Dit artikel verscheen in FORUM+ vol. 22 nr. 1

Visual Poetics. Onderzoek van theater, film en verwante kunsten

Esther Tuypens, Nele Wynants
Universiteit Antwerpen, Université libre de Bruxelles

Visual Poetics is de naam van een onderzoekscentrum aan de Universiteit Antwerpen. Het fungeert als een interdisciplinair platform voor de studie van theater, film en verwante kunsten. De onderzoekers delen een interesse voor de wisselwerking tussen artistieke maakprocessen enerzijds en een kritisch begrip hiervan anderzijds. Esther Tuypens en Nele Wynants schetsen het pro el van de groep en bieden een beknopt overzicht van lopend onderzoek dat onderverdeeld is in vier velden: artist's poetics, intermedial poetics, performative poetics en textual poetics.

Visual Poetics is the name of a research centre at the University of Antwerp. It serves as an interdisciplinary platform for studying theatre, film and related arts. The researchers share an interest in the interaction between creative artistic processes on the one hand, and a critical understanding of them on the other. Esther Tuypens and Nele Wynants outline the pro le of the group and provide a brief overview of ongoing research that is divided into four fields: artist's, intermedial, performative and textual poetics.

Poiesis

Het Onderzoekscentrum voor Visuele Poëtica is de onderzoeksgroep die spoort met de opleiding Theater- en filmwetenschap aan de Universiteit Antwerpen. Het centrum biedt een levendige en internationaal georiënteerde context voor onderzoekers met een gedeelde interesse voor de kruisbestuivingen tussen theater, film en verwante kunsten. Onze benadering is bijgevolg uitgesproken interdisciplinair, in overeenstemming met het intermediale profiel van het bachelor- en masterprogramma. De uitwisseling tussen artistieke praktijk en theoretische reflectie staat daarbij centraal. Want we zijn ervan overtuigd dat de dialoog tussen makers en onderzoekers een diepgaander begrip kan opleveren van het kunstwerk en van de dramaturgische principes en creatieprocessen die daaraan voorafgaan. De gedeelde interesse voor de wisselwerking tussen artistieke maakprocessen enerzijds en een kritisch begrip hiervan anderzijds, kristalliseert zich uit in een focus op de relatie tussen het visuele en het discursieve, tussen woord en beeld. 1

Met 'poëtica' leggen we de nadruk op deze maakprocessen. Poëtica is afgeleid van 'poiesis' of 'actief maken'. De poëtica van een artistiek medium plaatst het kunstwerk in het hart van het onderzoek en bestudeert het voltooide werk als het resultaat van een artistiek proces. Het tracht te verklaren hoe kunst werkt en waarom het kunstwerk er onder bepaalde omstandigheden ging uitzien zoals het eruitziet. Hoe werkt het charisma van een acteur bijvoorbeeld, en is deze zogenoemde X-factor maakbaar of manipuleerbaar in een acteursopleiding? Wat zeggen de onderlinge relaties tussen filmmakers in de 'microkosmos' van klassiek Hollywood ons over de cinema van die periode? Welke rol speelde het theater in de negentiende eeuw voor de popularisering van wetenschap? Of hoe bieden de regieboeken van Jan Fabre, Luk Perceval en Romeo Castellucci een inkijk in het creatieproces van hun voorstellingen?

Het creatieve proces is natuurlijk moeilijk te omlijnen en nog moeilijker te vertalen naar een theoretisch discours. Visual Poetics stelt zich daarom tot doel na te denken over alternatieve benaderingen van beeld of voorstelling. De onderzoekers laten zich daarbij inspireren door methodes uit de kunstgeschiedenis, de historiografie en de visuele studies. Tegelijkertijd erkennen we dat het beeld vaak een 'rest' bevat die ontsnapt aan de analyse of betekenisgeving. We beschouwen het beeld als een raadsel dat nooit helemaal opgelost kan worden. Een invloedrijke auteur in dit verband is kunstcriticus W.J.T. Mitchell. In zijn veel geciteerde boek What do pictures want stelt hij zich de uitdagende vraag 'wat willen beelden nu werkelijk?' 2 Mitchell kent het beeld een zekere agency toe, begiftigd met een eigen verlangen, intelligentie en doelgerichtheid. Hoe kunnen we nadenken en spreken over beelden op een manier die hun (ongrijpbare) wezenskenmerk waardig is? Hoe vertalen we het visuele naar het talige? En hoe nemen we het kunstwerk mee in onze theorie? Het werk van critici en theoretici die over deze moeilijke maar spannende relatie tussen woord en beeld hebben nagedacht, is bijgevolg een belangrijke basis voor onderzoek. De beste kunstkritiek kan immers net zo prikkelend zijn als de praktijk waardoor het zich laat inspireren.

