Dit artikel verscheen in FORUM+ vol. 27 nr. 2, pp. 14-21
De steile helling van Montaña Verde. Participatiekunst gewrongen tussen de openbare en civiele ruimte
Hanka Otte
Antwerp Research Institute for the Arts (ARIA)
In 2018 nodigde het stadsbestuur van de stad Antwerpen het activistische architectuurcollectief Recetas Urbanas uit om in het kader van het Barokjaar een groen participatief werk te maken op het De Coninckplein. Dit artikel analyseert het proces waarin dit werk, Montaña Verde, tot stand kwam. Het laat zien hoe het project zich manoeuvreerde tussen de openbare en civiele ruimte en hoe dit de mate en wijze van participatie heeft beïnvloed.
In 2018, on the occasion of the Antwerp Baroque Year, Antwerp’s city administration invited the activist architectural collective Recetas Urbanas to create a ‘green’ participatory work in the De Coninck Square. This article analyses the process by which this work, Montaña Verde, was realized. It shows how the project manoeuvred between public and civil space and how this affected the degree and form of participation.
Montaña Verde
Van 1 juni tot 25 september 2018 toonde het Antwerpse Middelheimmuseum de expositie Experience Traps. Binnen het kader van het culturele stadsfestival Antwerpen Barok 2018. Rubens inspireert vroeg het museum aan zestien kunstenaars om de esthetiek van de barok op eigenzinnige wijze opnieuw vorm te geven. Dit resulteerde in een aantal installaties, beeldhouwwerken en voorstellingen, verspreid over het beeldenpark van het Middelheimmuseum en de stad. Een van de installaties, Montaña Verde (Groene Berg), werd gerealiseerd in samenwerking met de Groendienst van de stad Antwerpen. De Groendienst had in 2015 reeds de opdracht gekregen om zo snel mogelijk opnieuw een bloementapijt te realiseren.1 Vanwege de succesvolle samenwerking toen benaderde de Groendienst opnieuw het Middelheimmuseum, deze keer met de vraag om gezamenlijk een groensculptuur te maken. De Groendienst wilde namelijk op een duurzamere manier dan mogelijk is met een bloementapijt stadsbewoners sensibiliseren voor groen. Voor het Middelheimmuseum was dit een mooie gelegenheid om een nieuw publiek aan te spreken. De ambitie bestond erin de inwoners te betrekken in de esthetisering van hun leefomgeving, buiten de museale ruimte om, door hen te laten participeren in het kunstwerk. Het Middelheimmuseum en de Groendienst beoogden, zoals zij het uiteindelijk samen verwoordden in het ontwerpbesluit van Burgemeester en Schepenen, ‘een organisch groeiend kunstwerk, dat dit deeltje van de stad teruggeeft aan de bewoners en dat groeit in functie van de wensen en de input van bewoners en gebruikers’.2 Met ‘dit deeltje van de stad’ werd het De Coninckplein in de Amandus-Atheneumbuurt bedoeld.
Openbare en civiele ruimte
Dit was een uitdagende doelstelling voor de stadsdiensten, omdat het De Coninckplein als openbare ruimte wordt beheerd door het district Antwerpen en dus onder de verantwoordelijkheid valt van de lokale overheid. Met het ‘teruggeven van dit deeltje van de stad aan de bewoners’, betraden de stadsdiensten echter een andere, namelijk civiele, ruimte. Beide domeinen worden in het alledaagse taalgebruik bij regelmaat door elkaar gehaald, maar Pascal Gielen en Philipp Dietachmair wijzen erop dat er wel degelijk een onderscheid is tussen openbaar en civiel, dat in het Engels geduid wordt met de noties civic en civil.3 In het Nederlands wordt voor openbaar ook wel het adjectief ‘publiek’ gebruikt, zoals een publiek plein in de stad, maar ook de publieke ruimte voor debat in de media of op internet. Openbaar in de betekenis van het Engelse ‘civic’ staat echter voor maatschappelijke ruimtes die door een overheid beschermd, gereguleerd, gelegitimeerd en eventueel gecontroleerd worden. Een publiek marktplein wordt daarmee een openbaar marktplein wanneer een overheid vastlegt wat hier wel en niet mag gebeuren of wanneer het camera’s installeert om er het reilen en zeilen te surveilleren. Maar ook publieke instellingen die door de overheid gereguleerd en eventueel gesubsidieerd worden, zijn in die zin openbare instellingen, zoals een openbare bibliotheek, een openbaar ministerie, maar evenzeer een publieke school of publiek museum. De civiele ruimte verwijst daarentegen naar het maatschappelijk domein waar al dan niet gelegaliseerde burgers zelf initiatieven nemen. Ze ruimen bijvoorbeeld een buurt op, organiseren een burgerwacht of ze bouwen een school, juist omdat een overheid het nalaat dit te doen én omdat marktpartijen er geen brood in zien. Eveneens van belang voor de definitie van de civiele ruimte is dat de initiatiefnemers nog niet op voorhand weten of hun werk door een overheid getolereerd, eventueel gereguleerd en gesubsidieerd zal worden. Civiele acties ontstaan namelijk omdat mensen iets nodig hebben en hier vervolgens naar handelen. Of een overheid die noodzaak inziet, valt op het moment van de civiele onderneming nog af te wachten.
