Dit artikel verscheen in FORUM+ vol. 24 nr. 1, pp. 32-40
Midzomernachtsdroom. Een jubileumvoorstelling van de KNS als aanloop naar een 'nieuwe stijl'
Toon Brouwers
Koninklijk Conservatorium Antwerpen
Naar aanleiding van het Shakespearejaar, vierhonderd jaar na de dood van de beroemde auteur, schreef Toon Brouwers voor het juninummer van FORUM+ in 2016 een bijdrage over een memorabele voorstelling van Shakespeare in Antwerpen. Deze bijdrage was de eerste in een geplande reeks over memorabele Shakespearevoorstellingen waarin diverse onderzoekers en docenten een bijdrage schrijven over een bepaalde opvoering die zij in het verre of nabije verleden bijgewoond hebben in Antwerpen. Elke auteur situeert die opvoering in een historische, maatschappelijke en persoonlijke context. De reeks past binnen het lopende onderzoek over repertoire aan de dramaopleiding van het Koninklijk Conservatorium Antwerpen. De redactie van FORUM+ besloot om het onderzoeksdomein uit te breiden naar een reeks Shakespearevoorstellingen in de Lage Landen. IJkpunt van de reeks is Midzomernachtsdroom, opgevoerd in 1954 ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van de Koninklijke Nederlandse Schouwburg in Antwerpen. Deze voorstelling betekende in Vlaanderen een belangrijke schakel in de overgang van de ‘oude’ naar een ‘nieuwe’ speelstijl.
Inspired by the Year of Shakespeare, the celebration of 400 years since the death of the great English playwright, Toon Brouwers submitted a contribution to the June 2016 issue of FORUM+ about a memorable performance of a Shakespeare play in Antwerp. This article was the first of a planned series about memorable Shakespeare performances in which various researcher and lecturers are asked to contribute a piece about a particular performance that they have attended either in the distant or recent past in Antwerp. Each author is asked to place the performance in a historical, social and personal context. The series forms part of the current investigation of repertoire in the drama course of the Royal Conservatoire of Antwerp. The editors of FORUM+ decided to extend the field of research to a series about Shakespeare performances in the Low Countries as a whole. The standard for the series was set by the Midzomernachtsdroom (A Midsummer Night’s Dream) performed in 1954 to mark the occasion of the centenary of the Koninklijke Nederlandse Schouwburg in Antwerp. In Flanders the production was seen as a significant step in the transition from the 'old' to a 'new' style of acting.
Honderd jaar
Op dinsdag 27 april 1954 wordt er feest gevierd in Antwerpen. In de late voormiddag krijgen de medewerkers en oud-medewerkers van het Nationaal Toneel, samen met een uitgelezen schare van ‘leden van de Antwerpse kunstwereld’ een receptie aangeboden op het Antwerpse Stadhuis. ’s Avonds klinkt er bazuingeschal vanaf het balkon van de Bourlaschouwburg, die dan nog gewoon Koninklijke Nederlandse Schouwburg (KNS) heet, net zoals het gezelschap dat daar speelt. Want die avond vindt er een feestelijke première plaats van Midzomernachtsdroom. Feestelijk, omdat ook de jonge koning Boudewijn (hij is dan pas 23 jaar, nog steeds vrijgezel, en lacht bijna nooit) de voorstelling bijwoont. Feestelijk, omdat het volledige orkest van de Koninklijke Vlaamse Opera zijn medewerking verleent met de uitvoering van Ein Sommernachtstraum van Felix Mendelssohn-Bartholdy.1 Feestelijk, omdat dit alles wordt georganiseerd om de honderdste verjaardag te vieren van het gezelschap van de KNS.
Nationael Tooneel en Nationaal Toneel
De honderdste verjaardag van de KNS wordt van maandag 26 tot donderdag 29 april 1954 met een speciale feestweek gevierd. Alle geledingen van het Nationaal Toneel delen in de feestvreugde.