De kunstenaarspoëtica

Het onderzoek binnen Visual Poetics situeert zich binnen vier velden: artist's poetics, intermedial poetics, performative poetics en textual poetics. Het eerste veld richt zich in het bijzonder op de studie van artistieke processen. Het gaat hierbij niet enkel om de plaats van het kunstwerk en de kunstenaar in onze academische praktijk, maar ook om de vraag hoe de kunstpraxis zelf een bron van kennis kan zijn. De interactie tussen theoretische reflectie en artistieke praktijk wordt actief opgezocht via uitwisseling met actoren uit de kunstsector, kunstscholen en andere wetenschapsdisciplines. Zo lopen er momenteel twee projecten rond de acteermethode van Jan Fabre in samenwerking met het Koninklijk Conservatorium Antwerpen en partners aan de Universiteit Antwerpen, gespecialiseerd in de medische wetenschap. De wisselwerking tussen artistieke inzichten, theoretische beschrijvingen, empirische resultaten uit de exacte wetenschappen en de pedagogische expertise van het Conservatorium laat toe de specificiteit van Fabres trainingsmethode te omschrijven en verspreiden.

Tegelijkertijd verruimt de dialoog tussen praktijk en theorie de methodologie van het academisch onderzoek zelf. Dit proberen we te doen door een artistieke manier van kijken naar de werkelijkheid mee te nemen in de ontwikkeling van alternatieve werkwijzen. We zijn geïnteresseerd in methodes die in wezen esthetisch zijn, zoals literaire en beeldende montage, de cinefiele anekdote, en de surrealistische spelcultuur, bijvoorbeeld het corps exquis. We bekijken deze methodes enerzijds vanuit een historisch perspectief. Hoe biedt de historische avant-garde ons mogelijke artistieke onderzoekstechnieken? Anderzijds trachten we er ook mee te experimenteren in onze benadering van hedendaags artistiek werk.

Ten slotte is Visual Poetics ook een vruchtbare voedingsbodem voor artistiek onderzoek, opgezet door kunstenaars met een uitgesproken onderzoeksimpuls. Het centrum wil hun artistieke parcours stimuleren en uitdagen door het in een onderzoeksverband te zetten en kritisch te bevragen. Meer specifiek lopen er momenteel onderzoeksprojecten rond mode en architectuur in de moderniteit; de integratie van fotografische beelden in schilderkunst; fenomenologische aspecten van de architecturale ruimte, en anamorfose in hedendaagse videokunst. Deze projecten zullen uitmonden in diverse doctoraten in de kunsten. De kunstenaars combineren een theoretische benadering met een artistieke onderzoeksvraag. Dat resulteert in hoogwaardige artistieke resultaten enerzijds – een collectie; een tentoonstelling; een video-concert; ... – en een theoretische reflectie daarop anderzijds.

Intermedia

Kunstenaars zoeken steeds vaker de grenzen van hun medium op. De beeldtaal van een theatervoorstelling of film kan zo picturaal zijn dat het de conditie van schilder- of beeldhouwkunst benadert. Of filmmakers kiezen bewust voor een theatrale esthetica. De integratie van cinematografische media in het theater daagt dan weer onze traditionele kijkkaders uit. Want het gebruik van nieuwe media op het podium doet iets met onze blik op het live gebeuren. Niet zelden stellen deze technische media het klassieke theaterbegrip op de proef. Anderzijds maakt de integratie van woord, beeld, beweging en muziek binnen één kader het theater tot de intermediale kunstpraktijk bij uitstek. Binnen het domein van intermedial poetics onderzoeken we de wisselwerkingen tussen deze verschillende artistieke disciplines. Daarnaast bekijken we ook de relaties tussen kunst en technologie, populaire cultuur en wetenschap.