Met ‘het teruggeven van een deeltje van de stad’ werd in het geval van de te realiseren groensculptuur, de verantwoordelijkheid voor (een deel van) het plein tijdelijk aan de omwonenden en gebruikers ervan overgelaten. Het idee was om een participatief groen kunstwerk te realiseren dat de ‘inwoners van Antwerpen doet nadenken over de betekenis, het belang of de zin en onzin van groen in de stad’.4 De participatie zou inhouden dat omwonenden en gebruikers van het plein zouden meedenken over het ontwerp van de groensculptuur, het met hulp van professionals zelf zouden bouwen en beplanten, en het uiteindelijk zelf zouden beheren. Om dit te kunnen realiseren zocht het Middelheimmuseum een internationaal erkende kunstenaar die ervaring had met het werken met vrijwilligers. Geïnspireerd door een lezing aan de Universiteit Antwerpen van de Spaanse architect Santiago Cirugeda,5 zagen het Middelheimmuseum en de Groendienst in diens architectencollectief Recetas Urbanas de geschikte partner. Recetas Urbanas laat zich omschrijven als een guerilla-collectief op het snijvlak van publieke kunst en activistische architectuur. Door bouwwerken te realiseren met burgers die daaraan behoefte hebben en er direct onder eigen beheer gebruik van kunnen maken, laat de werkwijze van Recetas Urbanas zich omschrijven als
Citizen actions that engender a civil space emancipated from the state (…), as the emancipation of a group that constitutes itself as an active subject capable of engaging with the authorities and disputing their power as a conscious and proactive purposeful citizen.6
Voor alle betrokken partijen was de samenwerking een spannende onderneming. Het Middelheimmuseum en de Groendienst lieten als stadsdiensten een experiment binnen waarbij de grenzen tussen de openbare en civiele ruimte niet alleen opgezocht, maar wellicht ook opgerekt zouden worden. Temeer omdat Recetas Urbanas juist de civiele ruimte interpreteert als een a-legaal domein, waarin de behoefte van de gebruiker vooropstaat en er onderhandeld kan worden met overheid of marktpartijen om in die behoefte te kunnen voorzien. In hoeverre lukte het de stadsdiensten om het De Coninckplein, dat beheerd wordt door de stad en het district Antwerpen en juist veel aandacht van hen krijgt, tijdelijk over te dragen aan een initiatief van burgers?7 Andersom gold voor Recetas Urbanas dat zij met het aannemen van de opdracht hun vertrouwde domein van de civiele ruimte verlieten en openbaar terrein betraden. Een openbaar terrein dat voor hen ook nog eens onbekend terrein was, immers vallend onder een Vlaams stadsbestuur dat een andere wet- en regelgeving kent dan de Spaanse stad Sevilla waar Recetas Urbanas als organisatie gevestigd is.
Participatie
Kortom, een project met meerdere spelers die vanuit twee heel verschillende ruimtes bewegen: de stadsdiensten enerzijds, aangestuurd door de stad en het district Antwerpen als vertegenwoordigers van de openbare ruimte, en anderzijds Recetas Urbanas, samen met inwoners van de Amandus-Atheneumbuurt als vertegenwoordigers van de civiele ruimte. Beide ruimtes kennen hun eigen logica, die volgens Pascal Gielen overeenkomen met de logica van verschillende vormen van democratie.8 De openbare ruimte hanteert doorgaans de principes van een representatieve democratie, die voornamelijk op ratio’s berust. Ratio’s zijn doordacht en hebben tijd nodig om te worden bedacht en geïmplementeerd. Ze vragen om rationele planning en diplomatiek overleg. Binnen een representatieve democratie wordt veelal top-downbeleid ontwikkeld en uitgevoerd en worden regelgeving en sancties van bovenaf opgelegd. Overheidsinstellingen draaien kortom vooral op vastgelegde procedures, hiërarchische organigrammen en bureaucratische besluitvorming. Dit alles maakt dat de openbare ruimte een zekere traagheid omarmt. Een goede planning en afstemming maken immers dat men alleen alert en vooral efficiënt kan reageren wanneer men iets lang van tevoren ziet aankomen. Met als gevolg dat de kern van de motivatie voor een actie weleens uit het oog kan verdwijnen.