De oorsprong van het gezelschap van de KNS ligt bij het ‘Nationael Tooneel’. Dit eerste Nederlandstalige beroepstheater in België gaat van start op 6 oktober 1853, met het melodrama De Dronkaerd van Pieter Frans Van Kerckhoven. De voorstelling is te zien in het Théâtre des Variétés in Antwerpen, dat vertaald wordt als ‘Schouwburg van Verscheidenheden’, en gelegen is tussen het Mechelseplein en de Schermersstraat (tegenwoordig op enkele passen van kunstencentrum DEStudio, het gebouw van de voormalige Studio Herman Teirlinck). Het Nationael Tooneel krijgt van het toen nog Franstalige gemeentebestuur2 slechts een symbolische toelage: 8.000 toenmalige Belgische franken, ongeveer genoeg voor de huur van de ‘Variétés’. Het Franstalige Théâtre Royal aan de Komedieplaats daarentegen, ontvangt een ruime subsidie van ca. 75.000 frank. Maar samen met de geleidelijke democratisering en vervlaamsing van het gemeentebestuur, stijgt ook de financiële ondersteuning van het Nederlandstalige gezelschap. In 1874 wordt er op de hoek van de Kipdorpbrug en de Italiëlei zelfs een geheel nieuwe en speciaal voor het gezelschap gebouwde ‘Nederlandsche Schouwburg’ door koning Leopold II ingewijd. Een gezellig theater, met veel warm houtwerk in de toeschouwersruimte, en met een uitstekende akoestiek voor het gesproken toneel.
In Midsummer Night’s Dream combineert Shakespeare vier werelden handig met elkaar: een adellijk hof, verliefde jongeren, een duistere elfenwereld en een groepje handwerkslieden die in hun vrije tijd toneelspelen.
Het Nationael Tooneel neemt geleidelijk de naam Nederlandse Schouwburg aan en wordt bij zijn vijftigste verjaardag in 1903 met het predicaat ‘Koninklijk’ vereerd. Deze Koninklijke Nederlandse Schouwburg (KNS) kan onder de directies van Oscar De Gruyter (1922-1929) en Joris Diels (1935-1938 en 1939-1944) het artistieke peil behoorlijk opvoeren. In 1934 verlaat de KNS de schouwburg op de Kipdorpbrug3 om te verhuizen naar het oudere operagebouw Théâtre Royal (Komedieplaats) dat leegstaat wegens het stopzetten van dit Franstalige theater ten gevolge van de mondiale economische crisis. De KNS herdoopt de oude ‘Royal’ tot Koninklijke Nederlandse Schouwburg. Wanneer in 1945 onder impuls van Herman Teirlinck het Nationaal Toneel-Théâtre National wordt gesticht, vertrouwt de Belgische regering de opdracht voor Nederlandstalig België toe aan het gezelschap van de KNS, dat aldus als KNS-Nationaal Toneel enkele decennia lang (tot 1967) met een ‘nationale opdracht’ doorgaat.4
In 1945 bestaat het gezelschap nog uitsluitend uit acteurs en actrices die hun toneelopleiding hebben gekregen in het vrijetijdstheater (dat in Vlaanderen overigens een meer dan behoorlijk niveau heeft) of via een avondopleiding aan een Koninklijk Conservatorium. Een van de meest getalenteerde en populaire acteurs is Jos Gevers5 , die al sinds 1922 aan het KNS-gezelschap verbonden is. In 1954 is de ‘oude garde’ van vóór de oorlog aangevuld met een nieuwe talentvolle generatie met onder meer Jet Naessens, Luc Philips en Domien De Gruyter. En verder is er ook een nieuwe kern van jonge spelers met een beroepsopleiding bij de Studio van het Nationaal Toneel6 , waaronder Ward De Ravet, Jeanne Geldof, Ketty Van de Poel en Martin van Zundert.
Feestweek
De honderdste verjaardag van de KNS wordt van maandag 26 tot donderdag 29 april 1954 met een speciale feestweek gevierd. Alle geledingen van het Nationaal Toneel (sinds 1947 onder de directie van Firmin Mortier) delen in de feestvreugde. De Studio van het Nationaal Toneel (die pas in 1967 de naam Studio Herman Teirlinck krijgt) speelt op maandag 26 april Jonkvrouw Edelwater, een toneelbewerking van een oud Chinees sprookje door Shih-I Hsiung, in een vertaling van Marnix Gijsen en in een regie van Fred Engelen. Op dinsdag 27 april wordt de eigenlijke jubileumvoorstelling gepresenteerd van Midzomernachtsdroom (Shakespeare), in een regie van Ben Royaards en met Hugo Lenaerts als dirigent van het orkest van de Koninklijke Vlaamse Opera. Op woensdag 28 april geeft het Jeugdtheater voor de stadsscholen een opvoering van Saidjah (naar een Indische vertelling, in een toneelbewerking van Corry Lievens).7 Opmerkelijk genoeg wordt diezelfde voorstelling pas de dag erna gespeeld voor de ‘vrije scholen’, ofwel het katholieke onderwijs, alsof men ervoor wou zorgen dat de kinderen van beide schoolnetten niet met elkaar in aanraking zouden komen. Nog op woensdag is er Willem de Zwijger (Paul De Mont) te zien, een voorstelling door het Reizend Volkstheater. Dit gezelschap is een afdeling van het Nationaal Toneel, en onder de directie van de ‘katholieke’ Rik Jacobs dient het vooral als tegenwicht voor de ‘socialistische’ directeur van KNS-Nationaal Toneel.
