Dit artikel verscheen in FORUM+ vol. 22 nr. 1
Ana Torfs: Echolalia
Nele Wynants
Universiteit Antwerpen, Université libre de Bruxelles
Ana Torfs: Echolalia. Brussel: WIELS, Centrum voor Hedendaagse Kunst, 12 september - 14 december 2014.
In Wiels, het Brusselse centrum voor hedendaagse kunst, liep recent een bijzondere tentoonstelling van Ana Torfs (°1963). In zes beeldende installaties toonde de Belgische kunstenares werk van de laatste vijf jaar. Uit de visuele vertellingen, de uitgebalanceerde composities en het gebruik van geluidsopnames spreekt Torfs' achtergrond in videokunst en film. Toch staat in haar werk veeleer het woord centraal, of juister, de verhouding tussen woord en beeld, en hoe de vertaalslag tussen beide nooit één op één is, maar altijd ruimte laat voor interpretatie, misverstanden en verbeelding. De titel is in die zin veelzeggend, zoals alle titels in haar oeuvre. Echolalia staat voor de herhaling van woorden door een kind dat leert praten, maar het verwijst ook naar een medische afwijking waarbij iemand dwangmatig woorden en zinnen herhaalt. Die fascinatie voor de relatie tussen woord en beeld resulteert in een tentoonstelling die zich laat lezen als een artistiek onderzoek naar de werking van taal via een historische discoursanalyse. Want Torfs' esthetica combineert grondig historisch onderzoek met een sterke verbeeldingskracht in coherente, beeldende composities. Het is een prikkelend voorbeeld van hoe het perspectief van de onderzoekende kunstenaar een alternatieve ontdekkingsreis doorheen de westerse cultuurgeschiedenis oplevert.
De tentoonstelling opent met The parrot & the nightingale, a phantasmagoria (2014), Torfs' meest recente werk dat niet eerder werd vertoond. Diagonaal in de ruimte staan twee grote videoschermen, parallel ten opzichte van elkaar, waarop zwart-witbeelden van een tropisch woud traag in elkaar overvloeien. Nu en dan verschijnt de schaduw van een rondwandelende museumbezoeker als een silhouet in beeld, het lijkt een donkere fantasmagorische schim uit het verleden. Het werk is geïnspireerd op Columbus' ontdekking van Amerika. Fragmenten uit het dagboek van de ontdekkingsreiziger werden geïnterpreteerd door een doventolk en die gebaren zijn te zien op drie kleinere beeldschermen in evenzoveel hoeken van de ruimte. Simultaan met de beeldopname horen we achtereenvolgens drie interpretaties van de gebaren, die opmerkelijk veel van elkaar verschillen.
De audiovisuele installatie is een intelligente artistieke vertaling van de historische gebeurtenis. Het is bekend dat Columbus' team gebaren gebruikte om met de autochtone bevolking te communiceren. Of ze elkaar werkelijk begrepen, valt echter te betwijfelen. De titel van dit werk alludeert hierop. The parrot & the nightingale, a phantasmagoria is geen fabel van Jean de La Fontaine, maar een metafoor voor de ontmoeting tussen twee culturen. Het eerste dier waarvan Columbus melding maakt in zijn dagboek is een papegaai, weet Torfs; een vogel die bekend staat om zijn repetitief gedrag. Diezelfde dag noteerde de man naar verluidt dat de indianen goede en intelligente knechten zouden zijn, aangezien ze meteen alles herhalen wat hen wordt gezegd. De nachtegaal is traditioneel de metafoor voor de dichter. Hoewel deze vogelsoort niet voorkomt in de Caraïben, maakt Columbus er toch regelmatig melding van.
Tekst in het werk van Torfs wordt benadrukt als medium. Dat geldt zeker voor Txt (Engine of wandering words) (2013). Zes wandtapijten verbeelden de manier waarop specifieke woorden – zwerfwoorden, in het Duits Wanderwörter – doorheen de tijd en ruimte konden reizen en onze huidige wereld vormgaven: gember, saffraan, suiker, koffie, tabak en chocolade, het zijn leenwoorden die nagenoeg onveranderd bleven langs handelsroutes in diverse talen en culturen. Torfs toont het reistraject van deze woorden aan de hand van afbeeldingen, fragmenten van gravures, schilderijen, pamfletten en boekpagina's uit verschillende historische periodes. De afbeeldingen maken deel uit van een mechanisch apparaat (het engine uit de titel), gemodelleerd naar een illustratie uit Jonathan Swifts Gullivers reizen. De beeldenautomaat uit de originele houtgravure van J.J. Grandville suggereert dat de beelden met een eenvoudige draai aan de houten handgrepen tot nieuwe combinaties herschikt kunnen worden.
