This article is also available in English.

De kunst van (ver)talen Dialoog

Inbetween Oost en West. Een architecturaal ensemble

Ine Engels

Dialoog met Shervin/e Sheikh Rezaei
Data: 22 juli 2021 and 22 oktober 2021

ENSEMBLE: An Architecture of the Inbetween is het boek van architecte en kunstenares Shervin/e Sheikh Rezaei dat eind 2020 verscheen. Het is het resultaat van haar eerste soloreis naar haar thuisland Iran, die ze in de winter van 2018 ondernam. Sheikh Rezaei schrijft over de twee culturen waartussen ze zich beweegt, de Midden-Oosterse (Iraanse) en de westerse (Belgische), en het in-between-gevoel waarmee ze werd geconfronteerd tijdens haar reis. In haar onderzoek zocht ze naar een polyfone plek, een architecturaal ensemble dat beide culturen samenbrengt. Ze doet dit in twee talen: het Farsi en het Engels. In een gesprek met Ine Engels geeft ze toelichting bij het ontstaan van deze tweetalige publicatie.

Dialogue with Shervin/e Sheikh Rezaei
Date: July 22, 2021 and October 22, 2021

ENSEMBLE: An Architecture of the Inbetween is the book by architect and artist Shervin/Sheikh Rezaei published at the end of 2020. It is the result of her first solo trip to her home country Iran, which she undertook in the winter of 2018. Sheikh Rezaei writes about the two cultures between which she moves, the Middle Eastern (Iranian) and the Western (Belgian), and the in-between feeling she experienced during her trip. In her research, she searched for a polyphonic place, an architectural ensemble that unites both cultures. She does this in two languages: Farsi and English. In a conversation with Ine Engels, she discusses the creation of this bilingual publication.

Shervin/e Sheikh Rezaei ontwierp een architecturaal ensemble waarbij ze zich baseerde op Foucaults theorie over de heterotopie.1 Ze creëerde een intermediaire ruimte waar verschillende plekken, culturen en identiteiten verenigd worden die op het eerste gezicht onverenigbaar lijken. Als transcultureel persoon vindt Sheikh Rezaei het belangrijk om een transparant kader te bieden aan iedereen die haar/zijn/hun persoonlijke verhaal wil vertellen zonder te botsen op vooroordelen. Het ensemble, dat bestaat uit een ingang als symbool voor geboorte, een tempel als symbool voor de toekomst en een mausoleum als symbool voor het verleden, is dit transparant kader. Het vormt een carte blanche en tegelijkertijd een illusie van neutraliteit. Een ruimte waar continu nieuwe verhalen binnenkomen is namelijk nooit neutraal, maar doordrongen van subjectiviteit.

Fig 1: PLAN ENSEMBLE

Ine Engels:

ENSEMBLE is een erg persoonlijk verhaal geworden. Hoe is het boek tot stand gekomen?

Shervin/e Sheikh Rezaei:

Het begin van ENSEMBLE ligt bij mijn masterthesis. Daarvoor moest ik een reis maken, dus koos ik ervoor om in 2018 naar Iran te gaan, het land waar mijn beide ouders zijn geboren en waar ik me nauw mee verbonden voel. Tijdens mijn reis hield ik een dagboek bij met foto’s van het Iraanse landschap. Hierin beschreef ik kort mijn ervaringen en gemoedstoestand. De overgang van dagboek naar thesis en later ENSEMBLE bestond uit het zoeken naar raakvlakken met anderen. Een kunstwerk wordt pas echt interessant wanneer anderen zich hierin kunnen vinden en uitdrukken. Samenwerking is heel belangrijk voor mij. Na het dagboek kwam het ontwerpen, de theorie, de tekst en het kiezen van het materiaal. De kunstenares Weronika Zalewska, die de proloog schreef, heeft een enorme rol gespeeld in de afwerking van het boek. Zij zette mijn tekst om in beeldtaal. Dankzij haar is het boek zo lyrisch geschreven.

IE: ENSEMBLE is geschreven in het Engels en het Farsi. Waarom heb je deze twee talen gekozen?