De kers op de feesttaart is uiteraard Midzomernachtsdroom. De voorstelling van dinsdag 27 april kan ik niet bijwonen, want enkel vooraanstaande genodigden zijn welkom. Behalve de vorst en zijn uitgebreide entourage, zijn ook burgemeester Lode Craeybeckx en gouverneur Richard Declerck aanwezig.8 Zij voeren respectievelijk het schepencollege en de gemeenteraad van de stad, en de bestendige deputatie en leden van de Antwerpse provincieraad aan, gevolgd door een regiment ambtenaren van het stads- en provinciebestuur. Verder zijn er een heel aantal ministers en ministers van staat, leden van de magistratuur, hoge beroepsmilitairen, en nog dichte drommen andere bijzonder belangrijke heren (meestal vergezeld van hun dames, hoewel die in deze tijd nog niet als erg belangrijk worden beschouwd). De zaal zit propvol, en als elfjarige sta ik uiteraard niet op de lijst van eregenodigden. Maar wanneer deze jubileumvoorstelling vanaf 18 september 1954 ook voor het gewone publiek in de schouwburg wordt gespeeld, mag ik op een zondagnamiddag9 wel samen met mijn vader (die foneticus is en stempedagoog van het gezelschap van de KNS) naar een voorstelling gaan kijken.
Midsummer Night’s Dream
Shakespeare schrijft zijn Midsummer Night’s Dream hoogstwaarschijnlijk in 1595 of 1596, ter gelegenheid van een adellijk huwelijk. In dit stuk combineert hij vier werelden handig met elkaar: een adellijk hof, verliefde jongeren, een duistere elfenwereld en een groepje handwerkslieden die in hun vrije tijd toneelspelen. De inhoud van dit verhaal kort samenvatten is niet zo eenvoudig, maar ik doe mijn best. Het stuk gaat van start aan het hof van de Griekse held Theseus, die zijn nakende huwelijk met Hippolyta aankondigt, de koningin der Amazonen. Zijn dienaar Egeus beklaagt zich dat zijn dochter Hermia niet wil huwen met Demetrius, die hij had uitgekozen als haar echtgenoot. Maar de flamboyante Hermia verkiest Lysander, die ook door de lieftallige Helena wordt opgehemeld. Om een gedwongen huwelijk te ontlopen vluchten Hermia en Lysander het woud in, achternagelopen door Demetrius, die op zijn beurt gevolgd wordt door de smachtende Helena. In het woud repeteren ook enkele handwerkslieden een toneelstuk dat ze op het huwelijksfeest van de hertog willen opvoeren. En dan is er nog Oberon, de elfenkoning van het woud, die zijn gemalin Titania een lesje wil leren, omdat ze verdacht veel aandacht schenkt aan een jonge page. Hij druppelt in haar slaap een tovermiddel in haar ogen waardoor ze verliefd wordt op een handwerksman, die veranderd is in een ezel. Wanneer Oberon zijn dienaar Puck de opdracht geeft om wat toverdruppels te gebruiken om bij de jongeren de amoureuze relaties tot in detail te regelen, vergist hij zich. De liefdeschaos is compleet. Uiteindelijk komt alles goed: de in ezel veranderde handwerksman wordt weer een normale wever, Titania verzoent zich met Oberon, de juiste jongens komen bij de juiste meisjes terecht, en wanneer Theseus met zijn gevolg verschijnt, mogen de werklieden hun toneelstukje opvoeren. In Midzomernachtsdroom gebruikt Shakespeare als bindmiddel alle aspecten van de liefde: van romantische en erotische verliefdheid tot blinde en dierlijke passie. Maar de vele directe en indirecte erotische toespelingen – waarbij de toeschouwers van de eerste gelegenheidsvoorstelling in Shakespeares tijd waarschijnlijk de liefdesavonturen en seksuele escapades van een aantal aanwezigen wel herkend zullen hebben – worden later verdoezeld in een eeuwenlange traditie van ‘sprookjesachtige en poëtische’ ensceneringen.