De civiele ruimte daarentegen oogt dynamischer en spontaner. Men speelt er kort op de bal omdat iets met de hoogste urgentie hier en nu moet gebeuren. Iedere civiele actie vertrekt namelijk vanuit een emotie, en niet vanuit een rationeel inzicht of een goed beargumenteerde overtuiging.9 Civiele ondernemingen sluiten dan ook eerder aan bij wat Chantal Mouffe een ‘agonistische democratie’ noemt en waarin emotie en passie, maar ook geloof en levensovertuigingen de belangrijke bouwstenen zijn voor een democratische omgeving, ook als deze irrationeel zijn.10 Met deze opvatting gaat zij er samen met Jacques Rancière van uit dat democratie ook op dissensus of onopgeloste conflicten kan berusten, en radicaal verschillende maatschappelijke groepen (op basis van ideologie, religie, identiteit of sociale klasse) evengoed naast elkaar kunnen vertoeven.11
Dat civiele acties veelal aan een emotionele vonk ontspringen, wil echter niet zeggen dat ze redeloos zijn. Wie civiele acties organiseert, moet initiële emoties immers via reflectie en communicatie kanaliseren.12 Daar komen de logica van een deliberatieve democratie goed van pas, door Jürgen Habermas ooit omschreven als een maatschappelijk speelveld waar met rationele argumenten in overleg een consensus wordt bereikt.13 Echter, emotie en passie blijven wel de drijvende krachten van de organisatie en bepalen ook de zin of missie van dergelijke civiele structuren. Het mag duidelijk zijn dat de logica van de openbare ruimte hier vrij diametraal tegenover staat. Niet alleen de afstand tot de kern van het probleem (de aanleiding voor een civiele actie) is groter in een representatieve democratie. Burgers staan zelf ook wat meer op afstand, doordat zij vertegenwoordigd worden door een politiek bestuur, maar ook door uitvoerende ambtenaren. Het is daardoor moeilijker direct invloed uit te oefenen, wat niet bevorderlijk is voor de wil om te participeren. De openbare ruimte staat dus in meerdere opzichten op grotere afstand van de burger dan de civiele ruimte, wat ook zo gevoeld kan worden ondanks dat burgers zich fysiek in die openbare ruimte bewegen. En dat is precies wat er gebeurde in het project Montaña Verde, met de nodige gevolgen voor de participatie van de omwonenden en gebruikers van het De Coninckplein.
Onkruid
Zowel het opnieuw realiseren van een bloementapijt als de inwoners van Antwerpen sensibiliseren voor groen in de stad, waren gevoelde urgenties. De eerste vanuit een groot enthousiasme voor het feestelijke en kleurrijke bloementapijt dat Anne-Mie Van Kerckhoven in 2015 op de Grote Markt in Antwerpen realiseerde en dat veel aandacht van toeristen, media en Antwerpenaren trok. De tweede ongetwijfeld als onderdeel van het verkiezingsprogramma van een of meerdere politieke partijen. Op het moment dat de Groendienst de mogelijkheid zag om beide opdrachten te combineren in een project en het Middelheimmuseum benaderde om zorg te dragen voor de artistieke component, waren we echter alweer bijna twee jaar verder. Er was dus tijd genoeg om na te denken over een andere, duurzamere invulling van het bloementapijt. En na zo’n periode zal de destijds gevoelde urgentie voor ‘meer groen’ bij veel kiezers zijn weggezakt. Bovendien is het maar de vraag of de keuzes die de Groendienst maakte (uiteraard met mandaat van het stadsbestuur), overeenkwamen met de behoeften van de kiezers destijds. Zo was het niet duidelijk waar de kiezers woonden die voor ‘meer groen’ stemden.
De keuze voor het De Coninckplein als plek voor de te vervaardigen groensculptuur kwam ook niet tot stand op een direct verzoek van de bewoners en gebruikers van het plein. De Groendienst had een selectie gemaakt van verschillende vergrijsde en tegelijkertijd voor toeristen toegankelijke plekken in de stad, en trok er zelf op uit om de geschikte plek te kiezen, samen met medewerkers van het Middelheimmuseum, Recetas Urbanas en zelfs onderzoekers van de Universiteit Antwerpen. Het De Coninckplein bleek aan alle voorwaarden te voldoen – grijs, gemakkelijk bereikbaar voor toeristen, en niet onbelangrijk: een interessante plek voor de sociaal-architectuur van Recetas Urbanas. Zonder de bewoners en gebruikers van het De Coninckplein te kennen, voelde Cirugeda aan waaraan behoefte zou kunnen zijn op dit plein en legde hij op een creatieve manier de link tussen de noden van dit stukje stad en de wens voor vergroening:
The huge challenge for cities is to bring extremely different people to live in and share the same environment and to design this environment for all. Obviously, there will be some left behind. Because they are too different, not ‘adapted’ or ‘integrated’, sick or lost… they are considered as the ‘bad weed’ of urban life. Yet, everyone has a right to the city, to participate in city life and the city’s development. (…) If we want to rethink how we build and live in our cities, it is crucial to include those who are excluded now. Let’s use this moment to grow social links as much as green; to re-introduce bad weed and wild weed, by changing the way we look at them.14
Deze eerste poging van Recetas Urbanas om via de metafoor van onkruid aandacht te schenken aan wellicht urgentere problemen rondom dit plein, en deze volgens de principes van een agonistische en/of deliberatieve democratie te berde te brengen, haalde het echter niet. In plaats van onkruid werd gekozen voor plantensoorten die tijdens de barok, immers het thema van de tentoonstelling waarvoor het werk gemaakt werd, gecultiveerd en gebruikt werden om hun voedzame of helende kwaliteiten. Deze veiligere keuze markeert een cruciaal moment in het verdere verloop van het project. In feite werd daarmee een groep gebruikers van het plein al op voorhand op zijn minst indirect miskend. Zoals de directeur van de Groendienst het zag, diende het project zo politiekneutraal mogelijk te zijn. Een houding die geheel bij de openbare ruimte past, waar politieke beslissingen worden genomen door de gemeenteraad, die immers de burgers representeert, en waar van ambtenaren verwacht wordt zelf geen kleur te bekennen en met de politieke wind mee te waaien. Een houding die tegelijkertijd de civiele ruimte inperkt, terwijl het toch de bedoeling was om met dit project die civiele ruimte te verkennen.