SSR: De eerste versie van het boek werd geschreven in het Nederlands, het Farsi en het Engels. Ik zag het Engels eerder als een in-between-taal, het Farsi als mijn moedertaal en het Nederlands als de taal die ik dagelijks hanteer. Om verschillende redenen hebben we het Nederlands weggelaten. Dit was vooral de keuze van de uitgever. Ik vond het belangrijk om het Farsi en het Engels aanwezig te houden in het boek, aangezien ik spreek over mijn twee identiteiten, die worden vormgegeven door de talen die ik spreek. Een identiteit wordt volgens mij gevormd door de taal die we bezitten. Ook wanneer we uitdrukken wat we zien of wat we horen, grijpen we terug op taal. Daarom is taal altijd belangrijk, niet alleen voor ENSEMBLE, maar voor alle werken die iets uitdrukken.

Ik zag het Engels eerder als een in-between-taal, het Farsi als mijn moedertaal en het Nederlands als de taal die ik dagelijks hanteer

IE: Vind je het jammer dat het Nederlands geen plaats heeft gekregen in de finale publicatie?

SSR: Aan de ene kant vind ik het jammer omdat het Nederlands de taal is waar ik de meeste affiniteit mee heb. Anderzijds begrijp ik de keuze wel. Publiceren in het Nederlands spreekt niet per se een internationaal lezerspubliek aan. De meeste lezers lezen ook moeiteloos teksten in het Engels, dus voor ENSEMBLE was het Nederlands geen meerwaarde. Bovendien visualiseert het gebruik van twee talen in plaats van drie mijn concept van de in-between. Ik schrijf over het bewegen tussen het Midden-Oosten en het Westen, twee culturen die uiting krijgen in twee talen: het Farsi en het Engels. Toch moet ik toegeven dat ik het nu misschien anders zou aanpakken. Je in between culturen begeven is zo’n rijke ervaring waar verschillende talen en taalvormen bij komen kijken. Als ENSEMBLE nu zou gepubliceerd worden, zou ik proberen om het Nederlands wel te behouden.

Fig. 2: Analysis drawings - ENSEMBLE, 2018

IE: Je benoemt het Engels als een in-between-taal en het Farsi als je moedertaal. Voel je je dichter bij de ene taal dan de andere?

SSR: Ik koos het Farsi vooral voor mijn ouders en familie. Ik wilde dat zij goed begrepen waar ik het over had in mijn boek, dus vroeg ik mijn nicht Hanieh Rezvani om de tekst te vertalen naar het Farsi. Niloufar Nematollahi en Ehsan Yadollahi hebben de vertaling overgelezen. Mijn kennis van het Farsi is eerder op basisniveau. Ik gebruik de taal voornamelijk in de huiselijke context, dus een theoretische tekst vertalen verloopt moeizaam. Net omwille van deze taalbarrière is het vaak moeilijk om mijn werk in detail uiteen te zetten voor mijn ouders. Voor ENSEMBLE kenden zij mijn werk voornamelijk via beelden. Ik vond het enorm fijn om hen eindelijk een theoretische tekst in het Farsi te kunnen voorleggen en zo mijn werk in woorden te delen. De vertaling van mijn werk naar het Farsi was voor mij ook een kans om me te bewijzen. Ik ben opgegroeid met het gevoel dat ik ernaar moet streven om ergens te raken. Ambitie werd bij ons thuis echt gestimuleerd. Ik begrijp mijn ouders op dat vlak. Zij zijn naar België verhuisd voor de toekomst van hun kinderen, dus het is belangrijk om iets van die toekomst te maken. Het Engels zie ik dan weer als een in-between-taal omdat het een universele taal is. Wanneer we mensen ontmoeten die een andere taal spreken en er een taalbarrière heerst, kiezen we voor het Engels om naar woorden te zoeken. Het Engels is een soort tegemoetkoming.

IE: Je gaf jouw boek de titel 'An' Architecture of the Inbetween en niet 'The' Architecture of the Inbetween. Waarom?

SSR: ENSEMBLE heb ik geschreven op acht maanden tijd. Daarna kon ik mijn werk even niet meer zien. Wanneer een tekst eenmaal vaststaat lijkt het alsof deze over x aantal jaren nog steeds moet kloppen, alsof er geen plek is voor evolutie. Het lijkt dan alsof ik mijn theorie als enige waarheid naar voren schuif, wat zeker niet het geval is. Vandaar de keuze om ‘een’ mogelijke architectuur te vormen en niet ‘de’ architectuur.

IE: Naast jouw eigen stem maakte je plaats voor andere stemmen in ENSEMBLE. Vier transculturele vrouwelijke kunstenaars en denkers – Mira de Boose, Deveny Faruque, Niloufar Nematollahi en Oriana Lemmens – zijn aan het woord in de epiloog. Vanwaar de keuze om een epiloog toe te voegen?