Een Midzomernachtsdroom van het Jeugdtheater
De jubileumvoorstelling van de KNS is niet mijn eerste kennismaking met dit stuk. In het najaar van 1953 zie ik in het theater aan de Kipdorpbrug (waar het Jeugdtheater gehuisvest is) reeds een voorstelling van Een Midzomernachtsdroom, in een aangepaste jeugdversie van Corry Lievens. Het is ook niet de eerste maal dat ik een ‘klassiek stuk’ in een jeugdversie op de planken zie: Tante Corry, de directrice van het Jeugdtheater (later door sommigen ten onrechte als een ouwe tante beschouwd), maakte in haar theatercarrière van meerdere klassieke stukken een bewerking voor jongeren. Al in 1951 zie ik onder meer haar bewerking en enscenering van Maurice Maeterlincks De blauwe vogel: een sprookje voor volwassenen, gespeeld voor kinderen.
De versie van Een Midzomernachtsdroom die ik in het Jeugdtheater zie, wil duidelijk een zoet sprookje zijn. Het stuk toont hoe vier jonge mensen verdwaald raken in een sprookjesbos, waar ze kennismaken met Oberon en Titania, een feeërieke boskoning en -koningin met een gevolg van dansende en fladderende elfjes.
Als tienjarige fervente Jeugdtheater-bezoeker heb ik in 1953 al precies acht jaar kijkervaring. Zoals ik het me herinner, vind ik de voorstelling van Een Midzomernachtsdroom wel boeiend, maar hier en daar toch wat flauwtjes. Pas veel later verneem ik dat deze productie van het Jeugdtheater een door de toenmalige maatschappelijke en politieke elite opgelegde ‘zedenverheffende’ versie is. Dankzij de socialistische burgemeester Camille Huysmans (een kopstuk van de Belgische Socialistische Partij) was in 1945 het Jeugdtheater (van 1942 tot 1945 het Jeugdtheater van de KNS) door de stad Antwerpen erkend en gesubsidieerd als zelfstandig gezelschap. Maar de Christelijke Volkspartij, op dat moment coalitiepartner in de gemeenteraad (en de grootste partij in het nog unitaire België), wilde dit slechts dulden wanneer de inhoud van de stukken en de manier van spelen niet zouden indruisen tegen de ‘christelijke waarden’. Het speelplan moest dan ook de goedkeuring krijgen van een zorgvuldig toekijkende commissie, paritair samengesteld uit christelijke en niet-christelijke leden.
De versie van Een Midzomernachtsdroom die ik in het Jeugdtheater zie, wil duidelijk een zoet sprookje zijn. Het stuk toont hoe vier jonge mensen verdwaald raken in een sprookjesbos, waar ze kennismaken met Oberon en Titania, een feeërieke boskoning en -koningin met een gevolg van dansende en fladderende elfjes. Lode Verstraete, die in 1969 directeur van de KNS zou worden, is een mooie, slanke Oberon. Mariette Van Arkels speelt een lieftallige Titania, en Annie Geeraerts (tegenwoordig nog altijd actief als ‘bomma’ van de familie Van den Bossche in de VTM-soap Familie) is als Puck een vinnige kwajongen die naar eigen zeggen zo ‘snel als een pijl uit een Tartaarse boog’ de opdrachten van Oberon uitvoert, maar die zeker geen kwelgeest is. De knappe Oberon, die de betoverde Titania wakker kust na haar avontuurtje met een verklede handwerksman, doet wat denken aan het zedig wakker kussen van Doornroosje door een kuise prins, in het door de gebroeders Grimm aangepaste sprookje. Ik ben wel geboeid, maar toch niet echt voldaan. Wellicht ben ik het probleemloze sprookjestoneel al wat ontgroeid: mijn belangstelling gaat al uit naar literatuur ‘voor volwassenen’.