Tegelijk met de keuze dat de groensculptuur zou worden voorzien van kruiden en fruitbomen werd ook, zij het meer onbewust, een andere keuze gemaakt. Het was opvallend dat vanaf het moment dat Recetas Urbanas in zijn projectvoorstel de schetsen van een mogelijke sculptuur liet zien, er eigenlijk niet meer werd afgeweken van dat ontwerp. Het ontwerp is duidelijk te herkennen in het uiteindelijke werk, terwijl het de opzet was om bewoners en gebruikers van het De Coninckplein en iedere andere geïnteresseerde mee te laten denken en ontwerpen. Het werk zou zo ontstaan naar de wensen en behoeften van de deelnemers en zou er daardoor helemaal anders gaan uitzien dan de plaatjes toonden, zo beloofde Recetas Urbanas. In de communicatie waarin potentiële deelnemers werden opgeroepen te participeren in het project, werd vanaf het begin het ontwerp getoond. Hoewel de aanwezigen op de daartoe georganiseerde informatiebijeenkomst op 7 maart 2018 hadden meegedacht over en meegeschetst aan het ontwerp, is er niet meer afgeweken van het uitgangspunt van de eerder gepresenteerde schetsen en heeft dit beeld een beklijvende rol gespeeld in het proces.
Het ontwerp werd later wel verder uitgewerkt door studenten van de architectenschool, en het ontwerp van het groene dak werd overgelaten aan de medewerkers van de Groendienst, maar dit alles binnen de reeds vastgestelde kaders:
Wij mochten eigenlijk als het ware mee invulling geven. Dat vond ik heel uitdagend, het onderkomen was het Barokjaar. En daar zijn wij dan mee aan de slag gegaan, daar ben ik dan begonnen over na te denken. En dan zijn dat die tegels geworden, ik heb gedacht aan de tegelvloer van de kapel van het Rubenshuis. En dat is dan uiteindelijk een design geworden, die daar dan op het dak is gekomen, met dan de plantensoorten die daar uit de Rubenstuin kwamen.15
Het project was echter specifiek bedoeld voor de bewoners en gebruikers van het De Coninckplein. Maar voordat ook maar één buurtbewoner zelf de hand kon hebben in hoe het werk eruit zou komen te zien en wat het zou kunnen inhouden voor het plein en de buurt, waren ideeën al uitgewerkt en tal van beslissingen genomen door anderen. In meerdere overlegmomenten tussen de Groendienst, het Middelheimmuseum, Recetas Urbanas, bibliotheek Permeke, buurtsport en burgerparticipatie van het district Antwerpen, werden het materiaal en de planten gekozen, omdat die lang van tevoren besteld moesten worden. Machines en noodzakelijk gereedschap werden ingekocht of gereserveerd, manuren werden ingepland en er werden beslissingen genomen omtrent veiligheid (opslag van spullen, veilige constructie, verzekeringen, vergunningen et cetera). Ook werd nagedacht over activiteiten die zouden kunnen plaatsvinden en welke mensen daarvoor in stelling gebracht konden worden om deze te organiseren. Van de mensen aan de overlegtafel was er slechts één buurtbewoner, die als freelancer belast was met de opdracht zoveel mogelijk buurtbewoners bij het project te betrekken. Eén persoon was als medewerker van bibliotheek Permeke direct bij het plein betrokken, aangezien de bibliotheek er gevestigd is en dikwijls activiteiten op het plein organiseert. De anderen zaten er allemaal namens of voor de buurtbewoners en bovendien was iedereen die aan tafel zat direct of indirect in dienst van de overheid, inclusief Recetas Urbanas als opdrachtnemer. Kortom, de voorbereidingsfase, die bijna elf maanden duurde, voltrok zich volledig binnen en volgens de logica van de openbare ruimte.
