Dit artikel verscheen in FORUM+ vol. 24 nr. 1, pp. 48-49
Het is weinig bekend dat vlak bij Antwerpen, in het complex Het Kanaal van Axel Vervoordt te Wijnegem, een van de meest indrukwekkende realisaties valt te bewonderen van de razend populaire eigentijdse Indisch-Britse beeldende kunstenaar Anish Kapoor. Zijn monumentale werk At the Edge of the World (1998) omvat een grote koepelconstructie die aan de binnenkant met een pregnant rood pigment werd doordrenkt, en die werd opgesteld binnen in een ronde, witte, kapelachtige ruimte. De constructie en de visuele opzet van het monument doen een bezoeker duizelen, net als de bijzondere en karakteristieke akoestiek die binnen de koepel ontstaat in de ruimte. Het was geen toeval dat de Antwerpse componist Wim Henderickx dit kunstwerk als uitgangspunt nam voor de compositie van zijn eerste symfonie, die voorjaar 2016 op cd werd uitgebracht door deFilharmonie op het label Cutting Edge.
In het door Tom Janssens rijkelijk gedocumenteerde begeleidende boekje bij de cd leren we dat Henderickx grootse architecturale ambities wilde verwezenlijken met zijn eerste symfonische gedicht, en dat hij een ‘bouwwerk dat je als luisteraar moet ontdekken’ wilde creëren. Je zou je kunnen afvragen of het anno 2016 nog wel zinvol is voor een componist om zich op een genre te storten dat zijn hoogtepunt en grootste populariteit meer dan een eeuw geleden kende. Maar Henderickx slaagt erin de luisteraar ruimschoots te overtuigen van zijn verrijking van het symfonisch aanbod. Meer nog, Henderickx’ eerste symfonie vormt een even verbluffende demonstratie van compositorisch vakmanschap als een indrukwekkende getuigenis van authentieke en originele artistieke inspiratie.
Elke beweging uit At the Edge of the World vormt een op zichzelf staand geheel dat refereert aan een ander werk van Kapoor. Het korte eerste deel, “Marsyas”, is een wervelende, lichtvoetige introductie waaruit onmiskenbaar een dankbaarheid en gretigheid spreekt van de componist om zich voor de eerste keer op symfonische paden te begeven. Het is een soort drieledig scherzo waarin duidelijke referenties te ontdekken zijn aan componerende voorgangers die de Vlaamse toondichter inspireerden: de koperblazers doen bij wijlen bijvoorbeeld sterk terugdenken aan Edgar Varèse, daar waar de uitbundig frivole fluitjes een luisteraar onwillekeurig naar de vogels van Olivier Messiaen terugvoeren. Als structuur laat het eerste deel zich smaken als een respectvolle hommage aan de Hongaren Béla Bartók en vooral György Ligeti.
In het langere tweede deel, “Melancholia”, introduceert Henderickx onmiddellijk zijn kenmerkende affiniteit met oosterse tradities en filosofie, die het meest prominent werd verkend en ontplooid in zijn compositiereeks The Tantric Cycle (2004-2010). Het melodische lied van de Engelse hoorn wordt ondersteund door harmonische orkestrale zuilen die de luisteraar hypnotiserend meevoeren naar de Himalaya.
Het derde deel, “Svayambh”, contrasteert sterk met het vorige door een besliste tempoverhoging en meeslepende stroomversnelling waarbij een aantal muzikale thema’s worden uitgewerkt om steeds abrupt te worden afgebroken en opgevolgd door andere muzikale ideeën en constructies.
Aan het vierde en langste hoofddeel ontleent de symfonie haar titel. Dit deel vangt aan met een nieuwe verstilling die een meditatieve sfeer oproept, waarin de speelse fluitjes uit de introductie opnieuw verschijnen. Binnen dit omkaderende gegeven worden heel langzaam harmonische structuren gebouwd die geduldig en gestaag de resonantiemogelijkheden van ongehoorde akkoorden exploreren. De componerende mysticus Henderickx schept voor zijn luisteraars een sensueel, bijna tastbaar kader voor een meditatie over muzikale ruimte.
Het contrast met het slotdeel, “Leviathan”, kon niet scherper gesteld worden, door de verpletterende muzikale mokerslagen van de kopers en slagwerkers aan het begin van de finale. De naam van dit deel verwijst naar een bijbels zeemonster, en het is de bedoeling van de componist, door een constante schakering tussen harde, luide en zachte, stille passages, de luisteraars het gevoel te geven ‘in de buik van een monster te zitten’, met op het einde een uitzinnige climax met drie paukenisten.