Midzomernacht voor volwassenen
Regisseur Ben Royaards10 (Amsterdam 1904-Antwerpen 1966) is een zoon van de legendarische Nederlandse regisseur en theaterdirecteur Willem Royaards en de actrice Jacqueline Sandberg. Joris Diels11 haalt hem naar Antwerpen, waar hij meteen het openingsstuk voor het seizoen 1937-1938 mag regisseren. Op 18 september 1937 gaat Midzomernachtsdroom in première, met Joris Diels als Oberon, Jet Naessens (net afgestudeerd aan het conservatorium) als Titania, en Georgette Hagedoorn (de echtgenote van Ben Royaards) als Puck. De voorstelling wordt door de pers met superlatieven ontvangen, net zoals Royaards’ volgende productie Lucifer van Vondel, die op 20 november 1937 in première gaat met Diels in de titelrol. Zeventien jaar en twee KNS-directeuren later, krijgt Ben Royaards dus de eervolle opdracht om opnieuw Midzomernachtsdroom te regisseren, ditmaal als eeuwfeestproductie van de KNS.
De jubileumvoorstelling van de Koninklijke Nederlandse Schouwburg op dinsdag 27 april 1954 wordt door de pers ‘welwillend’ ontvangen. Toch schijnt het schouwspel in de zaal – met de eenzame jonge vorst in de ereloge op het eerste middenbalkon – voor het publiek van groter belang te zijn geweest dan het schouwspel op het toneel. Ook de recensies besteden vooral aandacht aan de intocht van de koning, de samenstelling van zijn entourage, de namen van de ‘hoogwaardigheidsbekleders’, et cetera, et cetera. Aan een bespreking van de jubileumvoorstelling op de planken komen de recensenten nauwelijks toe. Bij de publiekspremière enkele maanden later, wanneer de KNS op zaterdag 18 september 1954 zijn honderdeerste speeljaar opent, zijn de reacties van de gewone toeschouwers volgens de recensies ‘spontaner en opbruisend’. Ook hebben de critici wat meer aandacht voor het spel. Zo is de recensent van De Nieuwe Gazet van mening dat de voorstelling ook vlotter verloopt en de acteurs beter spelen: ‘Het is alles veel gerijpter en Ben Royaards, de regisseur, die met trots op zijn artistieke prestatie mag terugblikken, bereikt een samenspel waardig van de grootste schouwburgen.’ Joris Diels (1903-1992), Vlaamse toneelacteur, regisseur en auteur, gehuwd met de actrice Ida Wasserman, was directeur van de KNS Antwerpen (1935-1938 en 1939-1944), en werkte na WO2 voornamelijk in Nederland, waar hij o.m. jarenlang co-artistiek leider was van de Haagse Comedie.12
In het programmaboekje noemt Ben Royaards dit stuk een ‘betoverend poëtisch, speels sprookje’. Maar in de voorstelling zie ik een woud dat niets heeft van een traditioneel sprookjesbos. Luc Philips, die Puck speelt, lijkt helemaal niet op een snaakse kabouter, maar veeleer op een boosaardige kobold. Verder herinner ik me de speciale atmosfeer van de voorstelling, een spanning die ik pas jaren later kan benoemen als ‘erotisch’. Deze erotische lading was niet opvallend of uitgesproken, want in die tijd sprak men niet openlijk over seks en erotiek. Het grensverleggende en ophefmakende boek van de Poolse professor Jan Kott Shakespeare tijdgenoot moest op dat moment nog geschreven worden.13 In zijn studie schuift Kott een eeuwenoude traditie van geijkte Shakespeare-interpretaties en -commentaren vakkundig opzij. De manier waarop Kott de illusie van de lieflijke elfjes in Midzomernachtsdroom genadeloos doorprikt, past binnen de sociale (en seksuele) omwenteling van de periode rond mei 68, en wil ik hier toch graag even citeren:
Titania’s elfen heten Pease-blossom, Cobweb, Moth, Mustard-seed. In het theater wordt dit gevolg bijna altijd voorgesteld door huppelende en zwevende gevleugelde geestjes of door een ballet van Duitse kabouters. Deze invloed is zo sterk, dat zelfs de commentators zich er moeilijk van los kunnen maken. Toch is het al voldoende de samenstelling en de betekenis der namen voor ogen te houden: bonenbloesem, mosterdzaad, nachtvlinder of mot, en spinrag, om te begrijpen dat zij behoorden tot de huismiddeltjes die heksen en tovenaressen voor de liefde hadden. Titania’s hof stel ik me voor met bevende, tandeloze en kwijlende oude mannen en vrouwen die hun meesteres giechelend aan een monster koppelen. (…) De ranke en slanke, tedere en lyrische Titania verlangt naar dierlijke liefde. Puck en Oberon noemen de veranderde Bottom een monster. De tengere en lieve Titania sleurt dat monster in bed, bijna met overmacht, bijna met geweld. Zo’n minnaar wou ze. Naar zo’n minnaar had zij verlangd. Alleen had zij het nooit willen toegeven, zelfs niet aan zichzelf. De droom heeft haar van haar remmingen bevrijd. Door de dichterlijke Titania, die aan één stuk door over bloemetjes kwinkeleert, wordt de monsterachtige ezel verkracht.14
We kunnen het Ben Royaards dus niet kwalijk nemen dat hij bij de voorbereiding van zijn regie het boek van Kott nog niet kon raadplegen. Het werd immers pas tien jaar later gepubliceerd. Ik ben al blij dat Royaards, in tegenstelling tot de leuke maar vrijblijvende voorstelling van het Jeugdtheater (waarbij de jonge paren een soort van tikkertje spelen, en Titania eventjes een speelgoed-ezeltje knuffelt), in de KNS-voorstelling toch een speciale ‘erotiserende’ atmosfeer creëert, die ik als knaap nog niet echt plaatsen kan, maar die ik me toch sterk zal blijven herinneren. Een herinnering die me bijzonder van pas komt wanneer ik zestien jaar later als student aan het Conservatorium Antwerpen bij mijn toneelspel-afstudeerproject eind juni 1970 op de planken van de Koninklijke Nederlandse Schouwburg de rol van Puck mag vertolken in Midzomernachtsdroom. Voor de groep van zeven afstuderende studenten is een thematiek van zwoele midzomernachten, jaloerse Oberons, vreemdgaande Titania’s en een liefdescarrousel met jonge paren echt geen taboe meer. Met als spelbegeleiders Luc Philips en Jet Naessens, een scenografie van Mimi Peetermans en met het commentaar van Jan Kott in het achterhoofd, presenteert een nieuwe generatie jonge spelers zonder schroom een erotisch geladen voorstelling aan een intussen ook sterk geëvolueerd publiek.
Toch meer dan geslaagd
En nu vlug ‘als een pijl uit een Tartaarse boog’ terug naar 1954: Royaards is een bekwame en bevlogen theatervakman, die zijn regies degelijk voorbereidt en zijn stukken grondig analyseert. Maar hij is toch niet echt een radicale vernieuwer of grensverleggende regisseur. De tijd is overigens nog niet rijp voor een maatschappelijke revolutie, zoals die zich pas in de tweede helft van de jaren zestig zal ontwikkelen. Gezien het eerder conservatieve culturele klimaat, is het tot op zekere hoogte te begrijpen dat de critici van 1954 in hun besprekingen van dit stuk steeds hetzelfde geijkte jargon hanteren, zoals ‘een sprookjesspel’ of ‘een ‘feeërieke revue’.15 Wat evenwel opvalt in de recensies is dat de critici alle schuchtere pogingen tot vernieuwing in de enscenering van Royaards netjes maar kordaat terugfluiten. Zo worden de kostuums, ontworpen door de dan nog jonge scenografe Mimi Peetermans (pas in 1953 afgestudeerd aan de Studio van het Nationaal Toneel) wel gewaardeerd, maar haar decorontwerp (waarvan ik pas vele jaren later zal ontdekken dat het volkomen past in de internationale, vernieuwende tendens om meer abstracte of suggestieve decors te ontwerpen) wordt toch afgewezen. Het woud waarin de jonge paren elkaar achternahollen (en waarin ook Titania haar ezel verleidt) stelt de scenografe symbolisch voor met wat gedrapeerde doeken en kale boomstammen. Dat is blijkbaar niet sprookjesachtig en feeëriek genoeg voor de overwegend behoudsgezinde critici van de traditionele kranten. Zo beschrijft de criticus van De Nieuwe Gazet het bosdecor schamper als ‘magere afgebroken loopgravenbomen’.16