Hekken
Dit zou veranderen op het moment dat Recetas Urbanas zijn intrek nam op het De Coninckplein. Vanaf de tweede helft van april 2018 werden grote stukken hout met groot materieel door de Groendienst naar het plein gebracht en werd gestart met de bouw. Het werk in aanbouw werd letterlijk onderdeel van het plein, maar werd het daarmee ook onderdeel van de civiele ruimte? De site werd, om veiligheidsredenen, gedurende de bouwwerkzaamheden afgebakend met hekken, wat het Middelheimmuseum de gelegenheid gaf er grote informatieborden aan op te hangen. Hiermee eigende het museum zich als het ware een gedeelte van het plein toe en kenmerkte het de plek als een aparte ruimte. In de tekst op de borden werd namelijk een onderscheid gemaakt tussen het deel van het De Coninckplein binnen de hekken en de ruimte buiten de hekken, door te spreken over zij (het Middelheimmuseum, de Groendienst, Recetas Urbanas en vrijwilligers) en niet wij. De informatieborden waren zodanig opgemaakt dat direct duidelijk werd dat het hier een project van de stad Antwerpen betrof. Een project waarin de logica van de openbare ruimte gevolgd werd, te beginnen bij de communicatie-huisstijl.
Recetas Urbanas probeerde echter door de hekken heen te breken en de civiele ruimte binnen te laten. In de samenwerking met de stadsdiensten werd dit op verschillende manieren zichtbaar. Zo waren de medewerkers van Recetas Urbanas, anders dan de betrokken ambtenaren, ook buiten de geijkte werktijden op het plein aanwezig. Niet enkel om er het kunstwerk te realiseren, maar ook om er deel van de buurt te zijn, door de ruimte optimaal te gebruiken en er samen met vrijwilligers en liefst ook met andere buurtbewoners te eten, drinken, met elkaar te praten, muziek te maken, te feesten. Vanuit de idee om een publieke ruimte weer civiel te maken, is sociale tijd voor Recetas Urbanas van groot belang. De vergunning om gedurende zeven maanden het plein te gebruiken om er een kunstwerk voor de expositie Experience Traps te realiseren, verschafte de bouwploeg echter geen vrijkaart om er te bouwen buiten de gemaakte afspraken of er te feesten buiten de toegestane tijden. De bouwploeg werd zelfs op een avond door de politie gesommeerd een feestje dat ze met vrijwilligers hielden om de afronding van een bouwfase te vieren, te staken en het plein te verlaten. Hoewel door de korte lijnen met (en de dienstverlenende houding van) de Groendienst er snel gehandeld kon worden als er een aanpassing nodig was die buiten de vergunning viel, zoals het wegfrezen van een fietsenrek, bleef de bewegingsruimte van Recetas Urbanas beperkt door de regel- en wetgeving die op het plein van toepassing was. Het plein werd aldus vooral benaderd als toebehorend aan een ruimte van wetmatigheden, regelgeving en de bijbehorende bureaucratie.
Professionele versus sociale tijd
Er was op meerdere momenten sprake van een spanning tussen het opzoeken van de civiele ruimte en het volharden van de openbare ruimte. Voor de Groendienst is planmatig werken van groot belang om het werk in goede banen te kunnen leiden, en dus is het aantal beschikbare manuren vastgelegd. Dat laatste geldt ook voor het Middelheimmuseum en de freelancers die het had ingehuurd om het project in goede banen te helpen leiden. Deze professionele tijdsindeling botste geregeld met de meer organische, of zoals Cirugeda het noemt, informele werkwijze van Recetas Urbanas. Die hield in dat bouwers van de architectengroep niet op gezette tijden werkten, wijzigingen in plannen (ook wat betreft benodigd materiaal) aan de orde van de dag waren, en er ook zomaar besloten kon worden om een dag niet te werken, ook al stonden er vrijwilligers uit Nederland ingeroosterd om te komen helpen. Dit leidde geregeld tot ergernis aan beide kanten: bij de medewerkers van de Groendienst en het Middelheimmuseum, van wie dit een grote flexibiliteit en extra inspanningen vereiste, maar ook bij de medewerkers van Recetas Urbanas, die niet altijd konden rekenen op hulp, zeker niet buiten werktijden of als de gebudgetteerde manuren op waren. Deze spanning werd sterk gevoeld door de twee freelancers, die allebei een bemiddelende rol hadden tussen twee actoren met een andere tijdsomgang. Een van hen was ingehuurd als productieassistent en bemiddelde tussen de financiële dienst van de stad Antwerpen (die over 70% van het totale projectbudget besliste) en Recetas Urbanas:
Die [stad Antwerpen] hebben weken nodig om een document goed te keuren. Dus ik moest de hele tijd drukken en duwen. Nu beslissen, nu beslissen, want anders kan de stad het niet op tijd bestellen. Maar dan wilde hij [Cirugeda] terug helemaal iets anders. Dat was een hele moeilijke combinatie, die werkwijze van top-down. De stad Antwerpen wil alles op papier en alles moet door drie commissies gekeurd worden, als die inderdaad drie schroeven willen. Santi en co pasten steeds hun ontwerp aan, toen ze hier al aan het bouwen waren, en dan toch meer geld uitgaven. Dan kreeg ik te horen van de stad: ze zijn al over hun budget. Ik was een niemendal in dat project.16
De andere freelancer was door het Middelheimmuseum ingehuurd om de buurt bij het project te betrekken. Met zijn ervaring als procesbegeleider waar hij mensen rond (sociale) projecten met elkaar verbindt, gecombineerd met het feit dat hij in de Amandus-Atheneumbuurt woont, maakte hem geknipt voor de job. Maar die twee petten maakten zijn rol ook ingewikkeld, waarbij hij het moeilijk vond om naast zijn professionele tijd ook eigen tijd in het project te steken, iets wat hij namens zijn opdrachtgever ook van andere buurtbewoners vroeg. Van alle buurtbewoners werd verwacht dat zij zich vrijwillig zouden inzetten voor dit project. Het werd toch immers voor hen gebouwd? Maar daar knelde de schoen. Terwijl een hele schare aan mensen die niet in de buurt wonen, betaald werden om het werk op het plein te realiseren, mochten de buurtbewoners hun handen onbetaald uit de mouwen steken. Zij kregen er immers een mooi, groen bouwwerk voor terug. Dit principe van wederkerigheid werkt echter niet als de buurtbewoners er niet zelf om gevraagd hebben, dat wil zeggen, er geen belang in zien.