We hebben daarbij niet alleen aandacht voor de hedendaagse praktijk, maar kijken ook terug in de geschiedenis. Op die manier trachten de onderzoeksprojecten binnen dit domein het hedendaags discours over intermedialiteit te historiseren. Veel van de aandachtspunten die vandaag spelen in de studie van hybridische kunstpraktijken ontstonden immers in de moderniteit. Welke impact heeft de integratie van video op scène bijvoorbeeld voor het live karakter van de voorstelling? Wat is de status van de acteur wanneer hij of zij niet alleen fysiek aanwezig is op de scène, maar ook via een videoscherm of projectie? Kijken we anders naar film dan naar theater, en waarin zit het verschil dan precies? Vanuit historisch oogpunt is de relatie tussen negentiende-eeuwse vormen van theater, zoals melodrama, revue en naturalisme, en het ontstaan van film een belangrijke onderzoeksfocus. Vroege cinema nam immers in belangrijke mate stilistische principes over van theater en beeldende kunst.

In de moderniteit zien we ook de opkomst van het spektakel dat zich op verschillende manieren manifesteerde. Fantasmagorieshows, panorama's en 'planetarium performances' zijn voorbeelden van intermediale combinaties van kunst en wetenschap waarin wetenschappelijke demonstraties de vorm kregen van sensationeel entertainment. Deze spectaculaire vertoningen combineerden de condities van theater met bewegende transparante schilderijen, magische lantaarnprojecties en optische illusies. Het huidige gebruik van zogenoemde 'nieuwe media' op het theaterpodium en de effecten die dat veroorzaakt, is met andere woorden minder nieuw dan soms wordt aangenomen. Onderzoeksprojecten binnen dit domein bestuderen bijvoorbeeld immersie als historisch principe in beeldende kunst en in recente intermediale performances; theatrale en picturale tradities in vroege cinema; astronomie en de popularisering van wetenschap in de theaters van de negentiende eeuw en de esthetiek van vertraging en slow motion in Franse impressionistische cinema.

Performatieve wende

Kunst en cultuur zijn niet als een afgewerkte tekst die zich zonder meer laat analyseren en ontleden. Cultuur wordt telkens opnieuw gecreëerd en is voortdurend in wording. Sinds de zogenoemde 'performatieve wende' in de jaren '60 van vorige eeuw verschoof de focus van het onderzoek in sociale en humane wetenschappen dan ook naar de sociale constructie van de realiteit en de manier waarop individueel gedrag bepaald wordt door de context waarin het plaatsvindt. Onder invloed van antropologische studies wordt cultuur meer en meer beschouwd als een verzameling van herhaalde handelingen en processen die samen onze identiteit en sociale realiteit uitmaken. Performance functioneert binnen deze verschillende disciplines als metafoor, maar ook als kader om sociale en culturele fenomenen te analyseren. Hoewel performativiteit in verschillende disciplines anders gedefinieerd wordt, impliceert het algemeen genomen een uitgesproken aandacht voor de manier waarop taal en non-verbale expressie niet alleen iets betekenen maar ook iets doen (handelen).

Specifiek voor de theaterstudie gaf de 'performatieve wende' een belangrijke impuls om zich te ontvoogden van een literaire traditie waarin de studie van de (drama)tekst centraal stond. Midden jaren '70 legden Richard Schechner en Mady Schumans met hun essaybundel Ritual, play and performance de basis voor een nieuwe discipline die niet alleen theater en performance bestudeerde. 3 De Amerikaanse performance studies omarmden een ruim veld van theatrale praktijken en beïnvloedingssferen zoals happenings, bodyart, politieke manifestaties, genderrollen, sportmanifestaties, rituelen en sociale ceremonies. Ze haalden hiervoor inspiratie uit diverse paradigma's van de sociale wetenschap, van Johan Huizinga's geschriften over spel tot Victor Turners werk over sociale drama's en rituelen. Want elke menselijke activiteit kan bestudeerd worden 'als een performance'.