SSR: De epiloog heb ik geschreven omdat ik aan het einde van mijn onderzoek inzag dat ik voornamelijk refereerde aan witte, westerse, mannelijke auteurs en kunstenaars. Dit stoorde me. Ik had twee opties. Ofwel kon ik op zoek gaan naar Iraanse vrouwelijke kunstenaars, waarmee ik een connectie voel en naar wie ik kon verwijzen. Ofwel kon ik een epiloog schrijven waarin ik eerlijk ben over de tekortkomingen van mijn onderzoek en waarin ik andere transculturele vrouwen de ruimte geef om te spreken over hun eigen werk en achtergrond. Ik vind het belangrijk dat vrouwen met diverse achtergronden vaker aan het woord komen, gehoord worden en niet alleen gezien worden. Tegenwoordig wordt diversiteit steeds meer in beeld gebracht, maar de stemmen worden vaak nog niet gehoord. Het luisteren naar de persoonlijke verhalen van anderen helpt ons ook om los te komen van stereotypen en standaardiseringen. In ENSEMBLE doel ik op het creëren van een nieuw veelzijdig beeld door verschillende perspectieven samen te brengen.

IE: In je referenties verwijs je naar Robert Smithson, Donald Judd, Dan Graham en Robert Morris. Vanwaar de interesse in land art (landschapskunst)2 en minimal art (minimalisme)?3

SSR: Ik heb me altijd al aangetrokken gevoeld tot de minimalisten en conceptuele kunstenaars. Ik vind het fantastisch om te zien hoe ze alles uitpuren. Ze onttrekken hun werk van ornament tot ze bij het concept terechtkomen, de pure essentie. Net zoals de minimalisten zoek ik naar de rust in mijn werk, deels omdat mijn persoonlijkheid heel open en druk is. Ik heb niet altijd mijn persoonlijkheid ten volle kunnen uiten. Veel vrouwen zullen zich hierin herkennen. Wij vrouwen temperen maar al te vaak onze stemmen om te voldoen aan het verwachtingspatroon van de maatschappij. bell hooks heeft het in een van haar werken over ‘sexist socialization’ waarbij vrouwen systematisch wordt aangeleerd dat assertiviteit een exclusief mannelijke karaktereigenschap is.4 Vrouwen, en al zeker vrouwen van kleur die opkomen voor zichzelf, worden stereotiep als luidruchtig of buitensporig afgestempeld. Thuis en binnen mijn vriendenkring discussieerden we hier vaak over. Mijn vader, die me alleen maar wilde beschermen tegen deze vooroordelen, spoorde me aan om de normen van de maatschappij te volgen. Ik ruilde bijvoorbeeld mijn patroonrijke kledij in voor iets neutraler. Zo zou ik niet te veel opvallen. Vandaag heb ik soms nog het gevoel dat ik te veel drukte breng in mijn omgeving. Het hangt af van wie zich in mijn omgeving bevindt. Ik heb een aantal vrienden uit de performancewereld en bij hen kan ik volledig mijn extraverte zelf zijn zonder me zorgen te maken over vooroordelen. Mijn werk is voor mij een meditatieve praktijk die me toelaat tot rust te komen. Ik hoef niet te schreeuwen om mezelf uit te drukken in mijn werk. De wens om volledig mezelf te kunnen zijn wordt gereflecteerd in mijn ensemble-ontwerpen door het gebruik van plexiglas. Het is een transparant materiaal dat zich, zoals een kameleon, aanpast aan de kleur- en lichtomstandigheden van de omgeving. Het creëren van een ruimte waar iedereen zijn/haar/hun verhaal op kan projecteren zonder zich te moeten aanpassen aan de heersende norm is een zeer aantrekkelijk en tegelijkertijd utopisch beeld.

IE: Zou het kunnen dat je (on)bewust opteerde voor deze westerse referenties omdat je wilde voldoen aan de eisen van de markt waarin je boek werd gepubliceerd?