Civiel belang
Dat enkelen wel belang bij het bouwwerk kregen, bleek tijdens de vier maanden dat Montaña Verde op het plein prijkte en het in de zeer warme zomer een aangename zitplaats in de schaduw verschafte. Dat het ook een perfecte plek bleek voor druggebruikers die er buiten het zicht van de camera’s konden vertoeven, paste niet in het plaatje van de stad. Maar dat geldt evengoed voor buurtbewoners van wie verwacht werd vrijwillig zorg te dragen voor de besproeiing van planten en de oogst van de kruiden, wat behoorlijk wat tijd en discipline vergde. Helemaal als je bedenkt dat het gemis aan groen niet direct een zorg van de buurt was. Als het aan de buurtbewoners, ondernemers en andere pleingebruikers lag, zou er namelijk eerder aandacht gevraagd worden om het De Coninckplein verkeersvrij te maken. De doorgaansweg die langs het plein loopt, is hun al jaren een doorn in het oog.
Er ligt een hele grote vraag om het hele plein verkeersvrij te maken. Maar ik zie dat niet gebeuren, want het is de as naar het ziekenhuis, voor spoed, en ook voor het openbaar vervoer wordt het gebruikt. Dat is wel de vraag die al jaren leeft, verkeersvrij maken.17
Tijdens het bouwen van het werk kwam deze kwestie wel ter sprake, maar het ontwerp en het idee waren in een te ver gevorderd stadium om met het project te reflecteren op deze gevoelde emotie, of er uiting aan te geven. Ruimte voor agonisme of deliberatie omtrent dit onderwerp werd aldus niet gezocht.
Tijdens de bouw van Montaña Verde kwam een ander, maar aan bovenstaand gelieerd belang van buurtbewoners aan het licht. Een vrijwilliger vroeg Recetas Urbanas namens de Afrikaanse gemeenschap in de Amandus-Atheneumbuurt, die hij vertegenwoordigde, of met het bouwwerk een veilige speelplaats voor kinderen gerealiseerd kon worden. Deze wens bleek echter niet alleen te botsen met de belangen van de lokale overheden, maar ook met het belang van een private eigenaar, die niet wilde meewerken aan het idee om een braakliggend stuk grond van hem hiervoor tijdelijk aan te wenden. Het zijn kwesties die Recetas Urbanas normaliter niet uit de weg gaat, maar waarvoor de architectengroep, nu als opdrachtnemer van de stad Antwerpen en geheel ingebed in de structuur van de openbare ruimte, geen speelruimte had om er, letterlijk of figuurlijk, werk van te maken. Zowel de politici als bewoners en pleingebruikers waren niet rechtstreeks bereikbaar, maar werden vertegenwoordigd door professionals: ambtenaren en de door hen ingehuurde freelancers die niet het ritme van de bewoners en pleingebruikers volgden, maar regels en wetmatigheden van hun werkgever trouw bleven. Voor Cirugeda zat daar een groot probleem:
(…) the question is, are they [stadsdiensten] fighting for the others. (…) The problem for the De Coninckplein neighborhood is with the social department, with the green department, with the educational department and all of them. (…) They never appear[ed] to try to give solution to the neighborhood.18
Er bleek nauwelijks speelruimte om werkelijk op een vraag van buurtbewoners in te gaan, of minstens over de vraag in debat te gaan. Enerzijds was het voor Cirugeda onmogelijk om politici rechtstreeks te spreken, waardoor hij niet in de juiste onderhandelpositie kon geraken, bijvoorbeeld om ervoor te pleiten om het bouwwerk langer op het plein te laten staan: ‘I don’t even know where the building of the district [of Antwerp] is.’19
Anderzijds bleek het voor Recetas Urbanas moeilijk om relaties met buurtbewoners en pleingebruikers op te bouwen. Dit kwam deels doordat de bouwers zelf geen inwoners van Antwerpen zijn. Zowel de geografische afstand als de culturele afstand speelde het project parten. Sevilla, de Spaanse stad waar Recetas Urbanas vandaan komt, ligt niet om de hoek en het budget was niet toereikend om de architecten voor een langere periode in Antwerpen te laten verblijven. Het Middelheimmuseum dacht dit probleem op te lossen door de reeds genoemde freelancer in te huren. Maar deze beriep zich – met een weliswaar groot, maar formeel netwerk en met de nodige ervaring, maar wederom in het formele circuit – op de logica van de representatieve democratie. De procesbegeleider wist niet tot de vezels van de Amandus-Atheneumbuurt door te dringen. Op de informatiebijeenkomst die hij had georganiseerd om vrijwilligers te rekruteren, was de helft van de aanwezigen beroepsmatig bij de buurt of het project betrokken. En van de vijfennegentig aanmeldingen om mee te bouwen aan Montaña Verde hielpen uiteindelijk vijfentwintig vrijwilligers mee die uit de buurt kwamen, waarvan slechts vijf personen meer dan vier dagen.
