Dit artikel verscheen in FORUM+ vol. 29 nr. 3, pp. 18-20
Geweldige fouten: enkele gedachten over normnegotiëren, taalmaken en elkaarbegrijpen
Enrica Camporesi
Mijn taaleditor in Word staat het op het Nederlands ingesteld om mijn taalfouten te detecteren. Het zou handig zijn ook voor mijn dagdagelijkse conversaties.
Maar het programma is oud en veel woorden uit “Waarden voor een Nieuwe Taal” worden in het rood onderstreept. Zoals cisgender, tokenisme en andere die ook ik niet kende.1
Fouten in onderling akkoord
In onderling akkoord met de redactie2 laten wij hier enkele generatieve fouten staan. Zij dienen als sporen van mijn schrijfproces en om aanbeveling nummer 12 uit de handreiking in de praktijk te brengen: ‘de nieuwe taal wordt gemaakt door iedereen. Anderstaligen zorgen voor een andere kleur en invulling. Een eigen taalbeheersing staat niet gelijk aan een gebrekkige taalbeheersing.’ (p. 14)
Wat genereren bij U, allerliefste lezer, de overblijfselen van mijn anderstaligheid in deze tekst?
Hoe kunnen wij – in een staat van verwondering – met en ondanks de grammatica
(hier ook metafoor van andere normen)
elkaar begrijpen?
Kleine kinderen leren ons al lang dat het leren praten kent geen rode onderstrepingen, maar o n e i n d i g e o n e i n d i g e pogingen.
Natuurlijk pleit ik niet voor een gebrekkige, geïnfantiliseerde versie van onze gedeelde taal, net omdat wij de scherpste tools nodig hebben om feiten, gevoelens en begrippen vast te stellen (zoals de handreiking ons aanspoort te doen) en onophoudelijk te herformuleren.
Ik pleit wel voor een oprechte intentie bij het luisteren, voorbij de fouten of de normen. In die experimentele ruimte – die extra creativiteit aan alle gesprekspartners vraagt3 – ontstaan er onverwachte perspectieven en kennis.
Normen en autonomie
Als voorstander van de mensenrechten van democratische staten en als cultuurwerker waardeer ik de strijd voor een rechtvaardigere taal. De handreiking confronteert me – terecht – met mijn onbewuste normativiteit in taalgebruik en met mijn white privileges.4 Maar als ik de handreiking als kunstenaar lees, stoot ik op normativiteit tout court. Ik wil vooral mijn autonomie opeisen en ingaan tegen (auto)censuur.
Ik weet dat ik alleen maar kunst kan maken vanuit mijn eigen lichaam en denkkader (en die zijn zo beperkt!). Ik wil niet per se een moreel voorbeeld met mijn werk zijn.5 Als kunstenaar vraag ik me af: waar ligt de grens tussen het autonome maken en het (politically) correct praten? Tussen moraliteit, kennisoverdracht, maatschappelijke vooruitgang en een eerlijk artistiek onderzoek?6 En – als het onmogelijk is om voor iemand anders te praten – hoe zit het dan met mij? In hoeverre bepaal ik zelf mijn taal; of wordt ze van buitenaf bepaald?
Over wie, met wie
Ik ken geen absolute antwoorden. Het is een kwestie van perspectieven en contexten. Niet in een relativistische betekenis, maar eerder: wie is er feitelijk aan het praten? Wie praat over wie? Wie praat met wie?
Bijvoorbeeld, als het over migratie en anderstaligheid gaat, voel ik me een proactieve migrant. Zelf als ik kan me ondertussen goed camoufleren in de straten van Antwerpen, wil ik soms met trots roepen dat ik niet van hier ben, dat ik een nieuwkomer ben en dat ik elke dag nieuwe Nederlandse woorden leer. Daarom kan ik me niet vinden in een zin uit de handreiking: ‘migratie is een actie, geen continuüm. Een persoon is wellicht gemigreerd, maar is zelden actief migrant’ (p. 10). Ik eis mijn migrantheid op!
Tegelijkertijd, als iemand anders – van buitenaf – hetzelfde woord (migrant, anderstalig, allochtoon, ...) over mij gebruikt, voel ik me beledigd, mede afhankelijk van gender, machtspositie, salaris, en alle andere categorieën die ik – op mijn beurt – op mijn gesprekspartners plak.
Taal is ook intentie maar intentie alleen is geen taal
Het feit dat ik vaak op mijn huid de storende dichotome logica van othering (p. 11, het WIJ/ZIJ denken) ervaar; maakt me niet immuun van dezelfde fout. Helaas reproduceer ik het even veel bij anderen. Maar toch kan taal lukken wanneer wij elkaar wensen te begrijpen voorbij haar vereenvoudigende categorieën. Dat gaat via pogingen, fouten en vergissingen: ik ken geen andere weg.
Een collega aan de Toneelacademie in Maastricht vroeg me om over hen te praten (of they in het Engels) om hun genderidentiteit volwaardig te respecteren.7 Ik ben een impulsieve prater en ik vergis me vaak met hen. Ik vind het zelf erg omdat ik het normatieve taalgebruik van de meerderheid onbewust nadoe. Maar wij zijn vooral nieuwsgierig om naar elkaar te luisteren, van elkaar te leren dat hen zich niet beledigd voelen door mijn vergissingen. Hen kan namelijk naar mijn oprechte intenties luisteren. Ik moet verder oefenen en me zo een nieuwe norm eigen maken, want mijn intentie alleen is onvoldoende. Ondertussen leert hen me het geduld dat nodig is om op woorden te letten.