Ondanks deze en andere kleine, zure oprispingen verklaren de critici toch unisono dat de feestproductie van de KNS in het algemeen (meer dan) geslaagd is. Zo schrijft het katholieke Het Handelsblad over de regie van Royaards:
Hij geeft de drie motieven wat hen toekomt, en al zijn de taferelen in de elfenwereld, spectaculair gezien, het dankbaarste, en al verleidt de boertigheid van de volkse ambachtslui tot een spontaan uitleven van een haast primitieve komiek, toch weet hij zichzelf in toom te houden en elfenfantasie, boerte en Theseus-motief harmonisch door mekaar te weven en als geheel gaaf te houden. Royaards’ regie van “Midzomernachtsdroom” is wellicht de gaafste die we van hem gezien hebben.17
Vijf jaar later kom ik tijdens het eerste Internationaal Theaterfestival in Antwerpen (dat georganiseerd wordt als culturele randactiviteit van de Wereldtentoonstelling Expo ’58 in Brussel) tot de vaststelling dat de Midzomernachtsdroom (versie 1954) van Ben Royaards er niet zou hebben misstaan, en ook niet zou onderdoen voor de buitenlandse voorstellingen die er op dit festival te zien zijn, zoals Don Carlos van Schiller (Wiener Burgtheater), Le Triomphe de l’Amour van Marivaux (Théâtre National Populaire) en Le bourgeois gentilhomme van Molière (Comédie Française). Het zijn alle uitstekende voorstellingen die – zonder verbluffende innovaties – in 1958 ook bijzonder degelijk en boeiend toneelspel laten zien. In vergelijking met deze buitenlandse voorbeelden beschikt de honderdjarige ‘nationale’ KNS in 1954 over beduidend minder financiële middelen. Toch weet een bezielende regisseur als Ben Royaards eenzelfde niveau te bereiken met een gemotiveerde en getalenteerde groep, waarin er plaats is voor zowel spelers van de ‘oude garde’ van vóór WO2, als voor jonge afgestudeerden van de Studio. Het publiek is erg dankbaar, en zelfs enthousiast. Deze voorstelling is ook daarom een schakel tussen een oude en een nieuwe stijl, tijdens een evolutie die zich in de loop van de jaren zestig van de twintigste eeuw duidelijk zou doorzetten. Redenen genoeg om deze Midzomernachtsdroom18 een plaats te geven in een galerij van ‘belangwekkende Shakespeare-ensceneringen’ in de Lage Landen.
+++
Toon Brouwers
Toon Brouwers studeerde rechten, theaterwetenschap en toneel. Hij was dramaturg, directeur van de Studio Herman Teirlinck, en is erehoogleraar van het Koninklijk Conservatorium Antwerpen en de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten (AP Hogeschool Antwerpen). Amsterdam.
Noten
- Concert-ouverture (op. 21, MWV P 3) en toneelmuziek (op. 61, MWV M 13) van Felix Mendelssohn Bartholdy uit 1826. ↩
- In 1853 is er in België nog een beperkt cijnskiesrecht voor mannen: hoe meer belastingen een man betaalt, des te meer stemmen hij kan uitbrengen. Pas door de grondwetsherziening van 1921 werd in België het algemeen enkelvoudig stemrecht ingevoerd voor mannen; vrouwen kregen evenwel enkel op gemeentelijk niveau stemrecht (uitgezonderd de groot-oorlogsweduwen (WO1), die ook op nationaal niveau mochten stemmen). Het algemeen vrouwenkiesrecht werd pas na de Tweede Wereldoorlog in 1948 goedgekeurd. ↩
- Deze stedelijke schouwburg deed verder dienst als ‘Huurschouwburg’, en werd van 1945 tot 1958 door het stadsbestuur ter beschikking gesteld aan het eerste zelfstandige Jeugdtheater. In oktober 1945 woonde ik als peuter van 2,5 jaar de eerste voorstelling bij: De Beer en de Pacha, een komedie van Eugène Scribe, voor de jeugd bewerkt door Corry Lievens (of ‘Tante Corry’, eerste directrice van het Jeugdtheater). Helaas werd dit mooie theater in 1958 gesloten en in 1961 gesloopt, om plaats te maken voor een onpersoonlijk kantoorblok dat Theaterbuilding werd gedoopt. ↩