Dit blijvend rondcirkelen in de gemeentelijke netwerken en het aangaan van samenwerkingen met professionals leidde tot conflicten met de mensen van Recetas Urbanas, die juist direct met bewoners in contact wilden staan. Het project bracht dus wel degelijk conflicten teweeg, maar niet van dien aard dat en op het niveau waarop ze kunnen bijdragen aan een agonistische democratie.
De nalatigheid van personen die zich hadden opgegeven (waarom blijf je weg als je je wel hebt aangemeld?) gaf bij de medewerkers van Recetas Urbanas bovendien aanleiding tot verbazing en irritatie. En die nam toe aan het einde van de projectperiode, op het moment dat het werk ontmanteld werd en het materiaal verdeeld werd onder geïnteresseerden. De mensen van Recetas Urbanas waren niet gecharmeerd van de moeite die het schijnbaar kostte om het hout en het gereedschap dat gratis beschikbaar werd gesteld verdeeld te krijgen.
In Seville, people would stand in line for it. (…) Of course, I don’t want to spend (…) more time in the city that is not mine, where really the problem [is] that people are very… sometimes, very comfortable.20
Contradictio in terminis
Geconcludeerd kan worden dat gedurende het gehele project Montaña Verde het ritme van de openbare ruimte, behorend tot de representatieve democratie, dominant is gebleven over het ritme van de civiele ruimte, waardoor de participatie van burgers beperkt bleef. Niet alleen in de zin van het aantal bewoners en gebruikers van het De Coninckplein dat uiteindelijk deelnam en bij lange na niet een representatie van de bevolking van de Amandus-Atheneumbuurt betrof.21 Maar vooral ook in de manier waarop zij participeerden in dit project. Kinderen (in totaal 195) van scholen in de buurt kregen de kans om een dagdeel plantenbakken te vullen of te plaatsen. De vrijwilligers leerden vooral te werken met groot materiaal en materieel, maar er werd precies uitgelegd wat je moest doen, en de bouwers hadden de beschikking over duidelijke aanwijzingen. Her en der voegde een buurtbewoner iets toe aan het bouwwerk: van een imitatieduif op het dak tot een brandtekening in het hout. Of er werd vanuit de buurt soep geserveerd. Een van de vrijwilligers die bijna dagelijks bij het bouwwerk te vinden was, vertelde achteraf er veel voldoening uit te halen om aan zoiets groots mee te mogen werken, maar ook om de vele kruiden te mogen uitdelen aan buurtbewoners. Maar verder reikte de participatie niet, laat staan dat het in de buurt collectief gevoelde emoties blootlegde en tot een publiek debat leidde. De zoektocht ‘naar modellen van inspraak en participatie om samen met de bewoners te ondervinden of en hoe groen een bijdrage kan leveren aan de kwaliteit van de stad’ bleef uit.22 Andere, wellicht urgentere kwesties kwamen wel even voor het voetlicht, maar een politieke discussie erover werd niet gevoerd. Op het moment dat vrijwilligers uit de buurt werden gerekruteerd, waren de plannen al in een vergevorderd stadium, zodat er geen ruimte was om een kunstwerk te realiseren dat een gevoelige snaar zou raken en zou kunnen reflecteren op het reilen en zeilen van het plein. Het groepje buurtbewoners dat gedurende de zomer het groen heeft onderhouden, viel uiteen zodra er vanwege de hitte een sproeiverbod in de stad was afgekondigd. Er leken even stemmen op te gaan om het werk op het plein te laten staan, maar ook hier bleek dat de aanvrager, de freelancer uit de buurt, onvoldoende draagvlak had om het district Antwerpen te kunnen overtuigen.