SSR: De keuze voor deze referenties volgt uit het feit dat ik nu eenmaal westers ben geschoold. Ik ging mijn hele leven naar school in België en studeerde zes maanden aan de Bauhaus-Universität in Weimar. Ik kijk enorm op naar de modernistische stijl en het werk van de architect Ludwig Mies van der Rohe. Ik heb ook lange tijd gewerkt rond het functionalistische gedachtegoed ‘form follows function’. Net zoals bij het minimalisme staat de pure essentie hier centraal. Ik vind het belangrijk dat deze inspiratiebronnen, die mijn westerse identiteit mee hebben gevormd, (in)direct een plaats krijgen in mijn boek. Daarnaast durf ik ook patronen en ornament tonen in mijn ontwerpen in ENSEMBLE. De opzet van het boek was op zoek te gaan naar het in-between zijn tussen het Westen en het Midden-Oosten en dus beide culturen/identiteiten te uiten. Daarom heb ik mijn ensemble-ontwerpen uitgewerkt in verschillende materialen. Plexiglas, een populair medium voor de minimalisten, is een uiting voor het Westen. Tapijt, een materiaal dat alomtegenwoordig is in Iran, representeert het Midden-Oosten. De tapijten zijn gemaakt door een lokaal bedrijf in België, maar in de toekomst zou ik ze graag laten maken in Iran. Zo zou je goed het verschil zien tussen machinewerk uit het Westen en handwerk uit het Midden-Oosten.

Mijn doel was zoeken naar een architectuur die voor verschillende mensen een herkenningspunt vormt, ongeacht hun achtergrond, cultuur en geloof. Een transculturele architectuur die verschillen overstijgt en waar men elkaar begrijpt. Dit is zeer utopisch en daarom onbereikbaar.

IE: Niloufar Nematollahi heeft het in de epiloog over de gevaren van fetisjisme en culturele toe-eigening.5 Hoe sta jij hier tegenover?

SSR: In het begin vond ik het confronterend om Niloufars tekst te lezen. Ik heb wat tijd nodig gehad om haar reflecties te verwerken. Vandaag ben ik haar heel dankbaar voor haar inbreng. Niloufar deed en doet me nog steeds anders kijken naar mijn eigen werk. Mijn ontwerp is een mengeling van de architectuur uit het Westen en het Midden-Oosten. Ik heb de plannen van bekende gebouwen zoals de Propylaea van de Acropolis in Griekenland, de boog van Titus in Italië, de Villa La Rotonda van Palladio en referenties aan pleinen zoals Isfahan in Iran letterlijk op elkaar geplaatst en er een heterotopie van gemaakt – een combinatie van verschillende architectonische elementen.6 Mijn doel was zoeken naar een architectuur die voor verschillende mensen een herkenningspunt vormt, ongeacht hun achtergrond, cultuur en geloof. Een transculturele architectuur die verschillen overstijgt en waar men elkaar begrijpt. Dit is zeer utopisch en daarom onbereikbaar. Je kan het vergelijken met het proberen uit de wereld helpen van racisme. Dat kan gewoonweg niet, maar we kunnen hier wel naar streven. Voor mij ligt het verschil met fetisjisme en culturele toe-eigening in de gebruikscontext. Streef je naar een beter begrip van culturen of maak je je een cultuur eigen om op te vallen of erkenning te krijgen? Ik heb het bijvoorbeeld moeilijk wanneer Belgische jongeren Arabische termen uit de Koran tussen het Nederlands gooien. Hoewel het fijn is om te zien hoe talen evolueren, blijft het belangrijk om de oorspronkelijke gebruikscontext te respecteren.

IE: Dit doet me denken aan het actuele debat rond diversiteit. Denk je dat het gesprek rond diversiteit wordt gevoerd vanuit een oprechte bezorgdheid of vooral omdat het een trendy thema is dat nu leeft?

SSR: Bepaalde sectoren zitten momenteel in een overgangsperiode. Het gesprek rond diversiteit wordt hier gevoerd omdat men beseft dat de tijd van de gekleurde stemmen is aangebroken. Ik denk niet dat mensen echt ‘bezorgd’ zijn of ‘trendy’ willen zijn als het rond diversiteit draait. Vandaag worden er vragen op tafel gelegd die men vroeger niet durfde te stellen. Diversiteit is een deel geworden van onze hedendaagse realiteit. Om dit gesprek te blijven voeren moeten we gericht actie ondernemen. Een groeiend bewustzijn is niet genoeg. Toen ik lesgaf aan LUCA School of Arts vroeg ik mijn studenten bijvoorbeeld om een twintigtal referenties te vinden waarvan minstens de helft verwijst naar vrouwelijke auteurs en minstens de helft naar niet-westerse auteurs. Dat is echt geen gemakkelijke opdracht. Ik kijk zelf maar al te vaak naar kunst die is gemaakt door mannen zonder hierbij stil te staan. Het gebeurt onbewust. Deels valt dit te wijten aan ons onderwijssysteem, waarbij studenten een zeer eenzijdig perspectief aangeleerd krijgen. Toch merk ik dat ons onderwijs evolueert. Ik volg dit jaar het vak Kunstenaarsteksten aan KASK & Conservatorium en ben aangenaam verrast door de grote verscheidenheid aan auteurs die aan bod komen. Niet-westerse auteurs worden ook niet langer uitgelicht omwille van hun herkomst, maar zijn simpelweg deel van de les. Hoewel dit een enorme vooruitgang is, blijft de zoektocht naar andere gekleurde stemmen iets waar actief naar gestreefd moet worden.

