame erfgoedwerking op basis van tijdelijke projecten op te bouwen. Het probleem ligt dan ook niet bij de organisatie van de projecten zelf, maar bij de omkadering.

Een mogelijke oplossing ligt in deze situatie bij het overkoepelende beleid. Hierbij is de erkenning van de bewaarinstellingen van muziekerfgoed via het erfgoeddecreet een voor de hand liggende optie. Als ondersteunende gedachte hierbij geldt de vaststelling dat het huidige muziekerfgoedbeleid qua middelen de klemtoon legt op de intermediërende instellingen die zelf geen collectie beheren. Specifiek voor Antwerpen zou een dergelijke erkenning betekenen dat de Conservatoriumbibliotheek loskomt van de rigide identiteit van een hogeschoolbibliotheek, die de ontwikkeling van een erfgoedinstelling hypothekeert. De uitwerking van een dubbele identiteit zou een interessante oplossing kunnen bieden: hogeschoolbibliotheek én erfgoedinstelling, waarbij de tweede pijler wordt erkend en structureel ondersteund via het erfgoeddecreet. Een dergelijke herschikking van het erfgoedveld zou een betekenisvolle eerste aanzet kunnen zijn tot de ontwikkeling van een langetermijnvisie voor het Vlaams/Belgisch muziekerfgoed.

+++

Hannah Aelvoet

Hannah Aelvoet is musicoloog en werkt als erfgoedmedewerker in de bibliotheek van het Koninklijk Conservatorium Antwerpen (AP Hogeschool). Ze combineert deze functie met een opleiding piano aan hetzelfde instituut. Het afgelopen academiejaar behaalde ze een master in het Cultuurmanagement aan de Universiteit Antwerpen met een masterproef over de erfgoedwerking van de bibliotheek.

hannah.aelvoet@ap.be

Noten

  1. Een bredere greep uit de erfgoedcollectie van de bibliotheek is online te bezichtigen via de website www.libraryconservatoryantwerp.be/erfgoed.
  2. M. Buyssens, ‘De bibliotheek van het Koninklijk Vlaams Conservatorium.’ In Koninklijk Vlaams Conservatorium Antwerpen: 1898 – school conservatorium hogeschool – 1998. Traditie en vernieuwing. Antwerpen 1998, p. 217-225.
  3. J. Dewilde, ‘Conservatoriumbibliotheken: de Assepoesters van het muziekerfgoedbeleid.’ Bibliotheek en archiefgids, 86 (2010) 1, p. 9-14.
  4. Meer informatie over de Westphalcollectie is te vinden via de website www.muziekcollecties.be/nl/westphal (11 januari 2016).
  5. Het bewuste decreet stamt van 30 oktober 1935 en voorziet de ‘fusion des bibliothèques musicales’.
  6. E. Vanhoutte, Zorgen voor later? Argumenten voor de Wetenschappelijke Bestudering van de Vlaamse Muzikale en Literaire Archieven, Bibliotheken en Bewaarplaatsen. Deurne 2000. www.kantl.be/ctb/pub/zorgen/zorgen.pdf (17 juli 2015).
  7. V. Verspeurt, Muziekbibliotheken in Vlaanderen: landschapstekening en erfgoedwerking. Bevraging over de invloed van het Vlaams erfgoedbeleid op de werking van deze bibliotheken. Praktijkverhandeling Universiteit Antwerpen. Antwerpen 2009.
  8. K. Van der Meijden & H. Moyson, ‘Bewaarplaatsen van muzikaal erfgoed in Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.’ In Achter de muziek aan. Muzikaal erfgoed in Vlaanderen en Nederland. Leuven 2010, p. 191-219.
  9. Informatie over dit project is ook in het Engels beschikbaar via de website www.musikkarven.no (11 januari 2016).