Met andere woorden, de insteek om de groensculptuur bottom-up te laten verrijzen op het De Coninckplein en daarmee de civiele ruimte te verkennen aan de hand van een vurig open debat met ruimte voor emotie en conflict, werd gedwarsboomd door de top-downaansturing waarbij werd vastgehouden aan de principes van de representatieve democratie. De helling van Montaña Verde werd zo een erg steile klim, wat het Middelheimmuseum zich achteraf ook realiseerde:
(…) eigenlijk is het een (…) contradictio in terminis dat er een soort van top-down beslissing is van: we gaan een duurzame, groene ingreep doen in een buurt (…) met een bottom-up collectief. (…) [V]oor mij ging Experience Traps (…) heel erg over controle. Dus over hoe mensen proberen controle te krijgen op hun omgeving, op de toeschouwer; hoe een kunstenaar probeert ons verwachtingspatroon te controleren. En ja, (…) eigenlijk is het een beetje vreemd, is dit nu een vorm van controle op zo’n, zogezegd, sociaal moeilijke buurt, dat het stadsbestuur doet. Of niet? (…) je voelt natuurlijk wel als curator, dat daar een frictie is.
+++
Hanka Otte
is postdoc onderzoeker op het gebied van cultuurbeleid aan de Universiteit Antwerpen, Antwerp Research Institute for the Arts (ARIA), waar zij deel uitmaakt van de onderzoeksgroep Cultural Commons Quest Office (CCQO). Zij richt zich met haar onderzoek op de vraag welke voorwaarden nodig zijn voor een gebalanceerde artistieke biotoop, en hoe beleid kan helpen om creatieve commons te genereren.
Noten
- In de zomer van 2015 realiseerde kunstenaar Anne-Mie Van Kerckhoven, onder de vlag van het Middelheimmuseum en in samenwerking met de Groendienst, het bloementapijt Flower-Power, dat tien dagen lang te bewonderen was op de Antwerpse Grote Markt. ↩
- Stad Antwerpen, Ontwerpbesluit van Burgemeester en Schepenen, 2 februari 2018. ↩
- Gielen, Pascal & Philipp Dietachmair. “Public, Civil and Civic Spaces.” The Art of Civil Action. Political Space and Cultural Dissent, red. Philipp Dietachmair & Pascal Gielen, Valiz, 2017, pp. 15-18. ↩
- E-mail van de directeur van het Middelheimmuseum, d.d. 22 mei 2017. ↩
- Seminar ‘Artistic Constitutions of the Common City’, georganiseerd door het Antwerp Institute for the Arts, Universiteit Antwerpen, 21 en 22 april 2017. ↩
- Bonet, Llorenç. “Recetas Urbanas: urban recipes for an active citizenry.” Dietachmair & Gielen, p. 166. ↩
- Zo werd in 2003 aan dit plein de stadsbibliotheek Permeke gevestigd, werden er diverse ontwikkelingsprojecten uitgevoerd, en is het politietoezicht verhoogd, onder andere door middel van de plaatsing van bewakingscamera’s. ↩
- Gielen, Pascal. “Cultuursector, staak!” De Standaard, 13 november 2019, www.standaard.be, laatst geraadpleegd op 13 januari 2020. ↩
- Castells, Manuel. Networks of Outrage and Hope: Social Movements in the Internet Age. Cambridge: Polity Press, 2015. ↩
- Mouffe, Chantal. Over het Politieke. Klement/Pelckmans, 2005. ↩
- Rancière, Jacques. Dissensus: On Politics and Aesthetics. Bloomsbury, 2015. ↩
- Gielen, Pascal & Thijs Lijster. “The Civil Potency of a Singular Experience. On the Role of Cultural Organizations in Transnational Civil Undertakings.” Dietachmair & Gielen, pp. 40. ↩
- Habermas, Jürgen. The Structural Transformation of the Public Sphere: An Inquiry into a Category of Bourgeois Society. MIT Press, 1989. ↩
- Recetas Urbanas, projectvoorstel, oktober 2018. ↩
- Interview met medewerker Groendienst, 2018. ↩
- Interview met freelance productieassistent, 2018. ↩
- Interview met medewerker van bibliotheek Permeke, 2018. ↩
- Interview met Santiago Cirugeda, 2018. ↩
- Ibid. ↩
- Ibid. ↩
- Van de 95 aanmeldingen namen uiteindelijk 25 vrijwilligers deel aan het project die uit de buurt of elders uit de stad kwamen. Kijkend naar de namen (22 Nederlands/Belgische namen) en op basis van observatie van zowel de informatieavonden als ter plekke, waren de individuele vrijwilligers grotendeels een vertegenwoordiging van witte (Belgische, Nederlandse) mensen. Wetende dat deze wijk voor 70% uit inwoners met een migratieachtergrond bestaat, werd daarmee maar een klein deel van de wijk vertegenwoordigd. ↩
- Herman, Laura & Pieter Boons. “Experience Traps”, catalogus van de expositie Experience Traps d.d. 1 juni tot 28 september 2018. Motto Books, 2018, p. 91. ↩