Sociale drama's en rituelen. Want elke menselijke activiteit kan bestudeerd worden 'als een performance'. Deze verbreding in academische aandacht viel samen met een verschuiving binnen theater en performancekunst. Het is opmerkelijk dat artiesten in toenemende mate gingen experimenteren met het statuut van het lichaam en meer specifiek de materialiteit van dat lichaam onder de aandacht brachten. Deze kunstenaars beschouwden het lichaam niet als een vanzelfsprekend controleerbaar en manipuleerbaar medium van de acteur. Ze toonden een groeiend bewustzijn van het dubbel statuut van dat lichaam dat ze tegelijkertijd 'hebben' en 'zijn': of het samen bestaan van het fenomenologische en het semiotische lichaam. 4 Onderzoek binnen deze onderzoekslijn stelt bijvoorbeeld vragen naar de aanwezigheid, presence of het charisma van de acteur en in welke zin deze eigenschap maakbaar is via gestiek of taal. Wat maakt iemand charismatisch? Is 'het' een aangeboren kwaliteit, talent of gave? En kan het versterkt, gecultiveerd of uitgespeeld worden in de context van een acteursopleiding? 5

Ook binnen dit onderzoeksveld is het historisch perspectief onontbeerlijk. Wanneer we een specifieke voorstelling onder de loep nemen, proberen we de artistieke strategieën ervan bloot te leggen. Vaak zijn die nauw verbonden met de historische en culturele context waarin het werk ontstond. Dit onderzoek vertrekt dus van een concrete artistieke praktijk, maar bekijkt ook altijd hoe het werk zich verhoudt tot de sociale realiteit en de culturele context waarin het tot stand werd gebracht. Het negentiende-eeuwse melodrama en de historische parades speelden bijvoorbeeld een belangrijke rol in het consolideren van jonge natiestaten. In het wetenschappelijk theater van de moderniteit werd het spektakel dan weer ingezet om innovaties in technologie en wetenschap aan een breed publiek bekend te maken. Ander onderzoek binnen dit domein focust op de praktijk van re-enactment in hedendaagse dans en performancekunst als een manier om zich tot de eigen efemere canon te verhouden. In een project rond kunsthistoricus Aby Warburg staat de cyclische herhaling van gebaren (gestus) in beeldende kunst, theater en dans centraal.

Woord en beeld

In de jaren '90 introduceerde Mitchell de term 'pictorial turn' of 'picturale wende'. 6 Hiermee typeerde hij de fundamentele verschuiving van een tekstcultuur naar een beeldcultuur. In de westerse samenleving heeft de tekst altijd een centrale plaats ingenomen. Niet alleen in zijn concrete vorm als het geschreven woord, maar ook in de manier waarop we cultuur benaderen en analyseren: als een tekst. De toenemende mediatisering van onze samenleving kent echter zo'n proliferatie aan beelden dat de tekst zijn geprivilegieerde status verliest. Niet dat tekst als betekenisgevend principe verdwijnt, hij krijgt een ander statuut. Niet toevallig is binnen het veld van textual poetics de rol van het narratief een belangrijke onderzoeksfocus. Op welke manier veranderen nieuwe media en technologie onze manier van verhalen vertellen? Welke verteltechnieken gebruikt vroege cinema en in welke mate treden ze in wisselwerking met het theater en de beeldende kunst? Wat is de rol van tekst in de artistieke praktijk, zoals bijvoorbeeld bij een adaptatie van literaire teksten in film en theater?

Bij Visual Poetics gaan we net als Mitchell uit van een uitgesproken interesse in het visuele. Tegelijkertijd zijn we er ook van overtuigd dat er een talige logica werkzaam blijft in het beeld, en dat omgekeerd het tekstuele misschien zelfs uitgedaagd en uitgebreid wordt door de beeldende aspecten van onze cultuur. Op het vlak van vertelstructuren, bijvoorbeeld, blijkt het interessant wanneer traditionele, rechtlijnige narratieven verlaten worden ten voordele van meer gefragmenteerde vertelvormen die we associëren met de opeenvolging van afzonderlijke beelden. Deze filmische logica herkennen we steeds meer in andere kunstvormen, zoals in het zogenoemde 'postdramatische theater'. 7 Tekst blijft voorts een belangrijke component in deze multimediale theaterpraktijken. Alleen blijkt de aard van de tekst te veranderen. Er gaat meer aandacht naar de materiële, poëtische en picturale kwaliteiten ervan.

