Editoriaal

Over de marges: zorgen voor de kunsten

Zeynep Kubat

De maartse buien en aprilse grillen zijn inmiddels voorbij, maar het stormt nog steeds in onze samenleving. Onze omgang met de pandemie heeft niet enkel bestaande ongelijkheden in onze samenleving zichtbaar gemaakt, maar heeft ze ook versterkt en nieuwe onrechten gecreëerd. Een jaar geleden, aan het begin van onze fysieke en mentale opsluiting, durfden sommigen nog hoopvol ermee om te gaan: de pandemie kon ons dwingen om onze huidige levenswijzen te herzien. Met meer burgerinitiatieven, onderlinge empathie en zorg voor elkaar zouden we de samenleving loswrikken uit de houdgreep van onderdrukkende kapitalistische prioriteiten. Tot nu toe bleek niets minder waar.

Een jaar later kreunt de kunstensector nog steeds onder de druk van de coronamaatregelen. De weerstand van de sector was reeds verzwakt door ingrijpende overheidsbesparingen en een prangend gebrek aan subsidies vóór de pandemie. Hoeveel immuniteit zal er nog overblijven na de corona-aanval? Initiatieven als Still Standing for Culture in verschillende Belgische steden, de voedselbedeling door Feed the Culture in Brussel en de online solidariteitsacties van State of the Arts getuigen van een grote betrokkenheid vanuit kunstenaars en kunstliefhebbers voor elkaar, maar zijn niet duurzaam omdat de structuren die precarisering veroorzaken – de onzekerheid over baan en bestaan – blijven bestaan. Het is zoals corona onderdrukken met een pijnstiller in plaats van een vaccin.

Precariteit in het kunstenveld is echter geen nieuw verschijnsel. Bestaande klassenverschillen en de lage lonen of zelfs een totaal gebrek aan inkomsten hebben weliswaar een verschillende impact per individu, maar deze ongelijke cultuureconomie bepaalt ook wie het ecosysteem van de kunsten in stand houdt zoals dat nu is. Veel onderzoekers, kunstenaars en activisten, zoals Gregory Sholette in de USA of het Zwitserse Wages For Wages Against, brengen dergelijke processen van precarisering in de kunstensector al jaren onder de aandacht. Maar kan het zijn dat precariteit ook een motor is voor kritische verbeelding? Kunst ontstaat immers altijd in een bepaalde context, uit een wisselwerking tussen individu en maatschappij in een bepaalde tijd en geografie op de historische wereldkaart.

Uit dezelfde noden die precariteit in de kunsten op de agenda hebben gezet, ontstond ook een vernieuwde aandacht voor de filosofie van zorgzaamheid, een denkwijze die voortkomt uit het intersectioneel feminisme. Hoewel de Engelse term ‘care’ te pas en te onpas wordt gebruikt, omvat hij een belangrijke visie op een betere samenleving met gelijke rechten en empathie voor medemens en natuur. Het zijn immers dezelfde ziektes van de maatschappij die armoede, onderdrukking en ecologisch verval zaaien. Geïnspireerd door auteurs als de Amerikaans-Italiaanse radicale feminist en marxist Silvia Federici, zoeken kunstenaars ook naar manieren om deze filosofie binnen te brengen in onze brede cultuur via de kunst zelf. Zorgzaamheid is echter een leerproces. We moeten helen, maar wie gaat ons leren hoe?

Mijn generatie (ik ben van 1993) leerde nog op de schoolbanken binnen een witte, patriarchale en grotendeels katholieke onderwijstraditie dat de geschiedenis bepaald wordt door grootse individuen in het westerse centrum van de wereld. De schoolbanken houden echter nog steeds verouderde waarden hoog, ook in de kunst. We leren om altijd in de voetstappen te treden van onze voorgangers, terwijl we door de modder van de maatschappij waden. Iedereen volgt dezelfde beweging, elk lichaam wordt geacht hetzelfde te doen – verschillende choreografen, acteurs en muzikanten beamen dit in hun bijdragen door dergelijke dictatoriale choreografieën of repertoirenummers te bekritiseren. De geschiedenis wordt echter evenzeer bepaald door de handelingen, reacties en revolte van individuen in de marge, in de onderstromen, in de ‘donkere materie’ van de maatschappij.

Om te helen, moeten we buiten ons blikveld treden en het potentieel van liminaliteit ontdekken: wanneer een grens overschreden wordt, zit de kracht van verandering in de tijdelijke desoriëntatie die hierop volgt. De beeldbijdrage in dit nummer illustreert dit potentieel. De kunsten kunnen het goede voorbeeld geven en het vaste pad verlaten om op een eigenwijze manier te reageren op de huidige overheersende tijdgeest door het repertoire-denken teniet te doen en door mee te strijden voor gelijkheid in de samenleving. Enkele bijdragen in dit nummer pleiten voor meer zorgzaamheid en basis­inkomen, maar tonen ook aan hoe onderzoek in de kunsten een eerste stap in deze richting kan zijn. Volgens mij zitten we nu aan begin van de liminaliteit, en is dit slechts de stilte voor de échte storm.