Fig. 5: Shervin/e Sheikh Rezaei with mirror of the ENSEMBLE, 2021.
Foto door: Emma Raymaekers

Fig. 6: Tapestry of the ENSEMBLE II, 2021.
Foto door: Tiny Geeroms

IE: Weronika Zalewska heeft het in de proloog over de artistieke praktijk van de architect die naast de rol van maker ook de rol van kunstenaar aanneemt wanneer deze begint te werken met verhalen. Hoe zou je je eigen artistieke praktijk binnen ENSEMBLE omschrijven?

SSR: Ik noem mezelf architect omdat ik ben afgestudeerd als architect en officieel ben benoemd. Voor mij is een architect echter het totaalpakket van kunstenaar, tekenaar, schilder, beeldhouwer, vormgever, ontwerper, wiskundige en bouwer. Als ik alles onder de knie heb, dan zal ik mezelf pas echt beschouwen als een architect. Misschien is dit totaalpakket op zich al een utopie. Kan je ooit alles perfect beheersen? Hetzelfde geldt voor de rol van kunstenaar. Ik noem mezelf niet graag kunstenaar omdat ik ten eerste geen officiële opleiding heb gevolgd, en ten tweede het gevoel heb dat ik nog niet lang genoeg in de praktijk van de kunstwereld zit. Ik vind het wel opvallend dat ik mezelf voorstel als kunstenaar aan architecten en als architect aan kunstenaars, alsof ik mezelf nooit tot dezelfde wereld kan rekenen. Er gaat veel onzekerheid gepaard met het benoemen van mezelf als architect en/of kunstenaar. Het is moeilijk om de imaginaire grens te trekken tussen de twee. Ik heb dan ook een uitzonderlijk proces doorlopen. Op school kreeg ik les van docenten uit EAD (Explorative Architecture & Design) die me vooral conceptueel leerden ontwerpen. Daarna ben ik halftijds gaan werken op een architectenbureau, waar ik vaak de artistieke projecten voor mijn rekening nam. Ik stond altijd al dichter bij het artistieke proces dan bij de bouwpraktijk. Vandaag ben ik gestopt met architectuur en heb ik een eigen zelfstandige artistieke praktijk. Ik probeer de laatste tijd zowel de rol van architect als de rol van kunstenaar meer te omarmen.

IE: Het beoefenen van architectuur was oorspronkelijk een exclusief mannelijk beroep. Denk je dat je het hierdoor soms moeilijk hebt om jezelf architect te noemen?

SSR: In mijn geval is het niet zozeer het beroep, maar de stijl van mijn werk die vaak wordt geassocieerd met ‘het mannelijke’. De invloeden uit het modernisme en het minimalisme leveren een droge stijl op zonder veel kleur of ornament. In mijn omgeving merk ik dat deze stijl vaak wordt gelinkt aan een zekere strengheid en autoriteit, twee begrippen die op hun beurt stereotiep worden toegeschreven aan mannen. Als assertieve vrouwelijke architect/kunstenaar die werkt rond deze ‘strenge’ stijl krijg ik daarom soms eigenschappen zoals ‘luidruchtig’ of ‘dominant’ naar het hoofd gegooid. Dit is een voorbeeld van gendergekleurd taalgebruik dat noch voor mannen, noch voor vrouwen gunstig is. In ENSEMBLE doel ik op het creëren van een ruimte waar we leren luisteren naar iemand zijn/haar/hun verhaal zonder die persoon in genderhokjes te duwen.

IE: Hoe zie jij de verhoudingen tussen taal, cultuur en identiteit?