Ook in het onderzoek krijgt de tekst een ander statuut. Die evolutie wordt in de hand gewerkt door de huidige opgang van digital humanities. Kunstenaars en onderzoekers krijgen toenemend toegang tot een veelheid aan digitale corpora, die op een geheel nieuwe wijze informatie verschaffen over teksten, voorstellingen en hun receptie. Onderzoek van de (recente) kunst- en theatergeschiedenis steunt bijgevolg meer en meer ook op visuele archiefbronnen zoals affiches, foto's, regie- en schetsboeken, scenografische ontwerpen, plannen enzovoort. Maar ook kunstenaars maken handig gebruik van deze archieven. Niet zelden integreren ze visueel en tekstueel archiefmateriaal in re-enactments van dans en performance. Binnen textual poetics is daarom de wisselwerking tussen woord en beeld – tussen het semiotische en esthetische – van cruciaal belang.

Van bij aanvang streefde Visual Poetics ernaar een forum te creëren voor een brede waaier aan onderzoek. Dit onderzoek vindt bovendien een internationaal klankbord via intense samenwerkingen met onderzoekers uit het buitenland en andere wetenschapsdisciplines. Op gezette tijden organiseert Visual Poetics studiedagen, symposia en seminaries, maar ook kleinschalige onderzoeksfora waarbinnen lopende projecten in een informele context gepresenteerd en besproken worden. Deze fora staan open voor belangstellenden. Wie op de hoogte wil blijven van deze en andere activiteiten kan intekenen op de zesmaandelijkse nieuwsbrief via de website van de onderzoeksgroep. Daar kan de geïnteresseerde lezer ook meer details en informatie vinden over lopende onderzoeksprojecten: www.visualpoetics.be.

+++

Esther Tuypens

Esther Tuypens studeerde Engels en Theater-, film en literatuurwetenschap aan de Universiteit Antwerpen. In 2011 behaalde ze haar masterdiploma in Theater-en Filmwetenschap en in 2012 een master-na-master-diploma in Theaterwetenschap. Sinds oktober 2012 is ze aspirant van het FWO (Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek Vlaanderen) en bereidt ze een doctoraatsthesis voor over Aby Warburg en theaterwetenschap.

esther.tuypens@uantwerpen.be

Nele Wynants

Nele Wynants is postdoctoraal onderzoeker aan de Université Libre de Bruxelles (Arts du Spectacle) en de Universiteit Antwerpen (Visual Poetics). Ze werkte als dramaturge en scenografe en was betrokken bij het werk van CREW, een multidisciplinair gezelschap van kunstenaars en wetenschappers. Ze publiceert over kunstenaars die werken op de grens van theater, film en mediakunst. Haar boek DE BINNENKANT VAN HET BEELD. Immersie en theatraliteit in de kunsten zal verschijnen bij MER. Paper Kunsthalle (Gent, 2015).

nele.wynants@uantwerpen.be

Noten

  1. Deze publicatie verwerkt tekstmateriaal van Timmy De Laet, Tom Paulus en Kurt Vanhoutte, zie website Visual Poetics: www.visualpoetics.be.
  2. W.J.T. Mitchell, What do pictures want? The lives and loves of images. Chicago 2005.
  3. M. Schuman & R. Schechner, Ritual, play and performance: readings in the social sciences/theatre. New York 1978.
  4. In theater heeft het lichaam een 'dubbel tekenstatuut' aangezien de acteur een rol of personage representeert en tegelijkertijd lijfelijk aanwezig is. Dit valt samen met twee dominante posities binnen het discours over lichamelijkheid in culturele theorie. Zie hierover K. Vanhoutte, 'Het lichaam als inzet. De theoretische weddenschap van het theater.' In L. Van den Dries e.a.. (red.), Verspeelde werkelijkheid. Verkenningen van theatraliteit. Leuven 2002, p. 39-54.
  5. Over het charisma van de acteur nemen enkele onderzoekers van Visual Poetics een reeks interviews af van theaterdocenten, makers en acteurs. Een eerste interview met theatermaker en docent Jan Steen is verschenen in het decembernummer van Etcetera, Performing Arts Magazine: www.e-tcetera.be.
  6. W.J.T. Mitchell, Picture theory. Chicago 1995.
  7. H.T. Lehmann, Postdramatic theatre. New York 2007.