De eerste symfonie van Wim Henderickx is als compositie een onmiskenbaar meesterwerk. Maar het overduidelijke enthousiasme en de aanstekelijke energie waarmee deFilharmonie in uitzonderlijke vorm, onder leiding van Edo de Waart, de uitvoering heeft weten te realiseren, maken dat het werk ook op een cd indruk maakt en een luisteraar kan begeesteren.
Naast een monumentale totaalcreatie als de eerste symfonie At the Edge of the World, kunnen alle andere werken op de dubbel-cd onvermijdelijk als kleinere, meer bescheiden bijwerken lijken. Dit zou minstens voor het Oboe Concerto ‘Empty Mind’ onterecht zijn; het is een van Henderickx’ meest interessante en kenmerkende composities. Het werk verschijnt in twee uitvoeringen – één met orkest en één met elektronica – wat meteen de relatie tussen het solo-instrument en de begeleiding typeert en definieert. Het orkest vervult in Empty Mind de rol van een elektronische tape, maar verleent wel degelijk extra sonore dimensies en een duidelijk ervaarbare meerwaarde aan de compositie ten opzichte van de versie voor hobo en louter elektronica. Vooral de opbouw van het hoboconcerto maken het tot een even interessante als sensuele en waardevolle ervaring, als een goed opgebouwde en gestructureerde muzikale uiting van de mediterende geest.
In het eerste deel worden door de hobo verschillende losstaande elementen geïntroduceerd. Flarden en schetsen van klanken en vormen evoceren het idee van een ademhaling, waarbij het orkest en de elektronica slechts vage, zachtjes resonerende antwoorden uitwerken. Gaandeweg worden in de loop van het tweede en derde deel van het concerto melodieën ontwikkeld, waarbij microtonaliteit niet slechts als hedendaagse gimmick wordt gebruikt, maar binnen een authentiek en coherent modaal kader wordt ingezet. Een onvergetelijke luisterervaring en een zeldzaam hoogtepunt vormt het fantastische en gedurfde contrast tussen het levendige derde deel, “Ecstasy”, en het daaropvolgende “Contemplation”. De luisteraar wordt op een onbeschrijflijke manier te midden van een soort contemporain Tibetaans koperensemble getrokken. De akkoorden die in “Contemplation” worden gepresenteerd zijn van een bijna buitenaardse kwaliteit.
De laatste twee delen, “Secret Glance” en “Epilogue”, dienen als een langgerekte ontspanning en uitleiding, waarbij op het einde de hobo scherp afsteekt boven een donkere, zachte orkestmassa. In de uitvoering is het opnieuw duidelijk dat de compositiestijl van Wim Henderickx het orkest deFilharmonie, deze keer onder leiding van Martyn Brabbins, zeer goed ligt. Ondanks de bescheiden rol van veredelde elektronische tape, weten de musici gedreven en uiterst secuur de delicate sfeer van het werk te treffen. Solist Piet Van Bockstal koos consequent voor een tamelijk atletische benadering van de solopartij, die zeker veel indruk maakt en alleszins het voordeel van muzikale transparantie biedt.
Wim Henderickx is zelf een slagwerker, een hoedanigheid die hij ook als componist geregeld volop uitleeft, bijvoorbeeld met Confrontations (2009) voor vijf Afrikaanse en vijf westerse percussionisten. Met Groove! daagde hij de slagwerksectie van deFilharmonie uit tot een energieke en virtuoze topprestatie. Paukenist Pieterjan Vranckx schittert in dit concerto voor slagwerk en orkest waarbij percussietradities uit de hele wereld aan bod komen in een eclectisch gedicht. Slagwerk uit het Midden-Oosten zoals qaraqibs, voetbelletjes, darbuka’s, dafs en ribs worden opgevolgd door een swingende reis door Azië met Indonesische gamelan, Indische tabla, Japanse kodo en Thaise gongs. In het laatste deel van Groove! horen we waar het ritmische hart van de componist klopt, met een festival aan trommels en djembés, en een jazzy drumstel.
De cd van Wim Henderickx en deFilharmonie At the Edge of the World/Empty Mind/Groove! biedt een uitzonderlijk mooie luisterervaring van een gevarieerde en boeiende reeks stijlen en muzikale ideeën, haarscherp opgenomen en afgewerkt door Matthew Bennett en Steven Maes. De uitgave vormt een levendige getuigenis van een componist én een orkest die anno 2016 duidelijk in bloedvorm verkeren.