- Voor de geschiedenis van het Nationael Tooneel, de KNS en het Nationaal Toneel van België, zie: Brouwers, Toon; De Vos, Jozef; Peeters, Frank; Van den Dries, Luk & Van Schoor, Jaak. Tussen De Dronkaerd en Het kouwe Kind. 150 Jaar Nationael Tooneel, KNS, Het Toneelhuis. Ludion, 2003, pp. 133-167. ↩
- Jos Gevers (1894-1977), een der meest getalenteerde Vlaamse acteurs van de twintigste eeuw, speelde bij de socialistische amateurkring De Waarheid, vocht tijdens WO2 aan het IJzerfront en werkte nadien als arbeider bij de Minerva-autofabriek in Antwerpen. In 1922 werd hij aan het KNS-gezelschap verbonden, waar hij (behalve in 1947-1948, toen hij bij de Haagse Comedie speelde) tot 1969 actief bleef. Hij beheerste alle genres en blonk uit in tragische, komische en tragikomische rollen. Hij was gehuwd met de actrices Nora Oosterwijk en Jet Naessens. ↩
- Op initiatief van Herman Teirlinck in 1946 aan het Nationaal Toneel toegevoegd, met een volledige en intensieve driejarige dagopleiding. ↩
- Corry Lievens’ bewerking van het Indisch sprookje Saidjah werd door het Jeugdtheater reeds opgevoerd tijdens het seizoen 1945-1946. ↩
- Richard Declerck was de eerste socialistische provinciegouverneur (1946-1966) in Vlaanderen. ↩
- In die tijd werden er op zondag nog twee voorstellingen gespeeld (om 15 en 20 uur). ↩
- Ben Royaards zou van 1931 tot 1963 (met een korte onderbreking tussen 1943 en 1947 toen hij in Nederland werkte) deel uitmaken van het KNS-gezelschap. Van 1963 tot 1966 was hij actief bij het Nederlandse gezelschap Ensemble. Zijn vader Willem Royaards (1867-1929) debuteerde in 1887, en speelde onder meer in het Deutsches Theater (Berlijn) onder de directie van Max Reinhardt. In Nederland werkte hij samen met Eduard Verkade en stichtte hij in 1908 het gezelschap Het Toneel, waarmee hij van 1921 tot 1924 de Amsterdamse Stadsschouwburg bespeelde. In 1919 kreeg hij een eredoctoraat van de Universiteit Leiden. ↩
- Joris Diels (1903-1992), Vlaamse toneelacteur, regisseur en auteur, gehuwd met de actrice Ida Wasserman, was directeur van de KNS Antwerpen (1935-1938 en 1939-1944), en werkte na WO2 voornamelijk in Nederland, waar hij o.m. jarenlang co-artistiek leider was van de Haagse Comedie. ↩
- Zie o.m. de recensie van WIDES (Willy De Schutter) in De Nieuwe Gazet, 20.09.1954. ↩
- Kott, Jan. Shakespeare tijdgenoot. Vertaald door Berend Hulsing (oorspronkelijke titel: Szkice o Szekspirze). Amsterdam: Moussault, 1967. ↩
- Kott, pp. 195-196. ↩
- Zie documentatiemap over Midzomernachtsdroom, in FelixArchief Antwerpen (MA#72296). ↩
- WIDES (Willy De Schutter) in De nieuwe Gazet, 20.09.1954. ↩
- Maxim Kröjer in Het Handelsblad, 20.09.1954. ↩
- Midzomernachtsdroom (1954): jubileumvoorstelling op 27.04.1954, publiekspremière op 18.09.1954. Nederlandse vertaling: L.A.J. Burgersdijk. Regie: Ben Royaards. Decor en kostuums: Mimi Peetermans. Muziek: Felix Mendelssohn-Bartholdy. Theseus: Piet Bergers, Hippolyta: Jeanne Geldof, Egeus: Frans Van den Brande, Lysander: Dom. De Gruyter, Hermia: Ketty Van de Poel, Demetrius: Marcel Hendrickx, Helena: Tine Balder, Philostratus: Martin Van Zundert, Dissel: Gaston Vandermeulen, Schaaf: Lode Van Beek, Spoel: Ward De Ravet, Wind: René Bertal, Slokker: Maurits Goossens, Tuit: Remy Angenot, Oberon: Jos Gevers, Titania: Jet Naessens, Puck: Luc Philips, elfjes: Balletschool KVO, sprekend elfje: Jeannine Schevernels, gevolg van Theseus en Hippolyta: Studio Nationaal Toneel. ↩