SSR: Deze drie begrippen hangen vast aan één slinger. Ze hebben elkaar nodig om tot uiting te komen. Taal zorgt voor de constructie van een identiteit binnen een cultuur. Cultuur moet worden omgezet in taal om een identiteit te vormen. En identiteit kan je pas vormgeven binnen een cultuur door de toepassing van taal.

In ENSEMBLE heb ik geprobeerd om mijn Iraanse identiteit dichter te brengen bij mijn Belgische identiteit, om de afstand tussen de twee te verkleinen. De vraag of ik hierin ben geslaagd is voor mij minder van belang. Mijn werk is gepubliceerd, maar ik ben nog lang niet uitgeschreven of uitgepraat. Net zoals ik me tussen twee culturen begeef, zweef ik ook tussen standpunten in. Sta ik als transculturele vrouwelijke kunstenaar volledig achter het gebruik van westerse referenties om mijn werk vorm te geven? Een definitief antwoord kan ik niet geven. Vaak zit ik met gemengde gevoelens. Op die momenten denk ik terug aan de essentie van ENSEMBLE, waarbij het niet draait om twee aparte culturen te representeren, maar om het contact tussen de twee mogelijk te maken; en een derde ruimte te creëren zonder hiërarchie. Dit is een heel idealistisch beeld dat nooit volledig kan worden gerealiseerd. Het besef dat niet het resultaat maar het proces hiernaartoe hetgeen is wat er werkelijk toe doet, is voor mij de belangrijkste stap geweest.

Shervin/e Sheikh Rezaei. ENSEMBLE: An Architecture of the Inbetween. Art Paper Editions, Gent, 2020.

Van 19.03.2022 - 30.04.2022 loopt de tentoonstelling Archive, images: vergetelheid / əˈblivēən van Shervin/e Sheikh Rezaei in Valerie Traan Gallery, Antwerpen.

+++

Ine Engels

is student kunstwetenschappen – beeldende kunst en architectuur – aan de Universiteit Gent. In 2019 behaalde ze aan dezelfde universiteit haar masterdiploma in de taal- en letterkunde Engels-Spaans. Gedurende het academiejaar 2020-2021 liep ze stage bij FORUM+.

ine.engels@ugent.be

Shervin/e Sheikh Rezaei

is een Belgische architecte en kunstenares gevestigd in Gent (1994, België/Iran). Ze studeerde Medien Architektur aan de Bauhaus-Universität in Weimar en studeerde in 2018 af als architect in Experimental Architectural Design aan de Faculteit Architectuur van KU Leuven in Gent. Daarna werkte ze als architect bij jan de vylder inge vinck architecten en werd ze voor een jaar aangesteld als gastdocent Mixed Media for Interior Design aan LUCA School of Arts in Brussel en Gent. Momenteel legt ze zich volledig toe op haar eigen kunstpraktijk.

shervin.shr@gmail.com

Noten

  1. Heterotopie: het mengen van verschillende architectonische elementen als een manier van relateren. Heterotopia is in staat om meerdere ruimten naast elkaar, of zelfs in elkaar, op één plaats te plaatsen – meerdere plaatsen die contextueel onverenigbaar lijken. Het is een ruimte waar objecten, ruimtes, gevoelens, verhalen en juxtaposities mogelijk worden gemaakt buiten de logica van onze culturele perceptie. De term is ontleend uit Foucault, Michel. "Of Other Spaces: Utopias and Heterotopias", in Architecture / Movement / Continuité, 1967. Vertaald uit het Frans door Jay Miskowiec.
  2. ‘Land Art or earth art is art that is made directly in the landscape, sculpting the land itself into earthworks or making structures in the landscape using natural materials such as rocks or twigs.’ Citaat uit Tate Art Terms, www.tate.org.uk/art/art-terms/l/landart, laatst geraadpleegd op 22 oktober 2021.
  3. ‘Minimalism is an extreme form of abstract art developed in the USA in the 1960s and typified by artworks composed of simple geometric shapes based on the square and the rectangle.’ Citaat uit Tate Art Terms, www.tate.org.uk/art/art-terms/m/minimalism, laatst geraadpleegd op 22 oktober 2021.
  4. hooks, bell. All About Love: New Visions. HarperCollins Publishers Inc, 2000.
  5. De volledige tekst van Niloufar Nematollahi is te lezen op www.shervinsheikhrezaei.com.
  6. Foucault, Michel. "Of Other Spaces: Utopias and Heterotopias", in Architecture / Movement / Continuité, 1967. Vertaald uit het Frans door Jay Miskowiec.