The pain of others
Ook wanneer ik het kunstwerk van kunstenaars uit oorlogsgebieden in eerste instantie betrek op hun herkomst en autobiografieën, doe ik onbewust mee aan identiteitspolitiek.8
Tegelijkertijd voel ik me minder migrant en schandalig geprivilegieerd in het maken van mijn eigen werk. Ik schaam me voor mijn ongecompliceerde migratiegeschiedenis en zelfs om het woord migrant op te eisen. Ik voel me ineens meer Belg dan de Belgen. Op die momenten besef ik mijn witste witheid. Toch weet ik dat wij – wij, de eerlijke gesprekspartners – in diepgaande communicatie kunnen deze scheuring overstijgen. Bij kunst over oorlog en gedwongen migratie zwijg ik meestal om te luisteren naar wiens narratieven me belangrijker lijken. Maar wat maakt zulke verhalen echt belangrijk? Niet mijn victimization bij diezelfde verhalen, noch het romantiseren ervan, noch mijn voyeuristische schaamte. Mijn stilte vermoordt elke thick listening-oefening en geëngageerde conversatie.
Ik pleit voor een oprechte intentie bij het luisteren, voorbij de fouten of de normen.
Mijn schaamte staat in de weg van de AANDACHT die een kunstwerk opeist; en in de victimization van mijn gesprekspartner ontwapen ik het werk zelf.
Ik praatte daarover met een collega die o.a. uit Irak komt en o.a. zijn eigen migratieverhaal zorgvuldig opentrekt in zijn oeuvre.9 Als ik zijn trauma's boven zijn werk verhef en bovenaan in een vermeende hiërarchie van pijn en miserie plaats, komt mijn collega in de kooi van de oorlogs-migrant-kunstenaar terecht. Ik interpreteer zijn werk alleen in één richting en ontneem zo de gelaagdheid ervan. In plaats daarvan vraag ik hem nu: als jij – als mens en maker, vriend en collega – aan een stuk begint, uit welke inner place ben jij dan aan het maken?
Conversaties die de wereld veranderen
Het was bevrijdend om met hem tot de conclusie te komen dat iedereen maar de maatstaf van zijn eigen leven (en van zijn eigen pijn) is. Toch kunnen wij in een kunstwerk elkaars taal praten, onze eigenheden en geschiedenis waarnemen, en zo tot overstijgende nabijheid komen. Dit vind ik een empathische én niet-belemmerende vorm van kennis die
de wereld
en zijn categorieën
en onze woorden
kan veranderen.
+++
Enrica Camporesi
(1985°) is verbonden aan de Toneelacademie van Maastricht en heeft een master in Arabische taal en literatuur van de Universiteit van Venetië. In haar hybride werk combineert ze theater en storytelling, schrijven, tekeningen en participatieve performances. In haar artistieke onderzoek Oertaal: oefeningen (2021 – …) verspreidt ze een verzonnen mythe in de vorm van teksten, improvisaties en theaterworkshops om te voelen wat taal kan doen.
www.0090.be/nl/artiesten/enrica_camporesi
Met dank aan de gevoelige pen van Lotte Loncin, eerste lezer van dit artikel, en aan Duraid Abbas Ghaieb, Abel Enklaar en Bart Van den Eynde bij de Toneelacademie in Maastricht.
Geraadpleegde bronnen:
anw.ivdnt.org
codedi.nl
sense.info/nl
encyclo.nl
www.kunsten.be/advies-orientatie/wat-is-inclusief-werken
www.vandale.nl/opzoeken
Noten
- Voor een uitdagend blik over taal, grammatica en inclusie, zie Alle woorden die ik niet kende, een voorstelling van (anderstalige) theater maker Ahilan Ratnamohan. ↩
- Door de nauwkeurige samenwerking met de redactie, ben ik gerustgesteld dat zij mijn mening meer waarderen dan mijn herkomst of anderstaligheid. Het gevaar van window dressing (p.17) is vermeden, geloof ik. ↩
- Denk bijvoorbeeld aan neologismen. ↩
- ‘Wit privilege is om te zijn wat je doet, in plaats van te doen wat je bent’, p. 10 ↩
- De Fair Practice Code, de Governance Code Cultuur en Code Diversiteit & Inclusie voor een ‘gezonde, relevante en veerkrachtige cultuursector’ worden vanaf 2021 gebruikt in Nederland om subsidiedossiers te beoordelen: codedi.nl/over-ons. ↩
- Ik moet hier aan Rachida Lamrabets kortfilm Deburkanisation (2017) denken: vimeo.com/209693298. ↩
- Conversatie met multidisciplinair kunstenaar en docent Abel Enklaar, juni 2022. ↩
- Ik verwerkte dit thema in een masterscriptie over theater in het naoorlogse Libanon, als sociaal-cultureel werker met mensen met migratieachtergrond in Italië en in België; en in een theaterstuk/installatie (Performing the self – the interview). ↩
- Conversatie met theatermaker Duraid Abbas Ghaieb, najaar 2021. ↩