De geschiedenis – of juister, de archeologie van woorden – staat ook centraal in Family plot (2008), het volgende werk in het parcours. Hiervoor vertrok Torfs van de Zweedse natuurkundige Carl Nilsson Linnaeus (1707-1778) die, zo leert ons de tekstbrochure, een formeel systeem introduceerde voor het benoemen van planten. In het kielzog van de Europese ontdekkingsreizen werden de exotische planten in Linnaeus' taxonomie genoemd naar hun westerse ontdekkers of opdrachtgevers, ten koste van hun inheemse namen. Torfs beschouwt deze 'politiek van benoemen' als een vorm van 'linguïstisch imperialisme'. Iets benoemen is een vorm van toe-eigening.
De vorm van dit werk herinnert aan educatieve, wetenschappelijke gravures. Vijfentwintig portretten van westerse patroons bekleden een lange wand. Wie beter kijkt, ziet ook de kleinere portretten van de botanici die de planten benoemden tegen de achtergrond van een gestileerde weergave van de plant in kwestie (een close-up van de voortplantingsorganen, een verwijzing naar Linnaeus' seksuele categorieën). Daaronder hangt een tweede aanvullende reeks kaders. Geheel in encyclopedische traditie geeft Torfs vorm aan de ideologische wereld van de naamgevers in symmetrische zwart-witcomposities. Ze verzamelt tekst- en beeldfragmenten die de blik van Europa op de rest van de wereld sterk bepaalden. Via de archeologie van deze naamgeving werpt Torfs een ander licht op de impact van het westerse imperialisme. Maar dit werk is niet enkel een kritische deconstructie van dit classificatiesysteem en de postkoloniale context waarin het ontstond. Het drukt weerom Torfs' fascinatie uit voor de geschiedenis en de kracht van woorden.
De problematiek van benoemen keert terug in [...] STAIN [...] (2012). Torfs thematiseert hierin de naamgeving van twintig synthetische kleuren die in de moderniteit werden uitgevonden, zoals Pruisisch blauw, Congorood of Bismarckbruin. Opnieuw combineert Torfs grondig historisch onderzoek en analyse met een speelse verbeelding in een pseudowetenschappelijke opstelling. Het werk ziet eruit als een uitgestalde kleurenencyclopedie. In glazen kabinetten verzamelt ze per kleur een reeks veren en genummerde afbeeldingen. Een vrouwenstem leest in willekeurige volgorde allerlei weetjes voor die verwijzen naar het specifieke gebruik van deze kleuren, hun geschiedenis en hun culturele verschijningsvormen. Zo combineert Torfs opnieuw wetenschappelijke en historische feiten met anekdotes uit de industrie-, literatuur- en cultuurgeschiedenis.
De tentoonstelling eindigt met twee werken uit 2009 waarin de relatie woord-beeld op de spits gedreven wordt. De fotoserie Legend toont negen landschappen, gefotografeerd op La Gomera, een van de kleinste Canarische eilanden. De onderschriften verhalen van mythische legendes over het eiland, maar ook historische, politieke en economische feiten. Bij elke 'legende' krijgt het landschap een andere betekenis. Displacement ten slotte, is een fotografische remake van Roberto Rosselini's Journey to Italy uit 1954. De abstracte logica van het origineel inspireerde Torfs voor een nog radicalere ontkoppeling van woord en beeld. Zwart-witdia's van landschappen van het Zweedse eiland Gotland worden tegenover portretten van de twee protagonisten geplaatst. De kille dialogen tussen 'een man' en 'een vrouw' zijn hoorbaar via een koptelefoon. Niet toevallig staat opnieuw de reis centraal. 'Every story is a travel story', herhaalt de verteller. De reis is hier een metafoor voor een andere ontdekkingstocht. Het van elkaar vervreemde koppel tracht hun verhouding terug in balans te brengen. 'Tell me that you love me', vraagt de vrouw, 'I want to hear you say it'. Het lijkt erop dat hun liefde enkel bestendigd kan worden via het woord.
+++
Catalogus
A. Torfs & C. Dumalin (red.), Echolalia. Brussel 2014. (De catalogus werd uitgegeven door WIELS in samenwerking met Koenig books en bevat teksten van Emiliano Battista, Gabriele Mackert, Kassandra Nakas, Catherine Robberechts, Dirk Snauwaert, Ana Torfs en Christophe Van Gerrewey.)